Prof. Van den Belt: Ook niet-christen kan Bijbel begrijpen
Ook een niet-christen kan de Bijbel tot op grote hoogte begrijpen, stelde vrijdagmiddag prof. dr. H. van den Belt op een symposium georganiseerd rond zijn dit jaar verschenen boek ”Geestspraak”.
Prof. Van den Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam en de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), zei dit in antwoord op een vraag van dr. C.P. de Boer. De docent Bijbelse vakken aan het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS) sprak vrijdag „grote waardering” uit voor „de toonzetting en inhoud” van Van den Belts boek , maar vroeg zich wel af wat de auteur bedoelde toen hij schreef dat mensen de Bijbel zonder het werk van de Heilige Geest best kunnen lezen en in zekere zin ook begrijpen.
Prof. Van den Belt ging hierop in met een concreet voorbeeld. „Het Markusevangelie eindigt met de opstanding. Maar vlak daarvoor staat er een cruciaal zinnetje, namelijk als de Romeinse hoofdman aan de voet van het kruis zegt: Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon! Het is eigenlijk de bedoeling van Markus om die belijdenis ook aan de lezer te ontlokken. Volgens mij kun je met een moslim daar gewoon over nadenken en praten. Zo van: dit is de bedoeling van deze tekst. Mijns inziens moet je de betekenis van zo’n tekst niet afhankelijk maken van de verlichting door de Heilige Geest.”
Vervulling
Aan het symposium, georganiseerd door de faculteit religie en theologie van de VU en het Herman Bavinck Centrum voor gereformeerde en evangelicale theologie (waarvan prof. Van den Belt directeur is), leverde ook dr. M.C.L. Oldhoff, predikante van de protestantse gemeente te Mijnsheerenland, een bijdrage. Zij vond het gegeven dat de Bijbel leert dat „de Joodse geschriften vervuld zijn in Jezus Christus” in het boek van Van den Belt, waarin deze vragen bespreekt die cirkelen rond gezag en uitleg van de Bijbel, onvoldoende terug. „Jezus Christus is de vervulling. En Hij brengt ook een nieuwe ordening, bijvoorbeeld ten aanzien van polygamie.”
Volgens haar moet dat tot andere conclusies leiden inzake vrouw en ambt. „Van den Belt erkent in zijn boek dat er, getuige het Nieuwe Testament, in de Vroege Kerk ook vrouwelijke apostelen en leiders waren. Maar vervolgens wordt door hem de verhouding tussen man en vrouw zoals die in Genesis tot ons komt, naast en eigenlijk boven deze doorbraak geplaatst. Ik vraag dan: gaat bij hem de eenheid van de Schrift boven de vervulling in Christus?”
„Gaat voor Van den Belt de eenheid van de Schrift soms boven de vervulling in Christus?” - Dr. M.C.L. Oldhoff, predikante te Mijnsheerenland
Prof. Van den Belt gaf aan dat je, als je je uitgangspunt neemt in Paulus’ brief aan de Galaten („In Christus is noch man noch vrouw”), „de Bijbel inderdaad ook zo kunt lezen als ds. Oldhoff doet”. Op zijn beurt vroeg hij de predikante wat zij dan doet „met de nieuwtestamentische gegevens waarin er wél een onderscheid gemaakt wordt tussen de roeping van man en vrouw”. Want, stelde de hoogleraar, „het Nieuwe Testament verwijst, als het gaat om de verhouding tussen man en vrouw, zélf naar de scheppingsordening. Dan kan ik dat toch niet laten liggen?”
Ondeugendheid
Derde spreker vrijdagmiddag was prof. dr. K. van Bekkum. De oudtestamenticus aan de Theologische Universiteit Utrecht (TUU) en de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven zou de studie van Van den Belt „in de geest van de vroegere theologen uit Gereformeerde Bondskring, dr. S. Meijers en prof. dr. C. Graafland, iets meer cultuurgevoeligheid en ondeugendheid toewensen”. Want nu komt in dit boek over hermeneutiek, vindt Van Bekkum, ook ten aanzien van vrouw en ambt „voor het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond alles weer netjes op zijn pootjes terecht”.
„Voor het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond komt in dit boek alles weer op zijn pootjes terecht” - Prof. dr. K. van Bekkum, oudtestamenticus
„Boeiend” vond Van Bekkum de gedachten van Van den Belt over het berouw van God, zoals vermeld in 1 Samuël 15. „Al mist mijns inziens, zou ik mijn studenten zeggen, de waarneming dat het er echt toe doet wie aan het woord is als wordt gezegd dat God wel of geen berouw heeft. Zegt God dat Zelf? Zegt de toch wel gefrustreerde Samuël dat? Of de verteller?” stelde Van Bekkum, die aangaf dat hij bij het lezen van het boek „soms gezucht en de wenkbrauwen gefronst had over het gebrek aan coherentie”. Tegelijk had hij bij het doornemen van de studie ook „genoten van het feit dat een dogmaticus zo grondig te werk wil gaan bij de omgang met de Bijbel”.
Schriftgezag
Positief vond Van Bekkum ook dat in de benadering van Van den Belt „de optie bestaat dat Jesaja meerdere auteurs heeft, dat er een Q-bron bestaat, dat het heelal 13,6 miljard jaar oud is en dat vrouwen in een iets andere vorm toch niet-regerend ambtsdrager kunnen worden”. Volgens hem „toont dit boek aan dat CGBeraad niet kan volhouden dat wie andere ethische afslagen neemt dan zij, daarmee bij voorbaat het hele Schriftgezag op de helling zet”.
In de discussieronde gaf prof. Van den Belt aan dat hij over bepaalde kritiekpunten, bijvoorbeeld dat hij niet altijd zorgvuldig had geëxegetiseerd, zou gaan nadenken. Dat hij in zijn dikke boek niet álles over het thema heeft gezegd was onvermijdelijk, zei hij. „Een oudere collega in Oud-Alblas, ds. Jan den Hoed, leerde mij: Als na de preek iemand in de kerkenraad zegt: Ik heb iets gemist, dan moet je antwoorden: Dan wist u dat blijkbaar al.”