Oud deel Joodse begraafplaats in Winschoten ontdekt
In het centrum van het Groningse Winschoten is gisteren een nog onbekend deel van een Joodse begraafplaats uit 1786 ontdekt. De hier vorige week ontdekte stoffelijke resten van elf Joden zijn gisteren enkele meters verderop herbegraven.
Opperrabbijn Binyomin Jacobs is blij met de ontdekking én met deze oplossing die de gemeente Oldambt, waaronder Winschoten valt, en hij zijn overeengekomen. „Er komt een hek om deze oude Joodse begraafplaats heen in het park dat hier is gepland”, zei hij gisteren. „Zowel Burgemeester en Wethouders als wij juichen deze oplossing toe.”
Armenhuis
Vrijdag waren de resten van elf Joodse Nederlanders ontdekt tijdens graafwerkzaamheden voor een nieuw riool in de Liefkensstraat. Zij werden gevonden onder een Joods werkhuis voor armlastige mensen dat in 1823 al aan de rand van de oude begraafplaats in Winschoten stond. Deze diende van 1786 tot en met 1828 als dodenakker.
Op 1 januari 1829 werd een wet van kracht die stelde dat er binnen de bebouwde kom geen mensen meer mochten worden begraven.
Misgegaan
Volgens Jacobs is er rond 1823 iets misgegaan. „Waarschijnlijk was niet bekend dat er nog graven op deze plek lagen.” De grafrust is gelukkig niet verstoord, meldt de opperrabbinale archeoloog, Leo Smole. „Er zijn bijvoorbeeld geen heipalen door de graven heen gegaan.”
Het grootste deel van de begraafplaats bleef anderhalve eeuw in ruste. De houten grafzerken verteerden.
In 1969 werd de dodenakker met toestemming van het toenmalige opperrabbinaat verkocht aan de burgerlijke gemeente. De stoffelijke resten van 54 mensen werden herbegraven op de nieuwe Joodse begraafplaats aan de Sint-Vitusholt in Winschoten. De vorige week gevonden resten bleven toen op hun plaats.
Jacobs was gistermorgen vroeg met de Joodse archeoloog Leo Smole naar het noorden afgereisd met als doel de resten van elf Joodse Nederlanders te her¬begraven op de nieuwe Joodse begraafplaats in Win¬schoten.
De aanwezige mensen van het Kadaster, archeologen, Jacobs en Smole constateerden echter dat de elf waren begraven op een tot vrijdag nog onontdekt deel van
de doden¬akker uit 1786. „Er liggen mogelijk dus nog meer mensen”, aldus Jacobs.
Hij kwam met het gemeente¬bestuur overeen om de stoffelijke resten van de elf –die weg moesten vanwege de nieuwe riolering– een plek te geven vlak bij deze plaats, waar toch al een park zou komen. „Dit betekent minder verplaatsing, dus meer rust”, zei Jacobs gistermiddag opgetogen.
Jaarringenonderzoek
Om de oudheid van de begraaf¬plaats te bewijzen, zou er dendrologisch onderzoek moeten plaatshebben, waarbij de oudheid via de jaarringen van de kisten worden bepaald.
„Deze eikenhouten kisten waren nog grotendeels intact en zijn mee herbegraven”, aldus Smole. De ouderdom van de begraafplaats wordt nu mogelijk nog bepaald aan de hand van oude kaarten.
Joden hechten aan eeuwige grafrust vanwege de „op Bijbelse en Talmoedische gronden gebaseerde opvatting”, aldus Jacobs, dat na overlijden lichaam en ziel aan elkaar verbonden blijven. Alleen bij een bevel van de overheid mag van het voorschrift worden afgeweken.
Winschoten telde voor de Tweede Wereldoorlog een grote Joodse gemeenschap van zo’n 500 mensen. Van hen keerden er na de oorlog slechts twintig terug.