Neocalvinisme vraagt om een brede bestudering – aan de VU dus
Het neocalvinisme vraagt om een brede bestudering, stelt prof. dr. Fred van Lieburg. „Terwijl prof. George Harinck in Kampen zijn mooie werk voortzet, zal dat rond het Historisch Documentatiecentrum en rondom de protestantse VU-collecties niet minder het geval zijn.”
Het vertrek van prof. dr. George Harinck bij het Historisch Documentatiecentrum aan de Vrije Universiteit Amsterdam roept reacties op in de media (RD, 8-12-2017). Begrijpelijk, want als HDC-directeur heeft Harinck jarenlang een grote bijdrage geleverd aan de bestudering van het Nederlandse protestantisme na 1800. En dan met name het neocalvinisme, zoals het heet in de leeropdracht die hem zowel aan de theologische faculteit als aan de faculteit der geesteswetenschappen van de VU werd toevertrouwd.
Gelukkig blijft Harinck als hoogleraar aan de VU verbonden, maar gaat hij daarnaast aan de Theologische Universiteit in Kampen een instituut leiden dat geheel gewijd is aan de betekenis van het neocalvinisme. Gezien zijn grote organisatorische talenten lijkt de bloei van dat nieuwe instituut bij voorbaat verzekerd. Dat is hem en de TUK gegund.
Bredere kijk
Een andere vraag is of de TUK bij uitstek de plaats is voor neocalvinistische studies, zoals hier en daar gesuggereerd wordt, omdat de VU dat voorrecht door de reorganisatie van het HDC zou hebben verspeeld. Nee, hier volgt geen praatje voor eigen parochie. Hier volgt juist een pleidooi voor een bredere kijk op dat neocalvinisme en zijn bestudering, breder dan VU en TUK samen, breder ook dan het idee dat met dat merkwaardige begrip ”neocalvinisme” wordt aangeduid.
Neobewegingen zijn altijd innerlijk tegenstrijdig: ze willen een beproefde traditie herijken voor de nieuwe tijd. Dat wilden theologen als Abraham Kuyper en Herman Bavinck (beiden ooit verbonden aan de VU, Bavinck eerder ook aan de toenmalige hogeschool in Kampen) met de ideeënwereld van Calvijn en de gereformeerde orthodoxie. Ze deden dat zo geniaal, dat het „neocalvinisme” een soort levensbeschouwing van moderne protestanten werd, met name in Nederland en zijn overzeese contreien (Noord-Amerika en Zuid-Afrika, beduidend minder in Indonesië). Curieus genoeg hielden ‘echte’ neocalvinisten niet van deze term, want ze geloofden dat het ‘oude’ calvinisme in hun nieuwe jas in wezen onveranderd bleef. Intussen inspireerde het neocalvinisme zelfs tot een complete christelijke filosofie, die met name aan de VU en in de VS nog springlevend lijkt. Nog interessanter is dat dit neocalvinisme doorwerkte in sociaal-culturele identiteitsvorming. Verzuiling is al net zo’n omstreden begrip als neocalvinisme, maar we weten wie en wat we bedoelen met de kleine luyden, de parade van mannenbroeders, synodale, vrijgemaakte of bevindelijke gereformeerden.
Groen van Prinsterer
Om het neocalvinisme te bestuderen, moet je dus allerlei dimensies in ogenschouw nemen: zijn theologie, filosofie, cultuur, politiek en samenleving, en zijn wereldwijde invloed. Dat integrale onderzoek past in een brede universiteit met vele disciplines. Vanuit historisch oogpunt speelt er echter een nog veel belangrijker reden om het neocalvinisme in een breder kader te bestuderen dan nu wordt gepropageerd. Het (Nederlandse) neocalvinisme was slechts een onderdeel van een grote westerse cultuurbeweging waarvoor de Verlichting niet het laatste woord in de wereldgeschiedenis was. Met de doorbraak van de wetenschappelijke revolutie en de secularisering van het publieke domein ontstonden allerlei tegenbewegingen van romantiek, opwekking, herkerstening en reconfessionalisering. Je kunt het neocalvinisme daar niet op een ideologische manier uit lospellen. Het is maar een aspect van een veelomvattende ontwikkeling die alleen in die brede samenhang een beetje begrepen kan worden. Zelfs het VU-verhaal begint niet bij Kuyper, maar bij Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer.
Digitaal tijdperk
Dat de VU veel neocalvinistische expertise in huis heeft, behoeft nauwelijks toelichting. De naar Kuyper en Bavinck genoemde centra bij geesteswetenschappen en godgeleerdheid staan er borg voor en andere centra zorgen voor veel onderzoek en onderwijs in vele facetten van levensbeschouwelijke tradities. En die bronnencollecties dan? In Amsterdam liggen inderdaad veel boeken en handschriften van religieuze personen en organisaties ter inzage. Maar we leven in een digitaal tijdperk. Juist de UBVU is nauw betrokken bij grote digitaliseringsprojecten (Metamorfoze, Digibron, Pietas, Vitae). De bronnen kunnen van Kampen tot Caïro bekeken worden. En in kennisinstellingen over de hele wereld kunnen deskundigen aandacht vragen voor de inhoud en het belang van de archieven.
In de genen
George Harinck kennen we als een pleitbezorger van al deze dingen. Ook weet hij als geen ander dat het verzetten van bakens ongedachte perspectieven kan openen. Terwijl hij in Kampen zijn mooie werk voortzet, zal dat rond het HDC en rondom de protestantse VU-collecties niet minder het geval zijn. Omdat dit onderzoek in de genen van de VU zit en het neocalvinisme een vitale stroming is.
Fred van Lieburg is hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam en verbonden aan het Amsterdam Centre for Religious History. Deze bijdrage is mede geschreven namens de decanen van de faculteiten theologie en geesteswetenschappen.
Zie ook:
HDC in zwaar weer; Harinck naar nieuw onderzoekscentrum in Kampen (rd.nl, 07-12-2017);
Prof. Harinck laat HDC met pijn in het hart achter (rd.nl, 08-12-2017)