Opinie
Naam van Menno Simons wordt al snel gekoppeld aan ketterijen

Zaterdag wordt in de Singelkerk te Amsterdam het Mennojaar ingeluid. Uiteraard met een fraaie glossy: Menno. Menno staat voor Menno Simons (1496-1561), de Friese vader van de Nederlandse doopsgezinden, die 450 jaar geleden overleed.

S. D. Post
5 March 2011 07:14Gewijzigd op 14 November 2020 13:57
Zaterdag wordt in de Singelkerk te Amsterdam het Mennojaar ingeluid. Uiteraard met een fraaie glossy: Menno. Menno staat voor Menno Simons (1496-1561), de Friese vader van de Nederlandse doopsgezinden, die 450 jaar geleden overleed.  Foto RD
Zaterdag wordt in de Singelkerk te Amsterdam het Mennojaar ingeluid. Uiteraard met een fraaie glossy: Menno. Menno staat voor Menno Simons (1496-1561), de Friese vader van de Nederlandse doopsgezinden, die 450 jaar geleden overleed. Foto RD

De naam van Menno Simons wordt al snel gekoppeld aan ketterijen. Op zijn best weet iemand nog de verbinding te leggen met de amish in Amerika, naar wie sommige reformatorische christenen ten onrechte met onverholen bewondering kijken. Mij viel onverwacht de eer te beurt dat ik een paar dagen voor de officiële sterfdag van Menno Simons (31 januari) werd gebeld door mijn oud-leerling Peter van den Dool met de vraag of ik in de gelegenheid was mee te gaan naar Rusland. En daar ontmoette ik ver boven de poolcirkel menisten. Ze verdienen onze aandacht ten volle: het zijn broeders en zusters in Christus. Hun zendingswerk wordt gesteund door de stichting Friedensstimme.

Deze menisten komen oorspronkelijk uit Pruisen. Aan het einde van de achttiende eeuw werden ze door tsarina Catharina de Grote uitgenodigd om naar Rusland te emigreren. Ongeveer 400 menistenfamilies trokken tussen 1789 en 1800 naar Oekraïne. In veel van deze gezinnen wordt tot op de dag van vandaag een soort zeventiende-eeuws Nederlands dialect gesproken, het zogenaamde Plautdietsch.

Ook voor onze tolk Anja was dit de moedertaal. Ze sprak overigens ook voortreffelijk Duits. Ze had in de plaatselijke school voor de klas gestaan, maar het was haar verlangen meer werk te mogen doen in het Koninkrijk van God. Lange tijd bad ze intensief of de Heere haar wilde gebruiken. En toen ze gevraagd werd om voor de broederschap vertaalwerk te gaan doen in Moskou, wist ze dat dit de gebedsverhoring was. Met haar reisden we naar Vorkuta.

Onze gastheer daar was Nicolai. Hij was als jonge militair in Vorkuta terechtgekomen. Op zijn militaire pas stond met grote letters ”baptist”. Werd hij daarom naar het onherbergzame Vorkuta gestuurd? Toen zijn dienstplicht ten einde was, voelde Nicolai dat hij deze plaats, die van God en de mensen verlaten scheen, niet zomaar mocht verlaten. Hij liet zijn vrouw Rosa overkomen en samen namen ze deel aan de samenkomsten van de kleine gemeente.

Hij kon getuigen van de vele bewijzen van Gods genadige zorg tijdens zijn leven. Zo vertelde hij hoe er na de samenkomst adressen verdeeld werden van medechristenen die in de gevangenis zaten. Nicolai nam ook een adres mee. Zou hij een pakket naar deze gevangene sturen? Hij werkte in de kolenmijn en verdiende 130 roebel per week. Ze hadden nog 30 roebel liggen. Als hij een pakket zou verzenden, was al het geld op en waar moesten ze dan de rest van de maand van leven?

Nicolai en zijn vrouw spraken af dat ze er nog geen besluit over zouden nemen maar eerst zouden gaan slapen. Na het morgengebed zeiden ze tegen elkaar: „Laten we de weg van God beproeven.” Ze moesten ook denken aan de tekst „Zoek eerst het Koninkrijk van God en alle andere dingen zullen u toegeworpen worden.” Diezelfde morgen leverde Nicolai een postpakket af bij het postkantoor en betaalde 30 roebel porto.

De volgende dagen waren hun ogen op de Heere gericht. Toen kwam de postbeambte met een cheque van 100 roebel. Deze was van de ouders van Nicolai. Wat was het jonge stel verwonderd! Een uur later werd een levensmiddelenpakket bezorgd, afkomstig van de ouders van Rosa. God had alles meer dan wel gemaakt.

Toen wij vanuit Vorkuta met sneeuwscooters de Nentsen gingen bezoeken, die als rendierherders in tenten op de ijskoude toendra wonen, troffen we daar een jonge automonteur aan. Ook hij kwam uit Oekraïne. Hij woonde nu voor enkele maanden als evangelist bij een familie in zo’n tent, een tsjoem. Hij hielp met de dagelijkse arbeid, maar was er ook om het Woord van God uit te leggen. Hij vertelde ons dat hij twee jaar geleden na een lange worsteling tot geloof gekomen was. Hij keek helemaal blij toen hij zei: „En nu ben ik hier.” Hij kon bijna niet geloven dat God hem nu al in Zijn dienst wilde gebruiken. En hij was niet de enige. We hebben vorige week heel wat jongeren uit Oekraïne en Wit-Rusland ontmoet, die gekomen waren om evangelisatiewerk te doen op de toendra bij temperaturen van min 40 graden. Ze namen jaarlijks een maandenlange, onbetaalde vakantie op.

Ik vertrouw erop dat ook deze menisten een plaatsje gekregen hebben in de Menno. Het is de moeite van het herdenken waard: God zegende het werk van de Friese reformator tot in de geslachten! We kunnen het hebben over de leer. De leer is belangrijk, maar de vruchten vormen het bewijs! De jonge baptisten die ik heb ontmoet, zagen er eigentijds en tegelijk netjes en eenvoudig uit. Ze drinken niet, roken niet, en leven zichtbaar anders dan andere Russische jongeren. Ze geven blijmoedig hun tijd aan de dienst in Gods Koninkrijk. Wij kunnen ons leven hieraan spiegelen. Vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten.

Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer