Evangelist Samer Younan werd gegrepen door de Bijbel
Nee, vervolgd om zijn geloof is Samer Younan nooit in Syrië. „Maar ik was dan ook geen echte christen. Díé werden wel onderdrukt. Niet zozeer door de overheid als wel door ons, naamchristenen.” Relaas van de metamorfose van een Syrische asielzoeker die de Bijbel ontdekte.
Elke zondag zit er een groep van zo’n veertig mensen in de Oase, een Arabisch-Nederlandse gemeente in Amersfoort. Hun verlangen: de Bijbel bestuderen. Ze doen dat met Samer Younan (33). Vorige maand werd de kerk officieel geïnstitutionaliseerd en werden er twee ouderlingen bevestigd, van wie Younan er één is.
Een moeilijke doelgroep: bedreigingen liggen op de loer. Is dat een groot probleem?
Younan, die zelf een christelijke achtergrond heeft –hij groeide op in het noordoosten van Syrië in een rooms-katholiek gezin–, reageert terughoudend. „Ik ben eerder wel bedreigd door moslims, maar op dit moment is het rustig. Ik stimuleer de mensen om voorzichtig te zijn, maar zeker ook om niet bang te zijn. Angst mag geen deksel op ons leggen.
Gisteren nog sprak ik een vrouw met een moslimachtergrond die haar Bijbel niet had meegenomen naar de samenkomst. Ze was bang dat anderen het zouden zien. Maar Jezus zegt in Matthéüs 10 dat Hij ons zendt als schapen onder de wolven. Dat is eigenlijk abnormaal: degene die de schapen naar die gevaarlijke plek stuurt, is nota bene de goede Herder. Maar, en dat verandert alles: Hij is wél degene die ons leidt. Hij heeft zelfs de wolven lief. Dus zeg ik tegen die vrouw: Een plastic zak over je Bijbel is prima, maar de volgende keer mag je hem gewoon meenemen.”
Voor Younan zelf was de Bijbel tot dertien jaar geleden een gesloten boek. Onderscheid met zijn moslimvrienden in Syrië was er nauwelijks, zegt hij op de bank in het kerkelijk kantoor dat in zijn huis gevestigd is. „Die vrienden deden evenmin veel aan hun geloof. Ze vierden hun eigen feesten, zoals het offerfeest. En wij vierden Kerst en Pasen. Dat was het wel zo’n beetje.”
Niet dat er geen bewuste christenen waren in zijn omgeving. Probleem was echter: die werden met de nek aangekeken. „In tegenstelling tot wijzelf werden zij wel onderdrukt – ook door mij, zeg ik er direct bij. Zelfs de christelijke docent die ons godsdienstles gaf, maakte hen belachelijk. Broeders, noemde hij hen. Maar hij veranderde één letter. Dan krijg je een woord dat ”poep” betekent.”
Vandaag is die situatie in zijn geboortestreek niet anders, merkt hij als hij op familiebezoek gaat. „Ik ken een stad waar de Syrisch-orthodoxe kerk heeft geklaagd bij de overheid dat een protestantse gemeente moslims toelaat en doopt. Zoals Paulus het meest onder de joden te lijden had, zo hebben protestantse voorgangers in het Midden-Oosten vaak het meest te lijden van de traditionele christenen. Ze worden veracht door de traditionele gemeenschap.”
En dan is er nog de algemene cultuur van vernedering in Syrië. Daarin is nog altijd niets veranderd, terwijl de chaos en spanning in het land nu al maanden aanhouden. Het feit dat Syrië een dictatoriaal geregeerde politiestaat is, komt tot in de haarvaten van de samenleving terug, merkte Younan al in zijn jeugd.
Als een berg zag hij op tegen de periode van ultieme vernedering die hij zou moeten ondergaan: de militaire diensttijd. „In het leger word je als een dier behandeld.” Een grimmig lachje. „Nu ja, als je behandeld wordt zoals een dier in Nederland, zou je nog blij zijn.”
Hij is even stil. „Nog steeds zou ik het ongelooflijk moeilijk vinden als God me zou roepen om terug te gaan naar Syrië. Als Hij roept, moet ik wel. Maar nooit en nooit zou ik uit mezelf terug willen. Mijn hele denken is niet Syrisch meer. Ik hoor veel Syriërs in Nederland over heimwee, maar echt: ik kan me daar niets bij voorstellen.”
Hij aarzelt. Dan: „Ik vergeet nooit hoe ik me in die jaren voelde.” Slikt iets weg. „Ik was leeg. Ontzettend leeg. Dat heeft jaren geduurd. Tussen mijn 16e en mijn 21e heb ik me vaak in slaap gehuild. Steeds weer vroeg ik me af: Is dit nu alles? Ik eet, ik drink en ik slaap. De volgende dag precies hetzelfde: ik eet, ik drink en ik slaap. De gedachte dat dit het leven is, maakte me diep ongelukkig.”
Uiteindelijk maakte de jonge Samer in 1999 de keuze te vertrekken, zoals vele jongeren zonder hoop in zijn land. Met vervalste papieren en een verzonnen verhaal –hij was op de vlucht uit Irak– begon hij aan de reis van zijn leven. Hij bereikte Hongarije, trok via Oostenrijk naar Duitsland, waar een oom van hem woont. Maar aan de grens tussen Oostenrijk en Duitsland ging het mis. Zijn valse paspoort, met de verzonnen Iraakse identiteit George Samoun, werd ontdekt. In het Oostenrijkse Salzburg kwam hij in een cel terecht met zeven anderen. Vier stapelbedden, in de hoek een wc.
„Daar begon het wonder”, zegt Younan zelf. „De eerste dag hadden we een pauze. In de ontspanningsruimte stond tussen de boeken precies één Arabisch boek. Het was de Bijbel. Ik heb het boek gepakt en begon te lezen. Tot mijn verbazing greep het boek me. Het hele uur heb ik gelezen. Toen moest ik het terugzetten. Maar ik heb het onder mijn kleren gestopt.” Een verlegen lachje. „Eigenlijk gestolen dus.”
Het bleek een zegenrijke diefstal. „In mijn cel heb ik de hele nacht gelezen. Mensen vragen me vaak welk Bijbelboek, maar ik heb geen idee. Ik weet wel dat ik heel veel van het evangelie van Johannes houd – misschien is het dat geweest?
Het moet in elk geval over God de Vader zijn gegaan, want dat is de gedachte die na die nacht in mijn hart brandde: God is een Vader, ook voor mij. En als God mijn Vader is, dan is Hij dat overal. Hier in deze gevangenis, maar ook in Syrië.”
Die verandering had gevolgen. Als eerste nam Younan het besluit niet langer te liegen. Toen de volgende ochtend George Samoun uit Irak werd opgeroepen, voegde hij de daad bij het woord. „Ik heb tegen mijn bewakers gezegd dat ik niet zo heet en dat ik zou meewerken aan terugkeer.”
Maar dat liep anders. Younan kwam op vrije voeten en reisde via Duitsland naar Nederland. Onderweg gaf hij de Bijbel uit de gevangenis aan een gezin dat hij ontmoette: de eerste mensen die hij over zijn verandering vertelde. Eenmaal in Nederland belandde hij in het asielzoekerscentrum Gasselternijveen. Intussen hield hij zijn eigen tradities vast. „Ik wist niet beter. Voor het eerst ging ik bidden met mijn hart, maar dat deed ik met het Ave Maria.”
Kort na zijn aankomst in Nederland ontmoette Younan christenen, onder wie zijn latere vrouw Betty Doornbos. Zij nodigde de jonge asielzoeker uit voor de diensten in haar gereformeerd vrijgemaakte kerk in Stadskanaal. „In die tijd werd ik voor het eerst geconfronteerd met de vraag: wat zou Maria moeten doen wat Jezus zelf niet kan? Tegen die christenen zei ik: Ik ga bewijzen dat we Maria moeten aanbidden.”
Dat heeft Younan geweten. „Met alles wat ik had ben ik in de Bijbel gaan lezen. ’s Morgens, ’s middags, ’s avonds: ik gunde me nergens anders meer tijd voor en onderstreepte iedere tekst die over Maria gaat. Het gevolg was dat ik in een paar dagen tijd de hele Bijbel had gelezen. Toen moest ik zeggen: Jullie hebben gelijk. Het staat er niet in.
Het kostte me geen enkele moeite om het gebed tot Maria vanaf dat moment los te laten. Ik zie dat als een wonder, een bevrijding door de kracht van het Woord. Dat mensen niet voor het Woord kunnen buigen, daar heb ik nu geregeld veel moeite mee. Bepaalde zaken leg ik oneindig lang uit aan Syrisch-orthodoxe of rooms-katholieke vluchtelingen, en dan zeggen ze: Maar dit doen we al eeuwen zo, dat ga je toch niet zomaar opgeven?”
Intussen is Younan al ruim tien jaar getrouwd, heeft hij een status en is hij sinds een maand ambtsdrager in de Arabisch-Nederlandse gemeente van Amersfoort, officieel onderdeel van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Hebben reformatorische kerken echte belangstelling voor Arabischtaligen?
„Ik denk dat het de goede kant op gaat. Ik merk dat er zeker aandacht aan asielzoekers gegeven wordt. En ook aan gewone Nederlanders die God niet kennen, trouwens.”
Er lijkt een onuitgesproken aarzeling in Younans woorden te hangen. Hij is te beleefd om met grote kritiek te komen, maar na wat doorvragen laat hij toch meer los. „Negentig procent van de buitenkerkelijke Nederlanders die ik spreek, heeft best een mening over de kerken – maar niet over Jezus. Dat komt érgens vandaan. Blijkbaar zijn de kerken te weinig op Hem gericht.”
Ze zijn te veel met zichzelf bezig?
Hij glimlacht, een tikkeltje schuchter. Schudt dan zijn hoofd. „Dat is het probleem nog niet eens. De opdracht is duidelijk: kerken en christenen moeten een licht zijn. Ik ben het Licht der wereld, zegt Jezus Zelf. Als kerken ook een licht zijn, maakt het niet veel uit of ze met zichzelf bezig zijn of niet. Hang je buiten een lamp op, dan komen alle beestjes op het licht af. Daarvoor hoeft die lamp alleen maar zichzelf te zijn. Maar dan moet het dus wel over Jezus gaan, Die het Licht is.”
Twijfelt u zelf wel eens aan wat u verkondigt?
Resoluut: „Geen seconde.” Dat is niet altijd zo geweest, voegt hij eraan toe. „Toen ik nog maar net tot geloof was gekomen, werd ik veel vaker aangevallen. Dat was niet met de vraag of ik wel een kind van God ben, maar met de vraag of God wel bestaat. Die aanvallen waren echt nachtmerries voor me. Een Afrikaanse pastor heeft toen met mij gebeden. Sindsdien is de beknelling van die bestrijding losser geworden en gaandeweg zelfs helemaal verdwenen. Ik ben er nu volledig vrij van, maar ik begrijp wel beter waarom ik dit mee heb moeten maken. Ik ontmoet nu mensen die precies hetzelfde ervaren. Hen kan ik nu beter helpen.”
Wat is het grootste struikelblok in de gesprekken met moslims?
„Ze hebben vaak heel veel vragen over de Zoon van God. Als mensen tot geloof komen en gedoopt willen worden, behandel ik met hen de Twaalf Artikelen. Dan komt dat soort vragen vanzelf aan de orde. Het begint al meteen: Ik geloof in God de Vader. God de Vader? Dat is helemaal nieuw voor moslims. Op welke manier is Hij dan Vader?
De beschuldiging dat God een minnares heeft gehad, zit diep ingebakken in de islam. Ik heb niet één bepaald standaardantwoord, maar probeer op allerlei manieren uit te leggen wat dit betekent.”
Veel christenen komen er zelf ook niet uit. Hoe pakt u het aan?
„Het vaderschap van God en het zoonschap van Jezus betekent niet dat God getrouwd is met een vrouw, zoals de Koran zegt over de leer van christenen. God is een Geest, dus moet je dit ook geestelijk zien.
Vaak ervaar ik dat ik een antwoord krijg om te geven, maar uiteindelijk zeg ik ook: Kijk zélf maar naar wat Jezus heeft gedaan en neem het aan. Ik vergelijk christenen met mensen in een huis. Ik kan wel uitleggen aan de mensen buiten het huis hoe mooi en heerlijk het in dat huis is, maar het is veel beter dat ze zelf binnenkomen en het met eigen ogen zien.”
Precies op dat punt bestaat er onder sommige orthodoxe christenen huiver: een kind van God ben je zomaar niet. Herkenbaar?
„Meestal begin ik zelf hierover, juist om de rijkdom te laten zien van degenen die een kind van God zijn. Een moslim gelooft ook niet zomaar dat hij een kind van Allah kan worden. Hij is daarentegen een slaaf van Allah. Nota bene: om vier uur ’s nachts moet hij wakker worden om een paar keer te knielen. Hij moet zichzelf dertig dagen verhongeren om Allah tevreden te maken. Hij mat zich af en weet nog niet eens zeker of dat genoeg is. Dat is de houding van een slaaf. Maar ik ben in het huis, ik ben een kind. Ook als ik val, weet ik dat nog steeds. Wil iemand dan echt liever een slaaf blijven – goed, blijf dan maar een slaaf.”
Levensloop Samer Younan
Samer Younan werd in 1978 geboren in een stad in het noordoosten van Syrië, als derde in een gezin van zeven kinderen. Hoewel het gezin van oudsher tot de Rooms-Katholieke Kerk behoorde, had dat in de praktijk nauwelijks consequenties. Op zoek naar een beter leven verliet Younan op zijn 21e zijn land. Als vluchteling kwam hij in een Oostenrijkse cel in aanraking met de Bijbel, die zijn leven op zijn kop zette. Uiteindelijk kwam hij in Nederland terecht, waar hij zijn latere vrouw Betty Doornbos ontmoette. Younan zet zich sindsdien op allerlei manieren in voor de verspreiding van het Evangelie onder allochtonen in Nederland.