Actieve donorregistratie valt niet te verdedigen met christelijk sausje
Het christelijk geloof voor het karretje spannen van verplichte donorregistratie, is veel te selectief en gaat voorbij aan fundamentele bezwaren, stelt Gerard Adelaar.
Christelijke partijen moeten voorstander zijn van actieve donorregistratie, betogen prof. dr. G. van den Brink en B. de Jong (RD 29-3). Daarmee winkelen zij niet alleen selectief in het christelijk gedachtegoed, maar gaan zij ook voorbij aan enkele diepgaande bezwaren.
Het is nauwelijks te verteren dat mensen overlijden die met een donororgaan geholpen hadden kunnen zijn. Dat het aantal beschikbare donoren daalt, is dan ook een grote zorg. Toch verdienen de overwegingen rond orgaandonatie alle zorgvuldigheid. Deze persoonlijke afwegingen kunnen niet worden gereduceerd tot een simpele som. Dat is wel wat bepleiters van medische vernieuwingen doen: er zijn mensenlevens te redden, al het andere is daaraan ondergeschikt, dus moeten we ertoe overgaan. Hoe zwaarwegend de persoonlijke afwegingen van burgers ook zijn, een geenbezwaarsysteem levert meer donoren dan het huidige systeem, dus moet het gewijzigd worden.
Nu valt dat nog te bezien, want daags nadat de Tweede Kamer in het najaar van 2016 instemde met een nieuw systeem, registreerden tienduizenden mensen zich met een ”nee”.
Mens als middel
Daarbij speelt een principiëler kwestie. Mijn organen komen volgens het voorgestelde systeem in beginsel toe aan anderen. Is dat niet de omgekeerde wereld?
Zolang ik geen bezwaar aanteken, bestaat de kans dat in mijn lichaam wordt gesneden. En dat terwijl het lichaam voor velen een intense gevoelswaarde heeft. Het lichaam is een met de mens als persoon. Uitvaartrituelen laten dat zien. Het geenbezwaarsysteem maakt van stervende mensen een middel, als een verzameling organen die kan worden ingezet voor anderen.
Dat de staat voortaan gaat beschikken over onze lichamen, doen Van den Brink en De Jong af als „alternatief feit.” Maar is dat fair? Een geenbezwaarsysteem predikt de boodschap dat het uitgangspunt is dat je je lichaam beschikbaar stelt. De auteurs stellen dat iemand zijn beslissing hierover „in volle vrijheid” kan maken. Daarmee gaan zij voorbij aan het gegeven dat van een geenbezwaarsysteem een duchtige morele dwang uitgaat. Eigenlijk zet het door D66 voorgestelde systeem de persoonlijke gift van orgaandonatie om in een burgerplicht.
Medeschuldig
De donatieweigeraar wordt in zekere zin schuldig aan de dood van iemand met orgaanfalen. Hij had diegene immers kunnen redden. Zo werkt het telkens bij medische behandelingen. Dat ze bestaan, maakt je gevoelsmatig tot een doodslager op het moment dat je iemand een medische behandeling ontzegt. Wie wil dat op zijn geweten hebben?
Maar als het zo werkt, hoeven wij helemaal niet meer na te denken over medisch-ethische vraagstukken. Dan gaan wij gewoon mee in de mogelijkheden die nieuwe behandelingen bieden. Tegenwoordig is het bijvoorbeeld mogelijk hersendode patiënten in leven te houden zodat hun organen te zijner tijd uitgenomen kunnen worden. Waarom zouden de auteurs van het artikel daar wel op tegen zijn? Dit voorbeeld illustreert misschien hoe nodig reflectie is op de complexe vraagstukken die medische mogelijkheden met zich meebrengen.
De belangrijkste pijl uit de koker van Van den Brink en De Jong lijkt de stelling dat het christelijk geloof zou voorschrijven dat je moet omzien naar je naasten, een verantwoord burger moet zijn en dus voorstander van orgaandonatie en een geenbezwaarsysteem. Maar de verwijzing naar ‘het’ christelijk geloof is ongelukkig: juist de vrijheid van geweten is een beginsel met stevige christelijke wortels. Noch de overheid noch mijn medeburgers kunnen over mijn geweten heersen. Jezus’ uitspraak „Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen” heeft de gewetensvrijheid mede gefundeerd. En, om Paulus te citeren: „Eenieder zij in zijn gemoed ten volle verzekerd.” Zelfs niet kiezen is een keuze. Het geenbezwaarsysteem laat hier geen ruimte voor. En waar in de Bijbel staat dat het goed is mensen tot een middel te maken ten behoeve van anderen in plaats van een doel in zichzelf?
Zorgvuldigheid
Tot slot, en dat is heel belangrijk, zijn de praktijk en impact van orgaandonatie in nevelen gehuld. Wat houdt orgaandonatie eigenlijk in? De werkelijkheid is weinig romantisch: weliswaar is sprake van de juridische kwalificatie ”hersendood”, maar dit betekent niet minder dan dat het nog levende lichaam onder het oog van de nabestaanden wordt weggenomen. Hierover bestaat nauwelijks duidelijkheid, mogelijk omdat dit het aantal potentiële donoren niet ten goede zou komen. Dit is wel een zwaarwegend principieel punt: waartegen zegt iemand die zich registreert als donor ”ja”? Weet hij dat het lichaam nog leeft omdat anders de organen onbruikbaar zijn en dat de impact op zijn nabestaanden groot kan zijn? Dat zijn geen details. Het gaat erover wat orgaandonatie ís.
Orgaandonatie is een ingrijpend thema, zeker voor degenen die wachten op een orgaan, en voor hun naasten. Dat het aantal beschikbare donoren daalt, is zorgelijk. Tegelijk verdienen de afwegingen rond het donorschap alle zorgvuldigheid. Het huidige registratiesysteem biedt de ruimte voor de persoonlijke afwegingen die mensen willen maken.
De auteur is politicoloog. Eind deze maand verschijnt zijn boek ”De onverbeterlijke mens. Reflecties op medicalisering” (Uitg. Klement).