Ic-verpleegkundige Jessica Kloosterboer: Geen applaus meer in de tweede golf
Talloze Twitterberichten schreef ic-verpleegkundige Jessica Kloosterboer-Duijnmaijer (42) over haar werk in coronatijd. Dat deed ze om veiligheidsredenen anoniem, onder de naam @aboutanurse. Nu treedt ze naar buiten met haar ervaringen, die ze bundelde in het boek ”De patiënt van kamer 11”.
Een halfjaar na het uitbreken van de coronapandemie begon Kloosterboer actief te twitteren over haar werk. Reden om daarmee te beginnen waren berichten over de situatie op de intensive care die niet strookten met de praktijk. „Die wilde ik rechtzetten”, vertelt ze op de ic-afdeling in het Deventer Ziekenhuis, waar ze inmiddels zeven jaar verpleegkundige is.
Collega’s van de afdeling marketing en communicatie van het ziekenhuis vroegen Kloosterboer begin dit jaar of er een boek zat in de verhalen die ze op Twitter deelde. Het boek zou onderdeel worden van het kerstpakket van het ziekenhuis, maar ook daarbuiten verkocht kunnen worden. Na enige twijfel ging ze op het aanbod in. Het resulteerde in 38 korte verhalen.
Een deel van het schrijfwerk verrichtte ze op rustige momenten tijdens bijvoorbeeld nachtdiensten. Ze kwam in contact met ergotherapeute Mirjam Molenaar-Folmer, die het boek voorzag van illustraties. Afgelopen dinsdag kregen alle ziekenhuismedewerkers een kerstpakket, mét het boek.
Onjuiste berichten zetten u aan om te gaan twitteren over uw werk. Welke misverstanden bestonden er?
„Bijvoorbeeld dat coronapatiënten op de ic allemaal oud en te dik zijn. Intussen zag ik mensen op bed liggen die jonger waren dan mijn ouders.
Ook het beeld dat alle ernstige zieke coronapatiënten lijden aan overgewicht behoeft bijstelling. Natuurlijk waren er mensen met obesitas, maar er zaten ook slanke en sportieve mensen tussen. Opvallend is ook dat we nauwelijks mensen met longaandoeningen zoals COPD zagen. Zij durfden vermoedelijk de deur niet uit en raakten daardoor minder vaak besmet.
Er werd ook getwitterd dat ic’s de situatie niet aankonden. Dat beeld klopte niet.”
Hoezo? Een paar keer zei de voormalige ic-baas prof. Diederik Gommers dat code zwart dreigde.
„Het ligt genuanceerder. In de eerste golf hebben we inderdaad een fase gehad waarin de situatie meer van ons vroeg dan we voor langere tijd zouden aankunnen. We maakten dagen van dertien uur. Dat hebben we drie weken gedaan. Voor ons gevoel duurde die periode drie maanden. Aan het eind waren we geradbraakt.
In de begintijd was iedereen enorm gedreven. Bij mijn collega’s kwam het niet in hun hoofd op om minder uren te draaien.”
Het boek heet ”De patiënt van kamer 11”. Waarom heeft u het boek naar hem vernoemd?
„De situatie rond deze patiënt heeft de meeste indruk op mij gemaakt. We zaten toen midden in de tweede coronagolf, die ons qua energie helemaal leegzoog. Deze patiënt behandelden we op oudejaarsavond. We hadden die avond enorm veel te doen. Ook waren we verantwoordelijk voor een leerling-verpleegkundige die zich onzeker voelde.
Ondanks het vuurwerkverbod zag ik vanachter het raam het vuurwerk massaal de lucht in gaan. Dat voelde alsof er duizenden middelvingers werden opgestoken.”
Welke coronagolf vond u het meest intens?
„Zonder twijfel de tweede golf. Die was veel langer dan de eerste en duurde van oktober 2020 tot juni 2021. We vroegen ons af of de patiëntenstroom ooit nog zou stoppen.
De waardering voor ons werk nam in die tijd af. Mensen stonden niet meer voor ons te klappen. In de eerste golf wel. Toen kregen we fruitmanden, chocolade, bloemen en boeken. We werden overstroomd met liefde. Wat toen in overvloed was, verdween in de tweede golf.
De derde golf, van november 2021 tot januari 2022, was ook zwaar. We liepen op ons tandvlees, collega’s vielen overwerkt uit. We waren bang in code zwart terecht te komen, waarbij we zouden moeten kiezen welke patiënt we wel en welke we niet zouden opnemen. Zover is het net niet gekomen.
Een verschil met eerdere oplevingen van het virus was dat we tijdens de derde golf het effect van vaccinatie bemerkten. Ongevaccineerden kwamen aan de beademing te liggen. Mensen die wel een coronaprik hadden gehaald, hadden meestal genoeg aan de Optiflow. Dit is een apparaat dat op je neus kan worden gezet en onder hogedruk zuurstof geeft. Patiënten kunnen gewoon bij kennis blijven en hoeven niet op hun buik te liggen. Voor ons scheelt dat een hoop werk.”
Hoe kijkt u aan tegen mensen die zich niet hebben laten vaccineren?
„Dat is hun keus en die respecteer ik. Mensen die geen coronaprik halen, hebben daar vaak goed over nagedacht. Het is niet aan mij om te beoordelen of hun redenen hout snijden.
Het is niet zo dat we op de ic een stapje harder lopen voor een gevaccineerde dan voor een ongevaccineerde patiënt. Iedereen heeft recht op zorg. Van veel patiënten weten we niet eens of ze zijn ingeënt.”
U hebt heel lang anoniem getwitterd. Waarom?
„Ik was bang voor bedreigingen. Er kwam veel haat. Al heb ik gelukkig veel meer positieve reacties dan haatreacties op mijn berichten gekregen. Mensen probeerden uit te pluizen wie ik was en waar ik werkte.”
Sinds een paar weken kunnen twitteraars zien hoe u heet en waar u werkt. Bent u niet meer bang voor bedreigingen of vervelende reacties?
„Nee. Vervelende reacties krijg ik nog wel, maar daarvan ben ik niet meer onder de indruk. Als ze me thuis komen opzoeken, kunnen ze een bak koffie krijgen. In de begintijd was ik overdonderd door alle kritiek. Nu niet meer. Ik ben trots op wat ik doe.”
Twitteraars verweten u schuldig te zijn aan de dood van patiënten, omdat u hen in buikligging hebt gelegd. Hoe legt u uit dat u toch correct hebt gehandeld?
„Ernstig zieke coronapatiënten leggen we in buikligging. Doen we dat niet, dat overlijden ze. Ik ben ook verpleegkundige op een nazorgpoli en zie daar mensen terug van wie ik nooit had verwacht dat ze het zouden redden. Dankzij beademing op de buik hebben ze het overleefd.
Over het nut van de methode is onder collega’s geen discussie. We zien gewoon dat die werkt. Zodra we een patiënt op zijn buik leggen, kunnen we de zuurstoftoediening flink terugbrengen. Door de houding op de buik kunnen de longen meer ontplooien en verbetert de gasuitwisseling.”
Het boek toont een Twitterbericht over een patiënt die doodziek op zijn buik ligt. „Daar lig je dan, met je hydroxychloroquine en ivermectine in je toilettas, doodziek op je buik. Met hoge beademingsinstellingen omdat je pas zo laat naar het ziekenhuis kwam.” Heeft u dit vaker meegemaakt?
„Ja, met enige regelmaat. Sommige coronapatiënten hopen beter te worden als ze ivermectine of hydroxychloroquine blijven slikken. Ze komen daardoor later naar het ziekenhuis, zijn zieker en hebben een grotere kans om te overlijden. Ik vind het daarom heel erg dat deze medicatie door sommigen wordt gepresenteerd als de heilige graal.
Het probleem is dat coronapatiënten vaak niet doorhebben hoe ziek ze zijn. Normaal zijn mensen met een zuurstofgehalte in het bloed van 60 procent niet meer aanspreekbaar. Covidpatiënten met zo weinig zuurstof zitten gewoon te kletsen in hun bed.”
U schrijft over iemand die zijn ernstig zieke vader komt opzoeken in het ziekenhuis, maar weigert een mondkapje te dragen. Was er in coronatijd meer agressie dan normaal?
„Agressie is niets nieuws in de zorg. Er komen veel emoties kijken bij een opname, en daarop worden we getraind. Maar dit was wel een lastige periode. Ik heb gelukkig veel meer respect gevoeld dan agressie of haat. Agressie komt wel harder binnen en heeft meer impact.
In coronatijd was er een beveiliger op onze afdeling aanwezig. Hij was er overigens meer om de familie te begeleiden dan om ons te bewaken. Hij is nu niet meer nodig.”
Een deel van de patiënten op de intensive care overlijdt. Wat doet dat met u?
„Soms blijft een sterfgeval door mijn hoofd spoken. In coronatijd heb ik veel mensen van mijn leeftijd, tussen de 40 en de 60 jaar, zien overlijden. Ook zwangere jonge dames. Dat maakt veel indruk.”
Bent u opgelucht dat corona op zijn retour is?
„Zeker, ik ben heel erg opgelucht. Stel dat er een ander gevaarlijk virus komt, dan zijn wij beter voorbereid. De pandemie heeft ons sterker gemaakt. We hebben ervan geleerd.”
Behalve met coronapatiënten krijgen ic-verpleegkundigen ook te maken met mensen die een poging tot suïcide hebben gedaan, schrijft u in het boek. Vindt u zulke gevallen extra aangrijpend?
„Niet per se aangrijpender dan andere patiënten. Zij vormen een groep die voor ons relatief eenvoudig te behandelen is. Vaak zijn ze aan de beterende hand en hoef je alleen de monitoren in de gaten te houden. Het komt voor dat zo’n patiënt boos is dat de poging om zichzelf om het leven te brengen mislukt is. Dat zijn wel zware gesprekken ja.”
Een van de verhalen in het boek gaat over een patiënt die wel beademd, maar niet gereanimeerd wilde worden. Vindt u het lastig als een patiënt daarvoor kiest?
„Nee, alhoewel de situatie natuurlijk treurig blijft. Sommige mensen hebben een goede reden om voor een niet-reanimatiebeleid te kiezen. Wie ben ik om daaraan te twijfelen? We zijn er voor de patiënt, niet voor onszelf.”
Wat vindt u het mooiste en wat het moeilijkste aan uw vak?
„Het mooiste aan het werk als ic-verpleegkundige is dat elke dag weer anders is. Je weet ’s ochtends niet wat je later op de dag gaat doen.
Het moeilijkste aan het vak vind ik leeftijdsgenoten die heel ziek zijn. Dan komt het persoonlijk dichtbij. Dan denk je: daar had ik ook kunnen liggen.”