Cultuur & boeken

Als vrouw geroepen om te dienen in gezin of maatschappij

Ze interviewde tien christenvrouwen over hun roeping in maatschappij, gezin en kerk. Als „elfde vrouw” weet Roosmarijn Reijnoudt, auteur van het recent verschenen boek ”Vrouw en werk”, dat het leven niet altijd loopt zoals gepland. Het leerde haar: werk is waardevol. Maar wel relatief.

29 May 2023 11:53Gewijzigd op 29 May 2023 17:50
Roosmarijn Reijnoudt. beeld Jaco Hoeve fotografie
Roosmarijn Reijnoudt. beeld Jaco Hoeve fotografie

Ze zochten alle tien naar hun plaats in gezin of maatschappij. En ze bieden alle tien een openhartig inkijkje in hun arbeidzame leven, of het ontbreken daarvan. Roosmarijn Reijnoudt (1988) portretteerde in haar boek ”Vrouw en werk” tien „gewoon bijzondere” vrouwen.

Onder anderen CU-lijsttrekker Mirjam Bikker, wetenschapper Hanneke Schaap, thuisblijfmoeder en voormalig chirurg Hilde Westerman en gezinshuisouder Ellen Genee delen –soms voor het eerst– hoe ze zijn terechtgekomen op de plaats waar ze nu dienstbaar zijn in gezin en maatschappij. Het boek is bedoeld om andere vrouwen te inspireren en aan te sporen om na te denken over wat hen drijft in het leven. En om de kijk op betaald werk te verrijken.

19349322.JPG
Roosmarijn Reijnoudt. beeld Jaco Hoeve fotografie

Tijdens de gesprekken die Reijnoudt voor haar boek voerde, viel met grote regelmaat het woord roeping. Zo vertelt politica Mirjam Bikker dat haar baan in de Tweede Kamer enkel te doen is „als je er samen (met je man, LdH) achter staat en als je er een roeping voor ervaart”.

Ook Willemien van de Ridder, voormalig werker voor stichting Stéphanos in Malawi, neemt het woord roeping in de mond. In 2022 besloot ze terug te keren naar Nederland om bij haar ouders te gaan wonen en voor hen te zorgen. „Ik ben de enige in ons gezin die alleengaand is”, zegt ze, „en ik voel me geroepen dat te doen.”

Voor Rina Molenaar, directeur-bestuurder van Woord en Daad, is roeping „wel een hoogdravend” woord. Tegelijkertijd voelt ze –„en dat is dan misschien roeping”– dat God haar op de plek heeft gezet waar ze haar talenten mag inzetten. „En ik zie dat Hij dat werk zegent. Ik word bevestigd.”

De verhalen van de tien geïnterviewde vrouwen laten zien dat roeping niet enkel iets is wat „heel bijzondere mensen” ervaren, zegt Reijnoudt. Ze vond het opmerkelijk dat het gros van de tien vrouwen óók spreekt over roeping als het gaat om hun plaats in samenleving en gezin. „Niet omdat deze vrouwen een specifieke Bijbeltekst hebben gekregen. Wel omdat ze God proberen te dienen, thuis en op het werk. En omdat ze merken dat God Zijn zegen geeft over de weg die ze gaan.”

Roeping en leiding liggen vaak heel dicht bij elkaar, concludeert Reijnoudt. Ze is getrouwd, moeder van een dochter en werkt parttime als journalist bij het Reformatorisch Dagblad.

Ervaar je zelf ook een roeping in je leven?

„Jazeker. Maar niet specifiek op het vlak van werk. De roeping van mijn leven –en volgens mij dat van iedere christen– is God en de naaste dienen. Dát is het allerbelangrijkste.

Vanuit die roeping probeer ik mijn leven vorm te geven: in het gezin, in de kerk en in de maatschappij.”

Wat wilde je als klein meisje worden?

„Juf. En dan het liefst van groep 8. Toen ik op het voortgezet onderwijs zat, leek directeur van een basisschool me wel wat. Ik hield van kinderen en van leidinggeven. Schoolleider leek mij de ideale combinatie. Maar toen ik een open dag van de pabo bezocht, liep ik nog net niet gillend weg. De opleiding paste totaal niet bij me. Hier word ik niet gelukkig, dacht ik.”

En toen?

„Toen wist ik echt niet wat ik moest gaan studeren. Journalistiek leek me wel wat. Of maatschappelijk werk. Maar echt enthousiast werd ik er niet van. Een schoonzus zei echter op een dag tegen me dat de docentenopleiding beeldende kunst misschien wel iets voor mij was. Het verraste me, ik vroeg me af of ik wel voldoende kunstzinnig was. Na een ochtendje meekijken op de opleiding was ik echter verkocht. De sfeer, de opdrachten, de school; ik voelde dat dit mijn plek was. Helaas moest ik na twee jaar stoppen met deze studie.”

Waarom?

„Sinds mijn 15e kamp ik met een chronische lichamelijke ziekte. Op de middelbare school ben ik daardoor al een jaar blijven zitten. Aanvankelijk dacht ik dat het in het vervolgonderwijs wel goed zou gaan. Maar ik miste de juiste begeleiding en moest helaas de opleiding afbreken.”

Hoe beleefde je dat?

„Ik vond dat een heel bittere pil, juist omdat ik me op de hogeschool zo op m’n plek voelde. Daarnaast wist ik dat een nieuwe opleiding in verband met mijn gezondheid vragen om moeilijkheden was. In die tijd bad ik soms tot God: „Laat er dan een briefje uit de hemel komen met wat ik kan gaan doen, want ik weet het echt niet.”

Ik zag niet in hoe ik zonder vervolgopleiding aan werk zou kunnen komen dat voor mij betekenisvol zou zijn.

In die tijd hield de vraag me ook bezig hoe ik in mijn werk God en de ander zou kunnen dienen. Als je in de zorg of het onderwijs werkt, ben je heel duidelijk bezig met het dienen van je naaste. Je kunt dan na iedere werkdag zeggen dat je van directe betekenis bent geweest voor een ander. Maar werken in het onderwijs was voor mij geen optie meer, nu ik met m’n studie was gestopt.

Inmiddels denk ik dat je niet in alle verbanden van je leven altijd van direct nut hoeft te zijn voor een ander. Leven als christen houdt soms ook gewoon in dat je op een goede, integere manier je werk doet. Gelukkig is het leven meer dan werk en kun je ook op andere vlakken God en je naaste dienen, bijvoorbeeld in de familie, kerkelijke gemeente of vriendenkring.”

Je vroeg om een briefje uit de hemel als het ging om de vraag welk werk of welke studie je moest gaan doen. Kwam zo’n briefje er?

„Ja. In de vorm van een vast contract bij het RD. Totaal uit het niets kreeg ik te horen dat ik een vaste aanstelling kreeg. Dit was voor mij geen briefje maar een brief uit de hemel. In deze vorm had ik het niet verwacht. Het RD was blijkbaar de plek waar ik moest zijn. En nog steeds doe ik mijn werk op de redactie met veel plezier. Ik geniet van de contacten met collega’s, van het samen ergens de schouders onder zetten. Werk geeft mij vreugde.”

Hoe gaat dat, werken in combinatie met je ziekte?

„Ik ben begonnen als fulltimer. Dat ging aanvankelijk goed. Maar ik kreeg steeds meer gezondheidsklachten. Uiteindelijk ben ik daarom gedeeltelijk afgekeurd. Ik vond dat een pittig proces. Afgekeurd zijn is geen fijn woord. Momenteel houd ik het gelukkig goed vol om parttime te werken.”

Hoe ervaar je het dat je een chronische ziekte hebt?

„Mijn ziekte zie ik als teken van gebrokenheid op deze aarde. We leven in een gebroken wereld en iedereen heeft een kruis. Dat zal niet anders worden. Voor de een is het zichtbaarder dan voor de ander. Mijn ziekte is een last, maar ik hoef het niet op te lossen. Ik moet er wel mee leren omgaan en dat gaat in de ene periode beter dan in de andere.”

Vraag je je nooit af waarom je een ziekte hebt?

„Dat heb ik in het verleden wel vaak gedaan. Nu houdt het me minder bezig. Maar ik denk dat elk mens zichzelf de vraag naar het nut en doel van zijn leven weleens stelt. Het antwoord daarop is voor mij echter helder. Het nut en de roeping van mijn leven is God en de naaste dienen.

Ik heb periodes gehad dat het spannend was of ik de volgende ochtend weer wakker zou worden. Toen kwam ik bij de kern van het leven en besefte ik wat er echt toe doet: mijn verhouding tot God – en daarbij kunnen familie en vrienden mij niet helpen.

Tegelijkertijd doet werk er wel toe. We zijn niet enkel op aarde om een geestelijk leven te hebben. Een betaalde baan geeft vreugde en voldoening. Dat merk ik zelf en dat hoorde ik ook terug in de gesprekken die ik met de vrouwen voerde.”

Het gesprek over vrouw en werk laait maatschappelijk gezien regelmatig op. Recent startte de overheid bijvoorbeeld een campagne om vrouwen aan te zetten meer te werken. Hoe kijk jij daarnaar?

„Daar krijg ik jeuk van. Hoe houden we dan de samenleving overeind, ook als het gaat om mantelzorg en vrijwilligerswerk? Ik denk dan bijvoorbeeld aan Willemien van de Ridder, die helemaal uit Malawi terugkwam om voor haar ouders te zorgen. Wat mooi als iemand die keuze maakt. Laten we elkaar als samenleving die ruimte vooral blijven gunnen – ook in de christelijke achterban.”

Hoe kijk je naar de discussie over dit thema in die achterban?

„Het is belangrijk elkaar niet te veel de maat te nemen op dit punt. Oordelen over hoe anderen hun leven invullen is makkelijk. Maar het is niet goed, naar elkaar luisteren is belangrijker. In deze tijd is het trouwens voor veel vrouwen ook financieel gezien noodzakelijk om te werken.

Ik heb altijd wat moeite met mensen die zeggen dat moederschap de eerste roeping van een vrouw is. Voor een vrouw die geen kinderen heeft omdat ze single is of ongewenst kinderloos blijft, kan zo’n uitspraak enorm kwetsend zijn. Natuurlijk is het moederschap een belangrijke roeping en een eervolle taak. Tegelijkertijd zeg ik opnieuw: God en de naaste dienen, dat is de eerste roeping van iedereen.”

Hoe combineren de geïnterviewde vrouwen hun werk met hun gezin?

„Heel verschillend. Hilde Westerman, voormalig chirurg, kiest er bijvoorbeeld voor om thuis te blijven. Zij vertelt heel open dat ze haar werk niet meer kon combineren met het moederschap. En dat vond ze behoorlijk lastig. Inmiddels werkt ze fulltime in het gezin om er zo voor haar kinderen te zijn.

Andere vrouwen maken andere keuzes en combineren de zorg voor hun gezin met een baan buitenshuis. Zij ervaren daarin dat ze van betekenis kunnen zijn. Hanneke Schaap zegt bijvoorbeeld dat haar kinderen haar altijd kunnen bellen. En als zij de telefoon niet kan opnemen, zijn andere mensen, zoals buren of familieleden, waarschijnlijk wel bereikbaar. Op die manier leert ze haar kinderen dat je ook andere mensen om hulp kunt vragen. In het boek hebben vier van de tien vrouwen geen eigen kinderen. Ik heb daar bewust voor gekozen. Dit boek heet daarom ook geen moeder en werk maar nadrukkelijk vrouw en werk.”

Wat leerden de gesprekken met deze tien verschillende vrouwen jou?

„Achter elk ogenschijnlijk succesvol mensenleven gaat meer schuil dan je denkt. Het leven is kwetsbaar. Verschillende geïnterviewden kregen te maken met tegenslagen. Renate Molenaar overkwam bijvoorbeeld op 22-jarige leeftijd een ernstig ongeluk en is nu volledig afgekeurd. In dat licht gezien is werk slechts relatief. Maar wel waardevol. Het verrijkt je leven als je werk mag doen dat bij je past.”

Boekgegevens

Vrouw en werk, Roosmarijn Reijnoudt; uitg. Groen; 176 blz.; € 17,99

Meer over
Beste van RD

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer