Eigenlijk hoeft het voor hem niet zozeer meer, een gesprek ter gelegenheid van zijn zestigjarig ambtsjubileum. „Ik ben de publiciteit gaan mijden”, laat hij vooraf weten. „En De Wekker heeft ook al een interview met me afgenomen. Belt u aan het eind van de middag even terug.” Na enig aandringen gaat de 83-jarige emeritus toch overstag.
Jarenlang behoorde hij, samen met zijn oudste broer ds. J. H. Velema, tot de beeldbepalende figuren binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Vele tientallen publicaties verschenen er van zijn hand, talloze lezingen hield hij. Wat prof. Velema zei, zeker als het om ethische vraagstukken ging, had gezag – in de breedte van christelijk Nederland.
Maar het tijdperk-Velema is voorbij. Zijn broer ds. J. H. Velema overleed in augustus 2007, 89 jaar oud. En over zichzelf zegt hij: „De Heere heeft er een streep onder gezet.” Stellige uitspraken –rond de onlangs begonnen generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken, of het kerkelijk leven in het algemeen– vallen hem deze middag dan ook niet te ontlokken. Prof. Velema zal het tijdens het gesprek, in zijn appartement in het Apeldoornse woon-zorgcentrum Talma Borgh, nogal eens herhalen. „Wat achter ligt, is voorbij, is afgesloten. De Heere heeft me daarvan losgemaakt. Ik richt mij op hetgeen vóór mij ligt: de eeuwige heerlijkheid.”
Heeft het overlijden van uw vrouw, alweer bijna tien jaar geleden, hierin meegespeeld?
„Zeker. Ook. Maar ik heb pas echt gevoeld dat het voorbij was op de laatste zondag dat ik voorging, twee jaar geleden. Ik had een preek voorbereid, maar die zaterdag ervoer ik heel sterk dat ik een andere preek moest gaan houden, iets wat bij mij zelden gebeurde. „Houd díé preek maar.” Ik heb toen gepreekt over de Heere Jezus bij het graf van Lazarus. „Jezus weende.” Tijdens die dienst is alles van me afgenomen.”
Het was op dringend advies van de geriater dat prof. Velema met preken stopte. In oktober 2011 was hij gevallen met zijn fiets. Dertig weken bracht hij vervolgens door in verpleeghuis Casa Bonita in Apeldoorn. „Dat zijn weken van beproeving geweest. Ik was uitgeschakeld, en dat wilde ik niet. Ik wilde niet ophouden. Maar de Heere heeft me eenswillend gemaakt.
Na die dertig weken ben ik, samen met mijn kinderen, op zoek gegaan naar een andere woning – ik woonde nog in Amphion, een appartementencomplex. We zijn toen hier terechtgekomen. En ik heb het goed hier.” De emeritus oogt breekbaar. Een rollator bevindt zich in zijn nabijheid.
Begint dan te lachen. „Laatst zei ik het tegen een paar verpleegsters: „Wat zijn jullie toch goed voor me.” Zegt er één: „Ja, maar u bent ook zo’n vriendelijke man.””
Uw boekje ”Terwijl mijn kracht vergaat” uit 2007 gaat over mantelzorg, mede naar aanleiding van het ziekbed en overlijden van uw vrouw. U constateert daarin dat het kringetje waarbinnen nog echt contact plaatsvindt, steeds kleiner wordt. In hoeverre ervaart u dit zelf ook zo?
„Het kringetje wordt steeds kleiner, ja. Maar de Heere zorgt voor me. En mijn kinderen en kleinkinderen zijn goed voor me. Maar veel contact met andere predikanten, bijvoorbeeld, heb ik niet meer. Ik zoek dat ook niet meer. Heel goed contact heb ik nog wel met ds. Chr. Hovius, de hervormde emeritus predikant hier in Apeldoorn. We verstaan elkaar op geestelijk gebied. Hij komt elke zaterdag, samen met zijn vrouw. Mijn vrouw heeft op haar sterfbed aan hen gevraagd: „Zullen jullie aan Wim blijven denken, als ik er niet meer ben?” En dat doen zij nog steeds. Juist vorige week trouwens ontving ik van prof. Douma zijn laatste boek over de post, over veertig psalmen. Ik was verrast. Het is lang geleden dat we elkaar hebben gesproken, maar Douma’s boek ga ik zeker lezen.”
Prof. dr. J. Douma en u vormden jarenlang toch wel dé ethici binnen de gereformeerde gezindte.
Prof. Velema maakt een afwerend gebaar. „Het is voorbij, afgesloten. Ik ben een drempel overgegaan.”
Maar, uw publicaties liggen er nog...
„Wat ik gedaan heb, heb ik mógen doen. Zo heb ik het altijd gezien. Je moet maar niet te groot van jezelf denken. Ik kan me nog heel goed herinneren dat toen ik naar het gymnasium in Den Haag ging, mijn moeder op een keer tegen me zei: Je bént een eenvoudige jongen, blijf dat ook.”
Prof. Douma laat nog regelmatig van zich horen, onder meer via zijn site, over ontwikkelingen in zijn kerkverband die hem verontrusten. Dat zou voor u niets zijn?
Lachend: „O nee, nee. Dat zou niets voor mij zijn.”
Onlangs is de generale synode van uw eigen kerkverband weer van start gegaan. Spannend?
„Ik ben er zeker mee bezig. In die zin: grosso modo, op afstand. Ik ben er niet meer actief bij betrokken. Ik bíd er wel voor. Maar verder bemoei ik me er niet mee. Al volg ik de uitkomsten met belangstelling.”
Als het daarover gaat: waar bent u blij mee, waar minder blij?
„Blij ben ik nog altijd met onze eigen opleiding. Natuurlijk, ik ben al in 1996 geëmeriteerd, volg dus lang niet alles meer. Maar ik zie wel dat er nog steeds jonge predikanten afkomen aan wie je merkt dat zij zich aan het Woord verbonden weten.
Minder blij... Ik wil voorzichtig zijn. Laat ik het zo zeggen: ik vind dat er binnen onze kerken gemeenten zijn waar de samenwerking met bijvoorbeeld de vrijgemaakten te ver gaat. Waar bijna sprake is van samensmelting. Maar nogmaals, ik wil me geen oordeel aanmeten.”
Een fusie tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zit er wat u betreft nog niet in?
„Nee. Al kan ik goed met iemand als prof. Douma, en begrijp ik hoe hij in zijn kerkverband staat.”
Echt christelijk gereformeerd, wat is dat?
„Dat is wat de leer betreft de leer van de Reformatie, die gericht is op het hárt van de hoorders. Ik heb vaak gezegd: Mensen, zonder deze boodschap kún je niet. In mijn preken ontbrak het waarschuwende element ook niet, al begon ik daar meestal niet mee. Preken, ja, wat vond ik dat altijd heerlijk.”
Enig idee hoeveel u er in de achterliggende zestig jaar hebt gehouden?
„Het moeten er bijna 2500 zijn. Ook toen ik hoogleraar werd, in 1966, ben ik altijd blijven preken, en na mijn emeritaat in 1996 ook nog. Ik heb weleens gedacht: eigenlijk doe ik dit het allerliefst.”
Hebt u ook vruchten op uw prediking gezien?
„Daar kan ik niet zo veel van zeggen. Het is ook wel zo dat ik maar dertien jaar predikant in een gemeente ben geweest. Als hoogleraar had ik geen eigen gemeente meer. Maar het trof me pas wel toen ik met mijn rolstoel hier in de binnenstad van Apeldoorn reed, samen met mijn dochter –ik had een nieuwe bril nodig–, en er twee dames naar ons toe kwamen. Zij bleken lid te zijn van een, laat ik zeggen, behoudende gemeente binnen ons kerkverband en zeiden: „Ds. Velema, die en die preek van u herinneren we ons nog altijd.” Mooi hè, zoiets!
Als het daarover gaat, heb ik ook in zo’n beetje alle gemeenten wel mogen voorgaan, op twee of drie na. Van, zeg maar, Amsterdam tot Sliedrecht. Ik ben daar blij mee.”
Het trof inderdaad weleens dat u zich net zo gemakkelijk leek te bewegen in reformatorisch gezelschap als voor de EO-microfoon. Vergde dat soms geen aanpassing van uw boodschap?
„Ik moet zeggen dat ik me in een vroeger stadium meer verbonden voelde met de EO dan sinds een aantal jaren het geval is. Maar, inderdaad: ik vond het heerlijk om in allerlei kringen te spreken, lezingen te houden, noem maar op. Daarbij was mijn boodschap, denk ik, steeds wel hetzelfde. Maar ik stemde mijn woordgebruik wel af op de mensen die ik voor me had. Dat kan ook niet anders, wil je mensen kunnen raken.”
Veelvuldig publiceerde u, over theologische, ethische en pastorale thema’s. Wat vindt u, terugkijkend, uw beste boek?
„Dan denk ik toch aan ”Wet en Evangelie”.
Niet de ”Beknopte gereformeerde dogmatiek” die u samen met prof. J. van Genderen schreef?
„Ik heb daar met genoegen aan gewerkt. Maar het ging destijds zo: prof. Van Genderen gaf aan dat hij het boek alleen niet klaar kreeg. Of ik hem wilde helpen. Ik heb toen gezegd: Ik wil je helpen onder voorwaarde dat het jóúw dogmatiek blijft. Uiteindelijk heb ik toen een vijfde van het geheel geschreven. Dogmatiek heeft me altijd erg geïnteresseerd. Ik ben in Amsterdam bij prof. G. C. Berkouwer gepromoveerd, op ”De leer van de Heilige Geest bij Abraham Kuyper”. Ik heb ook altijd goed met Berkouwer overweg gekund. Al heeft hij het me wel kwalijk genomen dat ik tegen Kuitert ging schrijven.”
„Ik richt mij op hetgeen voorligt”, zei u. Kunt u daar nog iets meer over zeggen?
„Ik verlang er heel sterk naar om de Heere Jezus te ontmoeten, en met Hem ook de Vader, en de Heilige Geest. Om dan eeuwig te leven met een Drie-enig God.”
De gereformeerd vrijgemaakte emeritus predikant dr. M. J. Arntzen, die zaterdag 101 hoopt te worden, merkte vorig jaar in deze krant op dat naarmate hij het einde voelt naderen, de „aanvechtingen soms sterker worden.” De laatste vijand blijft toch de dood. Hoe ervaart u dat?
„Natuurlijk komt het weleens op me af. Maar niet vaak. De Heere heeft dat van me weggenomen. En achter een heleboel dingen in mijn leven heeft Hij een punt gezet. Ik kijk met blijdschap vooruit. Om straks dat wat ik anderen gepreekt heb, ook zelf te mogen beleven.”
De wortels van Willem Hendrik Velema liggen in Friesland. Op 15 november 1929 werd hij in Drachten geboren, als zoon van ds. Hendrik Velema. Op 13 september 1953 werd kandidaat Velema tot predikant bevestigd in Eindhoven. In 1961 vertrok hij naar Leiden, vanwaar hij in 1966 werd benoemd tot hoogleraar aan de –toen nog– Theologische Hogeschool in Apeldoorn. In 1996 ging prof. Velema met emeritaat.
Zijn vader stierf in het harnas, toen hij op de kansel een hartinfarct kreeg. Twintig jaar geleden leek het bij ”W. H.” hetzelfde te gaan: op de preekstoel in Deventer kreeg ook hij een hartinfarct. „Maar ik ben daar wonderlijk doorheen gekomen.” Prof. Velema en zijn vrouw kregen drie zoons en drie dochters. Hij heeft elf kleinkinderen.
Interviews met prof. W. H. Velema:
Door God gekend (Terdege, 28-03-2012)
“Mensenrechten van God verleend” (Reformatorisch Dagblad, 09-12-2009)
Open huis tussen 20.00 en 24.00 uur (Reformatorisch Dagblad, 23-07-2009)
Een kritische toetssteen op de oude dag (Reformatorisch Dagblad, 26-09-2007)
“Vergelding uit strafrecht verdwenen” (Reformatorisch Dagblad, 19-11-2002)
De veelkleurigheid van het Christelijk dienstbetoon (Terdege, 04-03-1998)
Een hoogleraar, een vreemdeling (Reformatorisch Dagblad, 19-01-1996)
Dr. Velema laat zich de poten niet onder z’n stoel wegzagen (Reformatorisch Dagblad, 21-09-1991)
Diversen:
Biddend gebruik van de HSV – prof. Velema (De Waarheidsvriend, 14-12-2006)
Archief van prof. Velema naar chr. geref. bureau (Reformatorisch Dagblad, 11-02-2000)
,,Velema is vruchtbaarste theoloog van Nederland” (Reformatorisch Dagblad, 11-05-1996)
‘Potchefstroom’ verleent prof. Velema doctoraat (Reformatorisch Dagblad, 05-12-1995)
Prof. W. H. Velema 40 jaar predikant (Reformatorisch Dagblad, 13-09-1993)
Velema wil voor velen iets betekenen en staan ten dienste van het Woord (Reformatorisch Dagblad, 23-06-1992)
Zeer geleerde dominee, zeer pastorale professor (Terdege, 23-10-1991)
Proficiat professor Velema (Gereformeerd Weekblad, 04-10-1991)
„Ik wil kerken dienen naar eer en geweten” (Reformatorisch Dagblad, 24-09-1991)
Links Den Haag liep bij prof. Velema weg (Reformatorisch Dagblad, 26-05-1984)
Prof. Velema herdacht ambtsjubileum (Reformatorisch Dagblad, 18-09-1978)