Als kind geslagen, opgesloten en gekleineerd
De harde klappen die ze als kind thuis kreeg, blijven haar altijd bij. Evenals de momenten dat haar vader haar ergens opsloot. „Maar de psychische mishandeling was het ergste”, zegt Sandra.
Haar tranen kan Sandra meer dan eens niet bedwingen als ze vertelt over de pijnlijke ervaringen in haar jeugd. In de aanloop naar de Week tegen Kindermishandeling blikt de jonge moeder terug, in de woonkamer van de flat waar ze met haar man en dochter woont. Openhartig vertelt ze over de impact van wat haar is aangedaan.
Sandra groeit op als kind in een groot, reformatorisch gezin. Vooral nadat haar vader zijn baan is kwijtgeraakt, ontstaan er thuis flinke spanningen. „Hij bemoeide zich overal mee, ook als dat niet nodig was. Met andere meningen kon hij niet omgaan. Er was veel ruzie en nijdigheid.”
In eerste instantie wijten de gezinsleden het gedrag van vader aan diens depressie. Ook na diverse (crisis)opnamen en behandelingen in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) houden de problemen echter aan. Uiteindelijk blijkt dat er sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
„Het ging steeds slechter tussen mijn ouders. Ze hadden altijd onenigheid. Wanneer we als kinderen iets zeiden van mijn vaders gedrag, sloeg hij ons of sloot ons ergens op. Na uren, soms na een halve nacht, vond m’n moeder ons en liet zij ons vrij.”
In haar tienerjaren staat Sandra elke ochtend als haar vader thuis is op met de gedachte: Ik hoop niet dat er vandaag weer iets ergs gebeurt. Het blijkt meer dan eens een vergeefse hoop. „Als iemand commentaar op hem had, vanwege zijn gedrag, werd hij woest. Hij sloeg ons dan met Bijbelgedeelten om de oren, zoals het vijfde gebod. Dan wist ik niet meer wat ik moest zeggen.”
Crisisdienst
Tijdens de periodes dat haar vader is opgenomen, ervaart Sandra rust. „Dan ging het thuis prima. Als hij in het weekend thuiskwam, ontstond er meteen weer spanning. Bij binnenkomst zei hij niemand gedag en gaf hij niemand aandacht. Al snel had hij weer commentaar op mijn moeder en deed hij lelijk tegen haar.” Enkele kinderen, onder wie Sandra, kunnen nooit iets goed bij hem doen. „Hij kleineerde ons. Die psychische mishandeling was nog erger dan de klappen die hij uitdeelde.”
Als het tijdens een weekendverlof van haar vader thuis weer eens uit de hand loopt, belt Sandra de crisisdienst van de ggz. „De persoon aan de telefoon zei: ‘Hij is alleen in de weekenden thuis en lukt het dan nog niet?’ Dat maakte me zo boos. We belden niet voor een snottebel! Soms had ik het idee dat de hulpverleners niet wisten wat ze met mijn vader aan moesten, maar dat zeiden ze niet. Het gezin werd niet bij de behandeling betrokken, terwijl wij met hem moesten leven.”
Mede door de problemen thuis gaat Sandra op haar achttiende op zichzelf wonen. Wel komt ze nog zeer geregeld bij haar ouders. „Ik had het gevoel dat ik de boel in de gaten moest houden. Als m’n vader m’n moeder wilde slaan, ging ik ervoor staan. Dan dacht ik: Geef mij maar een klap. Ik wilde mijn moeder beschermen”, zegt Sandra, in tranen.
Vlotte babbel
Lange tijd zwijgt ze over de situatie, uit schaamte. „Maar ik hield het niet vol.” Ze neemt uiteindelijk een bekende in vertrouwen. „Hij zei: We houden het in de gaten.” Intussen verandert de situatie thuis niet.
Vanuit de kerkelijke gemeente ondervindt het gezin in die tijd geen steun, zegt Sandra. „Soms kwamen er ambtsdragers op bezoek. Die hadden vooral aandacht voor mijn vader. Ik heb wel eens tegen een ouderling gezegd: Je moet m’n moeder en ons als kinderen niet vergeten. De kerkenraad besefte niet goed wat er allemaal speelde, maar vroeg ook niet door. Mijn vader had een vlotte babbel en ze geloofden hem.”
Vanwege het huiselijk geweld is behalve de hulpverlening soms ook de politie in beeld. „Een agent vroeg me ooit: ‘Wil je aangifte doen tegen je vader?’ Dat is heel moeilijk. Ik heb het niet gedaan.”
In de loop des tijds loopt de spanning steeds meer op, totdat vader tijdelijk elders gaat wonen. „Ik geloofde toen al niet meer dat het ooit nog goed zou komen. Er viel niet met hem te leven. Alles lag altijd aan een ander. Uiteindelijk heeft hij een scheiding aangevraagd. Mijn moeder is met de kinderen naar een andere plaats verhuisd. In de nieuwe kerkelijke gemeente is ze goed opgevangen. De kerkenraad heeft zich serieus in de situatie verdiept, zonder te veroordelen.”
Relatie
Bij de kinderen is de psychische schade als gevolg van het huiselijk geweld aanzienlijk. Evenals vrijwel al haar broers en zussen krijgt Sandra een periode begeleiding van een instelling voor psychische hulpverlening. „Ik maakte diverse testen en daaruit kwam naar voren dat ik veel dingen die gebeurd waren, moest verwerken.”
Aan een relatie wil ze lange tijd niet denken. „Ik dacht: Ik hoef geen man, want straks gaat het net zo als met mijn vader. Ik had geen vertrouwen in mensen. Ook was ik bang dat ik hetzelfde gedrag als mijn vader zou gaan vertonen. Ik denk er vaak aan dat zijn stoornis erfelijk is”, zegt ze huilend.
Ze krijgt uiteindelijk toch verkering, met Wim. Hem neemt ze vanaf het begin in vertrouwen over haar pijnlijke verleden. „We hebben samen hulpverleningsgesprekken gehad. Daarbij kwam aan de orde waar we allebei alert op moeten zijn in onze relatie.”
Nu zijn ze gelukkig getrouwd en hebben ze zelf een kind. Hoewel Sandra’s situatie vrij stabiel is, komen er soms toch ineens pijnlijke herinneringen boven. „Er zijn momenten dat ik weer nachtmerries heb. Soms herinnert een voorwerp in huis me ineens aan dingen die mijn vader in boze buien kapotmaakte. Daar kom ik niet meer vanaf, denk ik. Maar ik kan er nu gelukkig met Wim over praten. Ik loop er niet meer in vast.”
Schietgebedje
De onveilige situatie waarin Sandra is opgegroeid, heeft invloed op haar geloof in God. „Ik ben opstandig geweest, maar toch leefde ik ook heel afhankelijk van Hem. Soms deed ik een schietgebedje terwijl ik de crisisdienst belde. Je wordt er niet gelukkig van als je in waaromvragen blijft hangen. Tegelijk besef ik dat er ook momenten zijn geweest dat we duidelijk ervoeren dat de Heere ons uitgeholpen heeft, bijvoorbeeld toen mijn moeder na de scheiding een ander huis kreeg, waardoor er rust ontstond. Gelukkig hebben we het als kinderen onderling samen met mijn moeder goed. We vinden veel steun bij elkaar.”
Contact met haar vader heeft Sandra niet meer. „Hij wil opnieuw beginnen en niet meer praten over wat er is gebeurd. Dat is voor mij onmogelijk. Als ik dat zeg, wordt hij alweer boos. Hij heeft zo vaak beterschap beloofd, maar hij verandert niet.”
Achteraf zegt Sandra dat ze de problemen veel eerder met anderen had moeten delen. „We hebben het met elkaar te lang stil gehouden, mede vanuit de gedachte: Als de therapie van m’n vader aanslaat, komt het misschien wel goed. Tegen mensen die nu in een vergelijkbare situatie zitten, zou ik willen zeggen: Wacht niet langer om iemand in vertrouwen te nemen bij wie je je verhaal kwijt kunt, en zoek hulp.”
Sandra en Wim heten in werkelijkheid anders.
Hulpverlener kiest bij huiselijk geweld soms andere lijn dan kerkenraad
Wie in reformatorische kring te maken krijgt met (vermoedens van) huiselijk geweld of kindermishandeling moet gemakkelijk een deskundige kunnen raadplegen die zijn achtergrond kent en begrijpt. Vanuit die gedachte ging in september 2015 het project huiselijk geweld en kindermishandeling van start. Initiatiefnemer is het platform jeugdhulpverlening van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) en de Hersteld Hervormde Kerk. Stichting Schuilplaats, De Vluchtheuvel en KOC-Diensten (Ds. G. H. Kerstencentrum) voeren het project uit.
Aandacht voor huiselijk geweld is geen overbodige luxe, zegt Gertrude van den Belt–van Woudenbergh. Ze is ambulant hulpverlener en aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling bij KOC-Diensten. „De afgelopen jaren hebben we heel wat mensen te woord gestaan, zowel slachtoffers als daders, en personen uit hun omgeving. Kerkenraden en vrijwilligersnetwerken weten ons ook te vinden. We geven geregeld trainingen voor dergelijke groepen. Aan de orde komt dan bijvoorbeeld hoe ze het gesprek over huiselijk geweld kunnen aangaan en welke mogelijkheden en beperkingen ambtsdragers daarbij hebben. Een aandachtspunt voor de komende tijd is hoe we jongeren beter kunnen bereiken.”
Wat kan Van den Belt betekenen voor een slachtoffer dat contact met haar opneemt? „Dat hangt af van de vraag. Soms heeft iemand alleen behoefte aan een luisterend oor. Daarbij maak het verschil of het gaat om gebeurtenissen uit het verleden of dat er op dat moment sprake is van huiselijk geweld. In het laatste geval kijk ik wat mogelijk is om iemand toe te leiden naar hulpverlening. Zeker als er kinderen bij betrokken zijn, is het helder dat het geweld moet stoppen.”
De hulpverlener maakt soms een andere afweging dan een ambtsdrager. „Ik sprak een moeder die met haar kinderen uit huis was gevlucht omdat haar man zich structureel schuldig maakte aan fors geweld. De kerkenraad gaf het advies: Ga toch maar terug, want je man belooft beterschap. Toen heb ik gezegd: Als je nu teruggaat, ben ik genoodzaakt een melding te doen bij Veilig Thuis (voorheen Advies- en Meldpunt kindermishandeling, MB). Want de veiligheid was niet gewaarborgd. Ik heb daarna contact gehouden met die vrouw.”
Dergelijke situaties, waarin ze een andere lijn kiest dan een kerkenraad, komen incidenteel voor, zegt Van den Belt. Als het slachtoffer er toestemming voor geeft, probeert ze hierover in gesprek te komen met de desbetreffende predikant of ouderling. „Kerkenraden worstelen met vragen rond de Bijbelse grond voor echtscheiding, waarbij ook kerkrechtelijke aspecten meespelen. Terwijl je als hulpverlener soms ziet dat de situatie dermate onveilig is, dat bij elkaar wonen echt niet kan. Die spanning blijft bestaan, waarbij het ons streven is zo veel mogelijk samenwerking te zoeken.”
stichtingschuilplaats.nl/huiselijk-geweld
Week tegen Kindermishandeling
”Ik maak het verschil.” Dat is het thema van de Week tegen Kindermishandeling, die op 19 november van start gaat. Tijdens deze week, onder meer georganiseerd door de ministeries van Volksgezondheid en Justitie, hebben er op lokaal niveau allerlei activiteiten plaats die aandacht vragen voor het omgaan met vermoedens van kindermishandeling.
In Nederland groeien bijna 119.000 kinderen op in onveilige gezinssituaties, meldt de organisatie van de themaweek. Het gaat onder meer om verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik. „Samen hebben we een belangrijke verantwoordelijkheid om de veiligheid van deze kinderen te vergroten. Zelfs een klein gebaar kan een groot verschil maken. Door te delen wat jij doet als je je zorgen maakt om een kind, moedig je anderen aan ook iets te doen.”