De argumenten om af te zien van schuld belijden door kerken en christenen tegenover het Joodse volk zijn niet steekhoudend. Ze getuigen van een zelfgenoegzame houding, die de verspreiding van het Evangelie in de weg staat.
De oproep tot schuld belijden voor de nalatige houding van ons als Nederlandse kerken en christenen tegenover de Joden in de oorlog wordt niet door iedereen verwelkomd. Bij de afwijzing ervan worden meerdere argumenten gebruikt.
Allereerst zou een dergelijk schuld belijden een soort trend zijn. Deze tegenwerping moet erg pijnlijk zijn voor mensen, zoals onze koning, die oprecht worstelen met de houding van hun voorgeslacht. Er zijn er trouwens die de oorlog hebben meegemaakt en hier al veel langer mee lopen. Is het geen aantasten van hun integriteit wanneer hun welgemeende oproep wordt afgedaan als een modegril?
Goed, zegt iemand, maar wordt die nalatigheid niet teveel opgeblazen? Bij deze vraag moet ik vaak denken aan een oom van moeders kant die bij het verzet betrokken was en die, samen met twee zoons van oefenaar Bart Roest, Joodse onderduikers van het ene onderduikadres naar het andere bracht. Hij zei: „Als je schuldenaar wordt voor God, ga je soms meer schuld belijden dan je gemaakt hebt. Waarom? Omdat je dan je totale verdorvenheid ziet.” In elk geval is het Bijbels om in een bepaalde zaak 100 procent verantwoordelijkheid te nemen voor het stukje schuld dat door ons gemaakt is. En is dat ”kleine stukje” werkelijk zo klein?
Antisemitisme
Ik kom bij een derde bezwaar: Er was toch ook veel goeds binnen de kerken? Menige voorganger en kerkganger heeft zich toch voor de Joden ingezet? Dat is ongetwijfeld waar, al denk ik dat we geen reden hebben om een hoge borst op te zetten over de Europese christenheid. Juist degenen die zich zo hebben ingezet, voelden zich vaak alleen staan. Ze zouden mijns inziens blij (geweest) zijn met een ruiterlijke erkentenis van tekortschieten, ook al komt zoiets inmiddels rijkelijk laat. Ze zouden zich daarmee zeker niet verraden voelen!
Ja, maar we kunnen toch geen schuld belijden in plaats van een ander? Dat klopt. We kunnen nooit excuses aanbieden namens mensen die niet meer leven. Maar wie wil dat? Er is niemand die tot zo’n ”plaatsvervangend schuld belijden” oproept. Wat bedoelt men dan wél met die oproep? Een eenvoudig voorbeeld. In 1990 was ik met een groep Nigeriaanse voorgangers in een museum aan de westkust van Afrika waar de herinnering aan de slavenhandel wordt levend gehouden. Als ik me ooit geschaamd heb voor mijn afkomst...! Nee, ik heb geen schuld beleden voor hen die daarbij betrokken waren, maar ik heb me wel diep geschaamd. Het waren toch mijn landgenoten? Op zo’n moment voel je iets van een gemeenschappelijke schuld. En ik heb dat ook uitgesproken.
Indrukwekkend
Onlangs las ik de indrukwekkende levensgeschiedenis van het Joodse echtpaar Ellis en Jenny Herzberger, de grootouders van de bekende NRC-columniste Rosanne Herzberger. Op bladzij 39 zegt Jenny: „Ik heb bij de zustertjes van Sint Anna in Heer op de lagere school gezeten. Dat waren hele lieve, eenvoudige mensen. Ze vonden dat ik een schattig klein meisje was. Het was alleen zo ontzettend jammer dat ik niet in de hemel kon komen. Want ik was niet gedoopt. Ik leerde bij die zusters over het Nieuwe Testament en over Jezus en ik begreep hoe slecht de Joden voor Jezus waren geweest. Ik vond het verschrikkelijk dat mijn ouders Joden waren en dus afstammelingen van die vreselijke Joden die Christus gekruisigd hadden. Op weg naar school kwam ik langs de kerk en ik ging daar dan stiekem bidden en vragen om vergiffenis. Vergiffenis voor mijn ouders. (...) Mijn klasgenootjes – ik was het enige Joodse kind in de klas – leerden dus ook dat de Joden Christus gedood hadden. Met de paplepel kregen ze dat ingegoten. Zo werd in onze Nederlandse maatschappij, soms zonder dat het beseft werd, antisemitisme verspreid.”
Voor mij persoonlijk was deze passage heel herkenbaar. Helaas! De Bijbelverhalen die ik in mijn jeugd over de kruisiging en ”de duivelse haat van de Joden” tegen hun Messias heb gehoord en gelezen, waren vaak bloedstollend. Het is geen wonder dat in zo’n klimaat een diepe afkeer van Joden ontstond en dat de Duitse bezetter daarvan dankbaar gebruik kon maken. Het past ons daarvoor schuld te belijden. Voor God en de mensen. En het past ons ook daarvan te leren.
Jerusalem Post
Dat brengt me bij een laatste punt: veel Joden, zegt men, zitten niet te wachten op een christelijke schuldbelijdenis. Dat zou kunnen, al ben ik daar nog niet zo zeker van. Er waren zeer positieve reacties op de recente spijtbetuiging van kerkelijke leiders in Nederland. Zelfs de Jerusalem Post gaf er aandacht aan. Maar al zouden sommigen er niet op zitten te wachten, wat dan nog? Ze zitten – net als wij – ook niet op het Evangelie te wachten, maar mogen wij het hun daarom onthouden? Zijn we door een zelfgenoegzame houding niet eens te meer een sta-in-de-weg voor de verkondiging ervan? Misschien moeten we over die vraag allemaal nog eens goed nadenken.
De auteur is predikant te Alblasserdam. Hij was als secretaris van het Deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten een jaar lang werkzaam in Israël.