Oprichting Wereldraad van Kerken: Pluraliteit van kerken is abnormaal
De pluraliteit van de kerk is ten diepste „abnormaal.” Secretaris-generaal W. A. Visser ’t Hooft sprak deze woorden tijdens de oprichtingsvergadering van de Wereldraad van Kerken op 23 augustus 1948, donderdag precies zeventig jaar geleden.
In Amsterdam strijkt donderdag de top van de Wereldraad van Kerken neer. Plaats van samenkomst is de Nieuwe Kerk te Amsterdam, exact de plek waar zeventig jaar geleden de openingsdienst werd gehouden ter voorbereiding van de eerste assemblee. Zo’n 3000 mensen bezochten de bijeenkomst.
In 1937 viel in Utrecht het besluit tot oprichting van een Oecumenische Raad van Kerken. Het was het initiatief van de bewegingen ”Life and Work” en ”Faith and Order”. Nederland werd uitgekozen om gastheer te zijn van de eerste assemblee. Zaterdagavond 21 augustus 1948 vond er een bidstond in de Westerkerk plaats, ’s zondags de openingsdienst in de Nieuwe Kerk en op zaterdagmiddag 4 september was de sluiting, weer in de Westerkerk. De vergaderingen zelf werden doorgaans in een van de zalen van het Concertgebouw gehouden.
Zwakheid
Het was een onvergetelijk ogenblik, zo schrijft W. F. Golterman in zijn boek ”Éen Heer, één Kerk”, toen op maandag 23 augustus 1948 het officiële besluit tot oprichting van de Wereldraad van Kerken werd genomen. Niemand van de stemgerechtigde leden was tegen, er volgde een stil gebed, waarna het dankwoord van voorzitter Marc Boegner volgde.
„De omvang van het werk is veel groter dan wij tien jaar geleden dachten”, blikte Visser ’t Hooft terug tijdens zijn toespraak als secretaris-generaal in Amsterdam. „We staan nog helemaal aan het begin van een gemeenschappelijke taak.”
Omdat er sprake is van „een volkomen nieuw type van interkerkelijke gemeenschap, waarvan de kerkgeschiedenis geen enkel voorbeeld biedt”, rijzen er heel wat misverstanden over de jonge Wereldraad, zo zei hij. Een daarvan is volgens de secretaris dat de raad een „superkerk” wil worden of politieke doeleinden wil nastreven. „Wij zijn een raad van kerken, niet dé raad van de éne ongedeelde kerk. Onze naam duidt onze zwakheid en onze beschaamdheid voor Gods aangezicht, want er kan slechts één kerk van Christus op aarde zijn en tenslotte ís ze er ook. Onze pluraliteit is in diepere zin abnormaal.”
De Wereldraad wil een demonstratie zijn van de eenheid in Christus die reeds geschonken is én de weg voorbereiden naar „een vollediger en veel diepergaande manifestatie van die eenheid.”
Visser ’t Hooft stelde dat de nieuwe organisatie niet de gehele christenheid vertegenwoordigt. Verschillende grote oosters-orthodoxe kerken waren nog niet aanwezig. De Rooms-Katholieke Kerk zou waarnemers sturen, maar in juni besloot het „Heilig Officie” dat niemand verlof kreeg om naar Amsterdam te gaan.
Grondslag
De secretaris-generaal benadrukte dat de raad moet vasthouden aan zijn duidelijke christocentrische grondslag, Jezus Christus als Heer en Heiland, en dat het getuigenis van de godheid van Christus niet mag worden verzwakt. In een van de voorbereidende artikelen in de aanloop naar 1948 kritiseert hij het „tegenwoordige oecumenisme” op het punt van „het aanzienlijke relativistische en een even tastbaar gebrek aan serieus worstelen met de waarheidsvraag.”
In 1950 zou de Wereldraad in Toronto de visie op de kerk verder uitwerken. Lidmaatschap van de Wereldraad sloot een zekere erkenning van de andere kerken in, maar dat betekent niet dat iedere kerk de andere kerken in de Wereldraad als kerken in de volle zin des woords moest beschouwen. Wel dat de kerken „elkaar erkennen als dienende dezelfde Heer” en „deelhebbend aan de vervulling van de gemeenschappelijke roeping.”
Visser ’t Hooft ging al in een vroeg stadium in op het latere verwijt dat de Wereldraad te politiek en te maatschappelijk denkt. De kerk is geen doel in zichzelf, zo zei hij in Amsterdam, maar heeft een boodschap voor de gehele wereld. De oecumenische beweging is vooral ontstaan vanuit de nood der tijden, de verschrikkingen van de wereldoorlogen en de dreiging van nieuwe conflicthaarden in de wereld.
Eenheid moet gezocht worden omwille van de wereld, waarin de kerk haar evangelisatieopdracht vervult. „De voornaamste en meest fundamentele functie van de kerk is: het Evangelie verkondigen aan een wereld die steeds heidenser wordt.”
Prinses Juliana op eerste zittingsdag Wereldraad
„Amsterdam is veel gewend, maar deze opeenhoping van de vreemdste tegenstellingen uit de gehele wereld trekt toch de aandacht”, zo verhaalt dr. H. van der Linde in zijn boek over de eerste assemblee in Amsterdam, ”De eerste steen gelegd” (1949). De aandacht van het publiek ging vooral uit naar „al die fleurige gewaden, naar hen, die opvielen door hun gelaatskleur of hun bonte dracht, of naar hen die pioniers, vergrijsd in de arbeid, mochten heten.” In totaal hadden 152 kerken uit 44 landen de uitnodiging voor de vergadering aangenomen. Ze waren vertegenwoordigd door 351 gedelegeerden. Met secundi, gasten, adviseurs, stafleden en zo’n honderd vertegenwoordigers van jeugdorganisaties, bestond het totale gezelschap uit ruim 1500 mensen.
Het prinselijk paar, Juliana en Bernhard, gaf acte de présence op de eerste zittingsdag, toen Karl Barth het woord voerde. Zesduizend jongeren uit het hele land bezochten een ”youth-rally” in de Apollohal, waar de bekende Duitse kerkleider Martin Niemöller sprak, „de eerste Duitser die na de oorlog in ons land welkom geheten werd”, aldus secretaris Visser ’t Hooft.
Zie ook:
„Eenheid is dé bestaansreden van Wereldraad van Kerken”, Reformatorisch Dagblad (10-08-2018)