Column: Is er een reformatie nodig in delen van de gereformeerde gezindte?
Zo’n 300 jaar na de Reformatie werd Gods eisend recht opnieuw een thema waar veel bevindelijk gereformeerde christenen tot op de dag van vandaag mee worstelen. Sinds de negentiende eeuw kun je horen dat groei in de genade betekent dat een kind van God nader kennis moet maken met Gods eisend recht. De echte geestelijke ontwikkeling van een wedergeboren christen kan niet anders dan langs Gods rechterstoel.
Moeilijk te begrijpen. Moet God Die Zich in Christus als een genadig Vader heeft geopenbaard, in de ziel opnieuw gezien worden als een strenge Rechter, Die op grond van de wet recht eist en een oordeel gaat vellen? En mag je alleen daarna door het geloof de belofte toe-eigenen dat al mijn zonden mij om Christus’ wil genadig vergeven zijn?
Deze gedachte zorgt voor veel verwarring bij Gods kinderen. Petrus schrijft in 2 Petrus 1 dat alles wat tot de godzaligheid behoort, de grootste en dierbaarste beloften, gegeven zijn aan allen die een even dierbaar geloof hebben als hij. En omdat het een hele weg kan zijn om die beloften door het geloof aan te nemen, roept hij ertoe op om het geloof te oefenen, om de roeping en verkiezing vast te maken. Twee keer wijst hij in deze verzen naar het doel van groei in genade: toenemen in kennis van de Heere Jezus Christus.
Ik begrijp best dat de nadruk op Gods eisende gerechtigheid in de prediking ook dat doel heeft: dat in een diepe zelfveroordeling het volle licht valt op de plaatsbekleding van Christus. Op Zijn schuldovernemend middelaarswerk. De gedachte is dat de vergeving van zonden door een kind van God alleen maar op goede gronden gekend kan worden door een diepe schuldbeleving tegenover een eisende wet voor een rechtvaardig Rechter. En dan is het Christus Die in de ziel naar voren treedt, zodat Hij alle lof en eer ontvangt als een volkomen Zaligmaker.
Toch is het een verwarrende omweg. Zeker, Gods kinderen moeten denken aan hun zonden en hun zondigheid. Om ze te bewenen en te belijden. Maar moet dat in het aangezicht van God als Rechter? Teellinck noemt dat in zijn onlangs uitgegeven boekje ”De levendmakende kracht van Gods beloften” dwaas. Hij schrijft dat het tevergeefs is om op je zonden te staren en op Gods vreselijke straffen daarvoor. „U moet niet blijven wroeten in de modderpoel van uw zonden. U moet niet als het ware een blik in de hel werpen. (…) Want zolang u zo te werk gaat, kan uw ziel niet gedijen. Dan bent u een hindernis voor de genezing aan uw ziel, omdat u haar alleen de bijtende stof van de wet toedient. (…) Leer daarom voortaan toch de levendmaking van uw ziel in Christus te zoeken door een gelovige toepassing van Gods beloften.”
De weg van geestelijk groei is het overdenken van zonden in het licht van Wie God in Christus wil zijn. Groei in de genade is het geestelijk oefenen van het aannemen der beloften door het geschonken geloof. En dan ervaren hoe gepast, heerlijk en gewillig Hij is. Geloven is een uitgaan uit jezelf en de zaligheid alleen in Hem zoeken, van Hem gebruikmaken, Hem omhelzen. Dat is de weg naar zekerheid over de vergeving van zonde. Dat is de weg naar het Vaderhart.
John Owen zegt in ”Communion with God” dat Gods kinderen het hart van de Vader niet meer kunnen bezeren dan door harde gedachten van Hem te hebben. Juist het ontvangen van de Vader als Iemand Die ons liefheeft, brengt Hem de eer toe waarnaar Hij uitziet. Dat is wat Hem behaagt. Owen noemt het denken aan God als streng en hard door Gods kinderen een misleiding van de duivel. Hij roept op om Gode welgevallig te zijn door ons hart te vervullen met Hem als de eeuwige Bron van de zo rijke genade die zondaars toevloeit in het bloed van Jezus.
Misschien moet de prediking in sommige delen van de gereformeerde gezindte op dit punt in 2017 opnieuw reformeren. Het is geen schande om terug te keren naar de Bron. Was dat niet wat Luther door genade mocht doen?