Orgaandonatie is geen gift aan overheid maar van mensen onderling
Bij orgaandonatie gaat het over méér dan alleen naastenliefde voor de ontvanger. Denk bijvoorbeeld aan de complexiteit rondom hersendood. Daarom is het belangrijk de vrijheid van keuze én de registratie daarvan maximaal te waarborgen, reageren Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink en Elise van Hoek-Burgerhart.
Eén positief gevolg heeft het wetsvoorstel voor actieve donorregistratie (ADR) al gehad: het brengt flink wat tongen en toetsenborden in beweging. Die gesprekken en artikelen helpen je om je een mening te vormen en daarna je keuze te maken.
„Actieve donorregistratie is een mooie uiting van verantwoordelijk burgerschap”, stellen Van den Brink en De Jong (RD 29-3). „Iedere christen die zijn verantwoordelijkheid neemt, zou donor moeten worden. Een ADR-systeem past daar helemaal bij en zou dus omarmd moeten worden door de christelijke politiek.”
Hoek (RD 4-4) deelt deze opvatting en vindt het eigenlijk beschamend dat de Biblebelt achterblijft in orgaandonatie. „Naastenliefde is een kernnotitie in het christelijk geloof en vanuit die houding past orgaandonatie”, stelt zij.
Het is echter de vraag of het christelijke liefdesgebod door de overheid een-op-een overgenomen moet worden in een afgedwongen registratiesysteem voor orgaandonatie. Een overheid moet haar grenzen kennen. De overheid kan mensen aanspreken en aansporen tot keuzes, ondersteund met wervende campagnes. Ervoor kiezen om je keuze in een donorregister te laten registreren, is echt iets wat aan mensen zelf is. Bij orgaandonatie gaat het niet om een gift aan de overheid, maar een gift tussen mensen onderling. We spreken immers over orgaandonatie. Net zoals je geld doneert aan goede doelen, maar verplicht belasting betaalt aan de overheid.
Onwetend geregistreerd
De Grondwet spreekt van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam (artikel 11) en van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. En dit is weer gebaseerd op de menselijke waardigheid van ieder mens.
Hoewel binnen het ADR-systeem de vrijwilligheid benadrukt wordt, kan de praktijk toch een andere realiteit opleveren. Ondanks herhaalde berichtgeving en gevraagde toestemming kunnen sommige groepen, zoals ouderen, laaggeletterden en mensen uit een andere cultuur, hier het slachtoffer van worden. Zij kunnen uiteindelijk onwetend geregistreerd staan als orgaandonor. Zeker als er geen familie of steunend netwerk om hen heen is, die na hun overlijden voor hen kan spreken. In dat geval beslist bij een geenbezwaarsysteem de overheid. Daarmee wordt iets wat als een morele verplichting kan worden gezien alsnog een juridische. Dat is merkwaardig.
Daarnaast blijft de vraag of het ADR-systeem daadwerkelijk tot meer donoren en transplantaties zal leiden. Tijdens de laatste Donorweek (10 tot 17 oktober 2016) hebben zich voor het eerst meer mensen gemeld die geen organen willen afstaan dan mensen die dat wel willen. Van de bijna 31.844 nieuwe registraties was het 5414 keer ja (17 procent) en maar liefst 26.430 keer nee (83 procent). Ook bij de mensen die hun registratie lieten wijzigen, pakte het negatief uit. Er werden 6511 bestaande registraties in een ja (37 procent) veranderd en 11.025 in een nee (63 procent).
Offer
Bij orgaandonatie gaat het over méér dan alleen naastenliefde voor de ontvanger. Denk aan de complexiteit rondom hersendood en de emotionele betrokkenheid van omstanders rond het sterfbed. Vanwege de impact van deze keuze is het belangrijk de vrijheid van keuze én de registratie maximaal te waarborgen.
De vraag waar donoren voor staan, is of zij een mogelijk levensreddende gift willen doen aan een onbekende, maar met een grote impact van het stervensproces op de eigen geliefden. Dit vraagt een offer. Dat offer mag gebracht worden, zeker zelfs. Maar dit offer, deze gift, mag niet afgedwongen worden. Door allereerst de drempels van mensen serieus te nemen, wordt er een belangrijke stap gezet. Dat helpt hen te kiezen.
Dit laat onverlet dat de vrije keuze aan de mensen zelf blijft, en dat dus orgaandonatie een zaak blijft tussen burgers onderling. Getypeerd als naastenliefde voor wie daar wel voor kiezen en dit als naastenliefde beleven, en met blijvend respect voor degenen die daar niet voor kiezen. Aan de vrijblijvendheid moet een einde komen, aan de vrijwilligheid niet.
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink en Elise van Hoek-Burgerhart zijn respectievelijk directeur en manager beleidsbeïnvloeding van NPV|Zorg voor het leven.