VVD-Kamerlid Ten Broeke is een geestige persoon. Zo vroeg hij zich dinsdagavond, in het zoveelste Kamerdebat over het Oekraïnereferendum, quasiverbaasd af waarom de Partij voor de Dieren er geen waardering voor had dat premier Rutte in zijn zoektocht naar een antwoord op de nee-stem „geitenpaadjes had bewandeld en muizengaatjes gezocht.” Zo’n diervriendelijke aanpak had mevrouw Thieme toch aan moeten spreken?
Maar Ten Broeke is vooral ook een handige en vaardige volksvertegenwoordiger. Dat bleek wel weer toen hij in datzelfde debat CDA-woordvoerder Omtzigt het vuur na aan de schenen legde. Ten Broeke kon het niet begrijpen dat het CDA, dat niets moet hebben van referenda en dat een warm voorstander is van de representatieve democratie, nu zo unverfroren pleit voor een onvoorwaardelijk uitvoeren van de nee-stem bij het Oekraïnereferendum. Ook dinsdagavond weer keerde Omtzigt zich vol overtuiging tegen het wetsvoorstel dat de daadwerkelijke inwerkingtreding van het associatieverdrag regelt.
Natuurlijk heeft het CDA daarbij een redenering; een redenering die ook best hout snijdt. Wij zijn tegen referenda, stellen de christendemocraten, maar als er eenmaal op wettige wijze een referendum is gehouden, dán behoort een kabinet de uitslag daarvan ook als de wiedeweerga uit te voeren en geen kronkelpaadjes in te slaan. Nee is nee, aldus het CDA.
Ten Broeke verbaasde zich hogelijk over deze opstelling. En ook zíjn benadering snijdt hout. Het ankerpunt in zijn redenering is dat de volksraadpleging een raadgevend referendum betrof. Dat sommige partijen het verheven hebben tot een bindend referendum is hún fout. Maar juist zo’n raadgevend referendum geeft politieke partijen die hechten aan de representatieve democratie alle ruimte om dit advies van de bevolking nog eens heel goed te bekijken en zelfstandig te wegen, aldus het VVD-Kamerlid. Wat bedoelde het volk nu precies met die nee-stem? Maar ook: wat is, rond dit associatieverdrag en alle implicaties van de afwijzing daarvan, mijn eigen verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger? Juist dat heeft de VVD en juist dat heeft het kabinet gedaan, aldus Ten Broeke.
Twee benaderingen die lijnrecht tegenover elkaar staan en die elk hun goed recht hebben. En waarvan de kiezer straks maar moet uitmaken welke hem of haar het meest aanspreekt.
Wat in elk geval nu al vastgesteld kan worden, is dat een sterker benadrukken van het adviserende karakter van het Oekraïnereferendum voor het CDA best handig zou zijn geweest. Iedereen ziet immers al aankomen dat straks in de Eerste Kamer diverse CDA-senatoren voor de inwerkingtreding van het associatieverdrag zullen stemmen. Wat was dan prettiger geweest dan tegen de kiezer te kunnen zeggen: Zo gek is die verdeeldheid in het CDA niet, want het referendum is nu eenmaal slechts een advies, een advies dat wij als volksvertegenwoordigers ieder voor zich gewetensvol moeten wegen?
Zo’n wendbare benadering wordt door de krachtige stellingname van het CDA in de Tweede Kamer (een kabinet behoort gewoon, zonder enige reserve het nee te volgen) echter onmogelijk.