Mens & samenleving

Ex-moslim Rachaad Farzand-Ali ontdekte het gereformeerde goud

Twee Surinaamse gezinnen in Den Haag, gemengd islamitisch en Hindoestaans. Een zoon en een dochter ontdekken wie God werkelijk is. Het gevolg: de gezinnen sluiten zich vol overtuiging aan bij de hervormde Bethlehemkerk in Den Haag. Dit is het opmerkelijke relaas van Rachaad Farzand-Ali, over een opwekking in het klein.

Jacob Hoekman
27 January 2017 18:58Gewijzigd op 16 November 2020 09:41
Rachaad Farzand-Ali. beeld RD, Anton Dommerholt
Rachaad Farzand-Ali. beeld RD, Anton Dommerholt

Heel streng was het allemaal niet, bij Rachaad Farzand-Ali (31) thuis in Den Haag. „Mijn broertje Raïsh en ik moesten soms mee naar een Surinaamse moskee. Daar kregen we les uit de Koran”, vertelt Farzand-Ali bij hem thuis op de bank, nog altijd in Den Haag. „Ook werden we aangemoedigd om mee te doen met de ramadan. Maar het bleef altijd op afstand. Je deed de dingen omdat ze zo hoorden. Voor mij betekende het niet veel.”

Wat dan wél veel voor hem betekende, was voor Farzand-Ali zelf ook niet duidelijk. „Mijn beide ouders zijn in Suriname geboren, mijn vader in een islamitisch en mijn moeder in een Hindoestaans gezin. Maar het was geen gelukkig huwelijk. Ik kom uit een gebroken gezin, dat mag gerust gezegd worden. Het ging er niet altijd vreedzaam aan toe thuis.” Aarzelend: „Mijn vader is alcoholist. Dat heeft heel veel kapotgemaakt. Vaak waren er ruzies.”

Nu, achteraf, kijkt hij iets milder naar zijn vader, die alweer jaren in Suriname woont. „Zijn vader was óók alcoholist. Mijn vader heeft nooit een band met zijn ouders gehad. Hij is op straat opgegroeid. Als je niet weet wat liefde is, hoe kun je dan zelf liefde geven in je eigen gezin?”

Even tussendoor: hier voor me zit een jonge man die wél een meelevende vader is in zijn gezin. Hoe kan dat?

Zijn ogen lichten op. Zonder een spoor van aarzeling: „Dat is een wonder van God, een daad van Zijn genade en soevereiniteit. Ik kan niemand anders de eer daarvan geven.”

Destijds zou niemand dat gezegd hebben. Rachaad liep als puber volledig vast. Zijn ouders gingen uit elkaar. Rachaad begon te blowen, kreeg verkeerde vrienden, werd van school gestuurd. „Ik was een slaaf van de zonde, zoals de Bijbel dat noemt. Ik kwam er niet uit.”

De ommekeer volgde toen een kennis voorstelde om de vastgelopen jongen mee te nemen naar een christelijke genezingsdienst. „Die man is tot op de dag van vandaag geen christen. Hij dacht waarschijnlijk: daar valt wat te halen. Surinamers denken wel vaker zo. Ze zoeken een bunuman, een medicijnmeester.”

Hij kan zich de dienst nog goed voor de geest halen. „Het was in de Universele Kerk van Gods Rijk, een migrantenkerk aan de Fruitweg in Den Haag. We zaten ergens achterin. De predikant was een mager mannetje met een zwaar accent. Maar wát hij zei, ging door alles heen. Hij zei: „Jij wilt dat God je leven verandert, hè? Je komt naar Gods huis, maar je bent ongeïnteresseerd; je hebt je sigaretten nog op zak.” Het was alsof hij het alleen tegen mij had. En hij ging maar door. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met het Evangelie en leerde ik God kennen als Verlosser, Bevrijder en Genezer. Precies wat ik nodig had.”

Leverde dat problemen op in de familie?

„Het werd nooit in mijn gezicht gezegd, maar het lag gevoelig. Een bekering van de islam tot het christendom is toch een doodzonde; alsof je hoogverraad pleegt. Ik merk dat de band met sommige familieleden minder goed is geworden. Mijn moeder had er geen problemen mee. Ze hoopte dat dit wél zou werken.”

Dat hebben ze thuis geweten, zo grinnikt Farzand-Ali. Hij ontpopte zich als een ware evangelist, met het vuur dat bekeerlingen zo eigen is. En met vrucht. „Mijn moeder en broertje zagen dat ik veranderde. Na verloop van tijd gingen ze ook naar mijn kerk en werden ze gegrepen door het Evangelie. Zo heeft God in Zijn genade onze harten veroverd.”

Farzand-Ali’s leven kwam weer op de rit. Hij maakte zijn school alsnog af en ging rechten studeren. „Ik vloog erdoorheen. Werken aan het recht, staan voor het recht: ik zag iets heilzaams in die studie.” Intussen werkt hij alweer zeven jaar bij een juridisch adviesbureau op het gebied van intellectueel eigendom. Wat de toekomst brengt, dat is voor hem een open vraag. Hoewel, er lijkt toch iets te zijn wat hem bezighoudt.

Wat is dat?

Hij bestudeert zijn vingernagels, een tikje verlegen opeens. Dan: „Als ik het eerlijk moet bekennen: theologie boeit me ontzettend. Ik denk dat die opleiding me heel goed zou bevallen.”

Omdat u dominee wilt worden?

Hij haalt zijn schouders op. „Ik weet het niet. Vroeger in elk geval wel.”

Dat zal dan in elk geval geen dominee zijn in de Universele Kerk van Gods Rijk. De ontwikkeling van de jonge Farzand-Ali stond niet stil. „Na mijn bekering had ik het wel gehad met die bevrijdingsdiensten. De nadruk in de theologie was ik-gericht: hoe kan God mij helpen, mij genezen en mij bevrijden. Ik ontgroeide dat.”

Een nieuw kerkelijk onderdak vond hij in een pinkstergemeente in Rijswijk, waar de theologie volgens hem meer op God gericht is. Het was om veel redenen een zegenrijke tijd, stelt Farzand-Ali, al was het alleen maar omdat hij er zijn toekomstige vrouw Dyana leerde kennen. „Zij komt uit een Antilliaans-Hindoestaans gezin en is óók de eerste van haar gezin die tot geloof is gekomen. En wat het wonderbaarlijke is: na haar zijn ook haar ouders en zusje overtuigd geraakt van het Evangelie. Dat zorgde voor een diepe band. Ik kwam uit een gebroken familie, maar nu ontdek ik pas hoe het óók kan.” Met een brede lach: „De band is zo goed dat mijn broertje binnenkort gaat trouwen met mijn schoonzusje.”

Maar intussen stond ook de pinkstergemeente buiten het paradijs, ontdekten Farzand-Ali en zijn vriendin. „De voorganger hield wel erg veel van de schijnwerpers. Hij was de grote man van God die het voor het zeggen had. Mensen moesten tienden afstaan, maar alleen hij wist wat ermee gebeurde. Hij verkondigde een welvaartsevangelie. „God can make you rich!” riep hij dan. Deze dingen stonden mij tegen.

In die tijd zijn we begonnen met een Bijbelstudiegroep bij mijn schoonouders. Steeds meer mensen sloten zich daarbij aan. Maar de voorganger zag dat niet zitten; het was een terrein waar hij geen zeggenschap over had. Rebellie, noemde hij die groep. En die woensdagbijeenkomsten bleven maar groeien. Er zaten vaak meer dan 35 mensen in de woonkamer.”

Het is een boek dat toen de weg baande naar de derde kerkelijke traditie: de gereformeerde. Farzand-Ali staat op, pakt het boek uit de kast. ”Whose Right it Is”, heet het. De auteur: Kelley Varner. Geen calvinist, maar een in 2009 overleden Amerikaanse pinkstertheoloog die nadruk legde op de aarde als plaats waar Gods Koninkrijk wordt gerealiseerd. „Daar ligt een taak voor de kerk, in de wetenschap dat Christus Soeverein is over elke sfeer van leven. Er is niets waarvan Hij niet zegt: Het is van Mij.”

Het lijkt alsof ik Abraham Kuyper hoor praten.

Hij steekt zijn vuist in de lucht. „Dat is iemand die ik zó goed vind. Ik las in die tijd nogal wat Engelstalige boeken, met name van R. J. Rushdoony en Cornelius van Til. Zij staan in de lijn van de Nederlandse Abraham Kuyper. Via hem kwam ik dus weer terug in Nederland. Daardoor ben ik de gereformeerde traditie in Nederland steeds meer gaan waarderen.”

Was daar ruimte voor in de pinkstergemeente?

„Totaal niet. We zijn op een gegeven moment uit die kerk gegaan. Thuis bleven we trouw Bijbelstudie doen. Intussen raakte ik steeds meer geboeid door gereformeerde theologie. Ik ontdekte de Westminster Confessie en stond versteld van de inhoud van het boek. Een studieboek over de Westminster Kleine Catechismus heb ik in het Nederlands vertaald, zodat we het als familie konden bestuderen. Thuis behandelden we iedere week een vraag, twee jaar lang.”

Hij wordt steeds enthousiaster. „Zo ontdekte ik ook het presbyteriaanse kerkbestuur, het Bijbelse antwoord op een voorganger die in zijn eentje de kerk regeert. Ik raakte er steeds meer van overtuigd dat ik me per se wilde aansluiten bij een kerk waar deze vorm van bestuur wordt toegepast, ook als dat een gereformeerde kerk moest worden.”

Dat klinkt alsof het het laatste is wat je zou kiezen.

„Ik zeg het misschien wat oneerbiedig. Maar echt logisch was het niet, nee. Een orgel, een overwegend blank publiek, een andere manier van aanbidding: ergens zijn de gereformeerde kerken heel vreemd voor me. Maar het feit dat het een keuze was waarbij we trouw zouden blijven aan Gods Woord, was veel belangrijker.”

Het duurde niet lang of de hele familie stond achter het besluit om de Haagse Bethlehemkerk als nieuw geestelijk onderdak te kiezen. Begin 2015 gingen Farzand-Ali en zijn vrouw over, niet veel later de rest van de familie. „We zijn er nu allemaal lid, vol overtuiging.”

Goed een jaar later, in juni 2016, ervaarde hij zelf aan den lijve hoe het is om onderdeel te zijn van het presbyteriaanse kerkmodel. Hij werd gekozen als ouderling.

Is het mooi werk, ouderling zijn?

„Ja, heel erg. Ik ervaar het als Gods roeping voor mijn leven. Het was uit menselijk oogpunt misschien niet logisch dat ik de verkiezing aannam. Ik ken de gereformeerde traditie niet goed en ben de jongste ouderling. Maar toen kwam bij mij boven dat ik juist hiervoor had gebeden, om de mensen te kunnen vertellen over de schatten die ik gevonden heb.”

Hij raakt weer op dreef. „Als het heil van mij afhing, had ik het al lang laten glippen. Maar in God is mijn heil zeker. Ik vraag je: waar kun je méér geloofszekerheid vinden dan juist in het calvinisme?”

Toch kent niet iedere calvinist die zekerheid.

„Dat heb ik intussen gemerkt. Er is geen veroordeling meer voor wie in Christus is. Maar in plaats van vreugde over het heil zie ik soms een deken van zwaarmoedigheid die leidt tot timide en teruggetrokken mensen.”

Bedoelt u dat refo’s misschien beter eerst een bevrijdingsdienst zouden kunnen bijwonen, zoals het bij u is gegaan?

Hij denkt even na. „Nee. Er zit zó veel kracht en schoonheid in de gereformeerde traditie. Het probleem is denk ik dat het voor veel mensen vanzelfsprekend is geworden. Misschien moet er een klein scheutje pinksterideologie bij.”

Nu u het zegt: dingen die u betitelt als voluit gereformeerd, zullen sommigen eerder met pinkstergemeenten associëren.

„Ja, en dat had ik dus helemaal niet verwacht.”

Hij staat op, pakt een schrift waarin hij allerlei aantekeningen heeft gemaakt. Hij leest vol passie; zinnen die aangeven dat christenen te veel op de hemel zijn gaan focussen en de aarde als een noodzakelijk kwaad zijn gaan zien.

Nog even over dat predikantschap. Met permissie, maar als ik u hoor denk ik: dat is een kwestie van tijd.

„Ik word soms zenuwachtig als ik daaraan denk. Mijn predikant zei iets soortgelijks. Hij voorspelde ook dat ik ouderling zou worden.

Maar ik wil waken voor de gedachte dat je alleen God zou kunnen dienen in het beroep van dominee. Het is juist een van de verdiensten van de Reformatie dat alle gelovigen het priesterschap bekleden, zoals Luther zei. Ik kan God ook nu dienen, zelfs zonder dat ik ouderling ben.”

Levensloop Rachaad Farzand-Ali

Rachaad Farzand-Ali zag het licht in Voorburg, op 3 februari 1985. Zijn ouders, van islamitische en Hindoestaanse afkomst, zijn allebei in Suriname geboren. Na Rachaad kregen ze nog een zoon. Rachaad werd opgevoed als moslim, maar raakte als puber in de knoop met zichzelf. Een kennis nam hem mee naar een kerk. Na verloop van tijd kwam hij tot geloof. Hij ontgroeide de bevrijdings- en pinkstertheologie en sloot zich, inmiddels getrouwd, in 2015 aan bij de hervormde Bethlehemkerk in Den Haag. Daar werd hij in juni 2016 bevestigd als ouderling. Farzand-Ali en zijn vrouw hebben een dochter; de tweede is op komst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer