Opgravingen in Israël verdienen aandacht
Regelmatig komen ze langs in deze krant: berichten over archeologische vondsten in Israël. Afgelopen week ook weer: over vaten in Galilea, over Bethsaïda, over de pelgrimsweg van Siloam naar de tempel. Zijn zulke berichten eigenlijk wel zo het vermelden waard? En hoe komt het dat ze aan de lopende band verschijnen? Acht vragen en antwoorden.
Is het niet veel te veel eer, al die berichten over opgravingen in Israël?
Nee. Het betreft opgravingen die betrekking hebben op de tijd van de Bijbel en die licht werpen op het leven in de tijd van de Bijbel. Vaak bevestigen ze de geschiedenissen in de Bijbel, hoewel dat niet het doel is van de archeologie. Mede door de archeologie is de kennis van het leven in Bijbelse tijden de laatste tientallen jaren toegenomen. Wie geen kennis neemt van het Joodse leven in de oudheid kan de Bijbel niet goed begrijpen. Zo iemand loopt ook grote kans de Bijbel verkeerd uit te leggen. Niet voor niets komen veel studenten Bijbelwetenschappen en theologie uit de hele wereld een paar semesters in Israël doorbrengen of op zijn minst een studiereis maken.
Waarom is er zo veel nieuws over archeologie in Israël?
De bevolking van Israël groeit sneller dan die in andere landen. Dat komt doordat de gezinnen er relatief groot zijn, zeker onder religieuze Joden. Steden en dorpen breiden zich uit. Aannemers leggen wegen aan, woonwijken, scholen en parken. Ze zijn bij wet verplicht de werkzaamheden te stoppen zodra ze op archeologische voorwerpen stuiten. Archeologen moeten dan een onderzoek instellen. Dit soort opgravingen noemen Israëliërs „bergingsopgravingen.” Oude gegevens gaan zo niet verloren. Belangrijke voorwerpen gaan naar opslagplaatsen.
Maar ietsjes minder kan toch wel, of zijn er eigenlijk nog véél meer opgravingen?
Elk jaar vinden er een paar honderd opgravingen plaats in Israël, vooral bergingsopgravingen. In de berichten die in deze krant terechtkomen –slechts een fractie daarvan dus–wordt vooral aandacht besteed aan de archeologie die betrekking heeft op de Bijbelse tijd en op de tijd van de Vroege Kerk, tot de invasie van de moslims in het jaar 638. En dan alleen als het om iets bijzonders gaat.
Wie zit(ten) er eigenlijk achter zulke berichten?
Dat ligt eraan. Er zijn namelijk twee soorten opgravingen. De eerste zijn de bergingsopgravingen. De Israëlische Oudheidkundige Dienst voert deze doorgaans uit. Maar de dienst kan opgravingen ook uitbesteden aan universiteiten, terwijl hij zelf toezicht houdt.
De tweede zijn de researchopgravingen, die hoogleraren van universiteiten uit Israël en uit andere landen leiden. De Israëlische Oudheidkundige Dienst of universiteiten maken de vondsten dus bekend.
Wordt zo dan alles niet afgegraven?
Daar hoeven we niet bang voor te zijn. De bodem zit vol. Op de ”tels” (archeologische heuvels) mogen archeologen slechts gedeelten onderzoeken bij de academische opgravingen. De komende jaren gaan de technieken namelijk steeds verder verbeteren. We hoeven maar te denken aan de komst van de grondradars: gedetailleerd onderzoek van de bodem zonder dat onderzoekers deze hoeven open te leggen.
Hoe komt het eigenlijk dat zulke berichten vaak in de zomerperiode verschijnen? Komkommertijd zeker.
Komkommertijd? Zoiets bestaat niet in Israël. Nieuwsberichten over archeologie komen in alle tijden van het jaar voor. De bergingsopgravingen vinden namelijk het hele jaar door plaats. De academische opgravingen vinden echter meestal wel plaats in de zomermaanden. Dat komt doordat studenten Bijbel en archeologie uit met name de Verenigde Staten in de zomer de tijd hebben om de handen uit de mouwen te steken. Ze beginnen vaak in de vroege ochtend en logeren in kibboetsen in de buurt. Er is ook tijd voor excursies en lezingen.
Dienen zulke opgravingen niet vooral een politiek doel?
Niet vooral, maar soms speelt het wel mee. Dat is het geval bij de opgravingen rondom de Tempelberg. Kritische archeologen in Israël zeggen dat archeologen daar veel doen aan inlegkunde, om de nadruk te leggen op de Joodse geschiedenis. De reden is dat de nationalistische organisatie Elad deze opgravingen sponsort. Elad wil de Joodse geschiedenis op deze plek benadrukken.
Maar dat wil niet zeggen dat wat archeologen daar ontdekken niet interessant of belangrijk zou zijn. Integendeel: opgravingen bevestigen voortdurend dat de tempel een centrale rol speelde in de tijd van de Bijbel. Dit soort berichten over Bijbelse archeologie krijgt ook in Israël zelf en in het buitenland grote aandacht, met name als buitenlandse media zich richten op een christelijk publiek.
Maar niemand leest zulke berichten.
Het tegendeel is het geval. Ik zie op mijn eigen website (alfredmuller.net) dat er grote belangstelling bestaat voor Bijbelse archeologie en geografie. Via Google zoeken mensen naar termen als ”Berg Sion”, ”Berg van de Hemelvaart”, ”Olijfberg”, ”Dode Zee”. Ze willen dan weten wat daarover bekend is. Overigens bestaat er ook grote belangstelling voor Bijbelse flora en fauna. Dat is het paradoxale: Nederland is een geseculariseerd land, maar de belangstelling voor Bijbelse achtergronden lijkt daar nauwelijks onder te hebben geleden.