Boekrecensie

Titel: Willem Schippers. Een leven tussen pen en smidshamer
Auteur: A. C. D. en S. A. C. Hoogendijk
Uitgeverij: De Groot Goudriaan
Kampen, 1998
ISBN 90 6140 542 4
Pagina's: 205
Prijs: ƒ 39,90

Recensie door Jeannette Donkersteeg - 28 oktober 1998

„Beoordeel W. Schippers in het licht van zijn bedoelingen”

De schrijverijen van een smid

„Verleden week nog vernam ik van een dienstknecht des Heeren dat hij een vrouw had ontmoet, die tot waarachtige bekeering was gekomen door het lezen van... een premieboek. Ja, broeder Schippers, dat zal uw hart goed doen”... Dit citaat uit het tijdschrift Timotheüs (1924) geeft iets aan van de betekenis die W. Schippers voor het christelijk volksdeel heeft gehad. Zevenenveertig titels, in totaal ruim 700.000 boeken, verschenen er van zijn hand. Dat zijn argumenten voor de publicatie van een boek over zijn leven en werk. Vanaf deze week ligt het in de winkel.

”Willem Schippers. Een leven tussen pen en smidshamer” is een boeiend boek voor wie zich voor W. Schippers (1867-1954) of voor oude christelijke lectuur in het algemeen interesseert. De samenstellers, vader C. D. Hoogendijk en zijn zoons Ariaan en Stephan, hebben zich gedurende verschillende jaren grondig in Schippers' reilen en zeilen verdiept. Het gebonden resultaat ziet er mooi uit, is goed leesbaar en rijkelijk voorzien van over het algemeen ter zake doende illustraties. Het geeft een overzichtelijk beeld van de man die bijna een halve eeuw lang overdag de smidshamer en 's avonds de pen hanteerde.

De lezer moet zich even door het begin heenworstelen vanwege de vele feiten die daar opgestapeld zijn. Het verhaal blijft aanvankelijk in de beschrijvende en opsommerige sfeer steken: „Hij verdiende toen per jaar ƒ 961,75, als volgt samengesteld:” enz.; „Op het moment van Willems geboorte zag het gezin Schippers er als volgt uit:” enz.; „Er volgt nu een wat onduidelijke periode in het leven van Schippers”.

Langzamerhand krijgt de biografie meer vaart, zonder dat dit ten koste gaat van het informatieve karakter. De inbreng van Schippers zelf –via citaten uit zijn “Herinneringen” (1955), zijn boeken en een enkele brief– brengt het boek tot leven. De auteurs tonen daarbij de autobiografische aspecten in Schippers' verhalen.

Zorgvuldig
De jeugd van de schrijver, zijn werk in de smederij en later bij een firma in de metaalindustrie, zijn huwelijk, zijn auteurschap, de oorlog en zijn laatste levensjaren komen chronologisch aan de orde. Soms maken de samenstellers een uitstapje door uitvoeriger in te gaan op de omgeving van Schippers' woonplaats Zwijndrecht, zoals die er destijds uitzag, of op de achtergrond van Penn & Bauduin, de firma waarvoor Schippers werkte.

Bronnen worden doorgaans nauwkeurig vermeld en met het taalgebruik is –op een enkel foutje als “nooit geen” en “buiten nog binnen” na– zorgvuldig omgegaan. Jammer vind ik dat verleden en tegenwoordige tijd door elkaar worden gebruikt: „Schippers begón zijn memoires te schrijven in 1940 en slúit het verhaal af op 28 december 1950” (blz. 155).

Interessant zijn de reacties van toenmalige recensenten, die varieerden van lovend tot vernietigend, waarbij de laatste wel eens de overhand hadden. Schippers heeft zich de negatieve kritiek sterk aangetrokken, zo blijkt uit de biografie. Dat hij niet met schrijven gestopt is, kwam alleen doordat hij een enkele keer vernam dat zijn werk een lezer tot zegen was geweest. “Willem Schippers. Een leven tussen smidshamer en pen” bevat verschillende leuke wetenswaardigheden. Niet elke lezer van “Een zeemansvrouw” (1914) zal er bijvoorbeeld van op de hoogte zijn dat dit boek door W. G. van de Hulst werd bewerkt en dat onder meer de puntjes in spannende passages dat verraden.

Vraag
Gegevens over het karakter van de schrijver moet je tussen de regels door lezen. De auteurs gaan daar niet expliciet op in. Schippers lijkt een kalme, gemoedelijke en vriendelijke man te zijn geweest, en vooral: een geboren verteller.

Een enkele vraag blijft liggen. Beperkte het contact van Schippers met Van de Hulst zich tot die ene keer dat Van de Hulst een boek bewerkte? Ontmoette Schippers geen andere schrijvende tijdgenoten en zo nee, waarom niet? Schippers wist dat hij geen literatuur schreef: stond hij wel open voor opbouwende kritiek en probeerde hij zijn stijl te verbeteren? Wat las hij zelf zoal? Een voetnoot op blz. 129 zegt: „Schippers geeft hier geen oordeel meer over dergelijke bezigheden op zondag; dat zou hij vroeger wel gedaan hebben”. Betekent dit dat Schippers' opvattingen veranderd zijn? Zo ja, waaruit blijkt dat nog meer en waardoor kan dat gekomen zijn?

In het slothoofdstuk gaan Hoogendijk en zijn zoons op aspecten van Schippers' werk in. Zo objectief mogelijk bekijken ze onder meer de lijn van het verhaal, de plaatsbepaling en toeval en realiteit in de boeken. Wellicht kan niet iedereen zich volkomen vinden in de tekst onder het kopje “Godsdienstig gehalte”, waar onder meer staat: „Ook de verzoening strekt Schippers te ver uit”. De schrijvers geven echter aan dat het hier om hun persoonlijke mening gaat. In een overzichtelijke bijlage is een bibliografie te vinden. Deze laat zien dat bijna alle 47 romans (de auteurs gebruiken dit woord overigens niet) die Schippers in 47 jaar schreef, meer dan twee drukken beleefden.

Mild
De schrijvers zijn erin geslaagd een evenwichtig beeld van Schippers werk te schetsen. Dit blijkt uit zinnen als: „In 1910 verschijnt “De Zoon van Schipper Holting”, een typisch Schippers-boek. (...) Ondanks voorspelbare ontwikkelingen is het een lezerswaardig verhaal met een duidelijke moraal (...)”. „Kwalitatief is er best wat op Schippers' boeken aan te merken. Schippers moet beoordeeld worden in het licht van zijn bedoelingen. Dan wordt de kritiek op zijn werk mild”. Ze realiseren zich tegelijkertijd dat dit z'n grenzen heeft, blijkens de opmerking: „In kringen waarin nog veel behoefte is aan een boek met een goede geestelijke strekking, stelt men doorgaans niet zulke hoge eisen aan de kwaliteit van de schrijfstijl. Dat is enerzijds jammer. Want daardoor ontstaat een zeker wildgroei. Juist omdat er zoveel verschijnt in dit kader, worden anderen kennelijk gestimuleerd om het ook eens te proberen”.

Dat de samenstellers desondanks vinden dat Schippers' werk bestaansrecht heeft en heeft gehad, staven zij met de woorden: „Wij denken dat het geheim (van de „geweldige aantrekkingskracht” van Schippers' werk, JD) juist ligt in het ongekunstelde, het menselijke van zijn boeken”. Het oplagecijfer dat de 700.000 overstijgt, bevestigt dit bestaansrecht.

Het bewijst ook dat Schippers een biografie waard is. Niet elke lezer van “De nieuwe veldwachter”, “Vaders jongen” en “Klavervier” zal zich ook tot het genre van de biografie aangetrokken voelen, maar wie echt belangstelling voor Schippers en zijn werk heeft, zal het boek van de Hoogendijks met plezier lezen.