Kerk mag best klein blijven
Gemeenten stichten in het seculiere West-Europa, heeft dat eigenlijk wel zin? Ja, vindt prof. dr. Stefan Paas. Maar hij is wel kritisch. Er wordt te veel naar groeicijfers gekeken.
En daar ligt een probleem, zegt Paas aan de keukentafel, thuis in Baambrugge. Want betrouwbare cijfers over kerkplantingen en bekeerlingen in West-Europa zijn er nauwelijks. Natuurlijk, er zijn verhalen van mensen die tot geloof komen, en dat op plekken in West-Europa waar het christendom op zijn retour lijkt te zijn. Lijkt, want wie goed kijkt, ziet dat het Evangelie van Jezus Christus op oude én nieuwe plaatsen klinkt.
Paas, hoogleraar missiologie aan de Theologische Universiteit Kampen en hoogleraar missiologie en interculturele theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, schat dat er de afgelopen twintig jaar „een paar duizend” kerken in West-Europa zijn gesticht, nieuwe migrantenkerken niet meegerekend. Vooral na de eeuwwisseling nam kerkplanting een enorme vlucht. In Nederland kwamen er sinds 1990 zo’n 300 tot 500 gemeenten bij. In Duitsland stichtten de Vrije Evangelische Gemeenten, een kerkverband met ongeveer 40.000 leden, de laatste tien jaar ongeveer 100 nieuwe kerken.
In het seculiere West-Europa wordt dus volop gepionierd. Paas schreef er een boek over: ”Church Planting in the Secular West”, dat in november bij de Amerikaanse uitgeverij Eerdmans in Grand Rapids verscheen. Daarin gaat de christelijke gereformeerde hoogleraar, die zelf kerkplanter was in Amsterdam, onder meer in op (theologische) motieven voor gemeentestichting. Vier statements over kerkplanting in West-Europa.
Kerkplanting geen Bijbelse opdracht voor alle tijden en plaatsen
Wie in West-Europa een kerk wil planten, kan zich volgens Paas niet zomaar op de Bijbel beroepen. In de tijd van het Nieuwe Testament waren er op veel plaatsen nog geen gemeenten; de apostel Paulus moest pionieren. Europa kent daarentegen een lange geschiedenis van kerstening. Met andere woorden: de context is verschillend.
Paas: „Soms hoor je de redenering: „De apostelen plantten kerken, dus wij doen het ook.” Maar dan geef je geen rekenschap van wat Paulus zegt: „Waar een ander heeft gewerkt, wil ik niet werken.” Er bestaan verschillen tussen pioniersgebieden –waar nog geen kerk is– en plekken waar al honderden jaren kerken zijn, zoals in Europa. Je kunt niet alle Bijbelteksten zomaar toepassen op vandaag, in een andere context en cultuur.
Wat je vaak ziet bij gemeentestichters, zoals Tim Keller en Ed Stetzer in de Verenigde Staten, is dat er van het zendingsbevel in Mattheüs 28 een kerkplantingsbevel wordt gemaakt: „Ga dan heen, onderwijs al de volken, en doop hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; en leer hun onderhouden alles wat Ik u geboden heb.” In pioniersgebieden zit daar wel wat in, maar het gaat uiteindelijk om een evangelisatiebevel, en niet om een gebod om nieuwe kerken te stichten. Waarom zouden mensen geen lid kunnen worden van een bestaande kerk? Dus als je kerken wilt planten in gebieden waar al kerken zijn, moet je met betere argumenten komen. In mijn boek geef ik er een paar voor kerkplanting in Europa.”
Focus niet op groeicijfers
Er blijken maar weinig niet-kerkelijke Europeanen lid van een gemeente te willen worden. Uit cijfers uit Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland komt naar voren dat jaarlijks gemiddeld één bekeerling (iemand zonder kerkelijke achtergrond) toetreedt per 700 à 800 kerkleden. Paas vindt dat een gezonde kerk naar méér moet verlangen. „We zouden ons moeten afvragen: ligt dat aan ons?”
Het is dan ook niet zo vreemd dat nieuwe kerken naar groeicijfers kijken. „Om te weten of je het goed doet, zijn bekeerlingen de enige zichtbare maatstaf. Het is daarom begrijpelijk dat groei bijzondere aandacht krijgt. Je verlangt er immers naar dat mensen tot geloof komen. Andere maatstaven voor succes, om het zo maar even te noemen, zijn veel ongrijpbaarder. Wanneer doe je het goed als kerk? Als je een zuivere leer hebt, zoals de belijdenis zegt? Die is veel moeilijker meetbaar; en er wordt verschillend over gedacht.”
Welke redenen en motieven hebben mensen om kerken te planten in gebieden waar al kerken zijn? Volgens Paas zijn dat er ten minste drie: ze willen betere kerken, meer kerken of vernieuwendere kerken. Zo willen sommige kerkplanters een zuivere gemeente stichten, op dezelfde confessionele basis als de moedergemeente. Anderen zijn vooral gericht op méér kerken, op groei. Een derde groep gemeentestichters heeft vooral innovatie hoog in het vaandel staan: nieuwe vormen van kerk-zijn.
Kerkgroeitheorie
Sinds de jaren vijftig is vooral de kerkgroeitheorie (”Church Growth Theory”) uit de Verenigde Staten invloedrijk. „Daarin ligt het probleem van krimp puur en alleen bij de kerken. Als die het beter zouden doen, betere groeimodellen zouden ontwikkelen, dan zouden de ledenaantallen weer toenemen. De achterliggende gedachte is dat er met de cultuur en samenleving niet zo heel veel aan de hand is. De mensen zijn hongerig naar het Woord, de velden zijn wit om te oogsten, maar de kerk laat het afweten. Deze gedachte wordt vaak onderbouwd met allerlei voorbeelden van zendingsvelden in de derde wereld of uit de Verenigde Staten in de twintigste eeuw, toen de kerken daar nog groeiden.
In een diep geseculariseerde cultuur zie je echter dat de behoefte van mensen aan het christelijk geloof afneemt. Zelfs als ze belangstelling voor religie hebben, is er minder interesse in de kerk of in georganiseerde verbanden. Daar moet je rekening mee houden. Er zijn echt grote verschillen tussen Europa en andere delen van de wereld, zoals Afrika, China en zelfs ook de Verenigde Staten. Er groeien wel kerken in Europa, maar je kunt niet zeggen dat het stichten van zo veel mogelijk gemeenten zonder meer een middel tot groei is. Al is er wel enig onderzoek dat erop lijkt te wijzen dat nieuwe gemeenten meer bekeerlingen trekken dan oudere. Maar er is nog veel meer onderzoek nodig op dit gebied.”
Geboorten
Door de nadruk op kerkgroei door bekeerlingen is er volgens Paas te weinig aandacht voor groei door geboorten. Want ook kinderen dragen bij aan échte groei. „Het zijn ook echte mensen. Het is terecht dat de kerkgroeibeweging op bekeringen hamert, want het is belangrijk dat mensen tot geloof komen. Kerken die erin slagen een cultuur te ontwikkelen waarin veel baby’s welkom zijn, bieden echter een teken van hoop en vitaliteit in een vergrijzend Europa, dat steeds cynischer lijkt te worden. Gezinsvriendelijkheid en het verwelkomen van nieuw leven zijn een vertaling van het christelijk geloof, van het goede nieuws dat er hoop is in deze wereld.”
De focus op numerieke groei leidt af van waar het in de kerk om moet gaan, aldus Paas. „Er kunnen plekken zijn waar de kerk niet groeit of zelfs krimpt, terwijl er toch mensen tot geloof komen. In de Bijbel lijkt het bij Jezus ook nooit om de aantallen te gaan. Wel om mensen, die vervolgens tot geloof komen en volgeling van Hem worden. Jezus heeft het over grote aantallen in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde. Tijdens Zijn omwandeling op aarde maakte Hij Zich echter wel druk om bekering, maar niet om groei.
Het is dus belangrijk om aandacht te vragen voor bekering, maar verbind dat niet met een groei-ideologie. Richt je als kerk op het volgeling van Jezus worden, niet op numerieke groei. Proef je het verschil? In het eerste geval blijft de persoon in beeld en de kwaliteit van zijn geloof, in het tweede geval verschuift de aandacht naar statistiek, naar aantallen.”
Gooi modellen en strategieën overboord
Hij heeft „heel weinig” met modellen en strategieën die moeten leiden tot kerkgroei. Bij kerkplanting horen bekering, gebed en een geest van nederigheid, geen menselijke wijsheid. In grote delen van Europa is zending bovendien zo moeilijk dat alleen „heel naïeve mensen” denken dat ze het alleen wel afkunnen.
Hoe dan wel? Paas: „Door getuigend christen zijn, het goede voor je naaste te zoeken, door als kerk je in te spannen voor de buurt, het dorp of de stad. Doe dat met enthousiasme en vreugde. Modellen en strategieën leiden af van de praktijk omdat ze de aandacht subtiel verschuiven naar het doel dat je wilt bereiken. Dan zoek je niet meer het goede omdat het goed is, maar het goede omdat je iets anders wilt bereiken: de groei van de kerk, invloed van de wereld, een veranderde cultuur.
Keller
Modellen zijn vaak gebaseerd op één of meer succeservaringen van kerken in een ander land of continent. „Dan worden daar een paar elementen uitgehaald, terwijl de rest blijft liggen. Van Tim Keller van de Redeemer Presbyterian Church in New York kun je zeker dingen leren, maar neem zijn model niet klakkeloos over. Want je kunt Tim Keller niet exporteren, je kunt New York niet exporteren: de omstandigheden daar zijn anders dan hier.
Zijn doel om door kerken in de stad de cultuur te veranderen, vind ik bijvoorbeeld te strategisch. Ik heb hem weleens op de man af gevraagd: vind je het belangrijker dat een bekende journalist tot geloof komt dan een bootvluchteling? Dan zegt hij natuurlijk nee, want hij is christen. Maar eigenlijk vloeit dat wel voort uit zijn theorie. Als je strategisch denkt, ga je op zoek naar handvatten of hefbomen in de werkelijkheid –de steden, de leiders– om die cultuurverandering te bewerkstelligen. Wat je dan echter doet, is op basis van een seculiere analyse het Koninkrijk van God bouwen. Wie zegt dat die invloedrijke persoon die jij wilt bereiken écht een invloedrijk persoon is in Gods ogen? Wie het Evangelie een beetje kent, weet dat het juist plaatsen of mensen zijn waarvan of van wie niemand het verwacht. Nazareth in Galilea, Abraham uit Ur. Zelden gebeurt het in het centrum van de macht, op de plekken die wij zouden uitkiezen. Strategische idealen vervreemden ons van het Evangelie.
Je kunt kerkplanten vergelijken met tuinieren. Je werkt hard, bewerkt de grond, maar wat groeit, is van de Heere. Soms werk je naast elkaar en oogst de een meer dan de ander, terwijl je niet ziet wat je nu anders doet dan hij. En soms doe je ook hetzelfde.”
Heeft het wel zin om gemeenten te stichten?
Kerkplanting houdt de neergang van de kerk in het seculiere West-Europa niet tegen. Gemeentestichters moeten accepteren dat ze in de huidige omstandigheden de meerderheid van de niet-christenen niet zullen bereiken, aldus Paas. De kerken bestaan vooral uit mensen met een kerkelijke achtergrond, aangevuld met een kleine groep bekeerlingen. „In Europa is het altijd zo geweest dat de kerk alleen de meerderheid bereikte als de overheid haar steunde. Toen dat wegviel, raakte de kerk de mensen die min of meer uit gewoonte kwamen en meededen kwijt.”
Heeft kerkplanting in seculier West-Europa zin? „Als je puur gemeenten sticht om de krimp te keren en Europa christelijk te maken, dan heeft kerkplanting geen zin. Als het doel is de kerk te vernieuwen, om daar te zijn waar mensen zich bevinden en te getuigen van Jezus Christus, dan wél. Maar ook hier geldt: pas op dat we het goede niet ophangen aan seculiere doelen, zoals groei, impact en macht. De Heere Jezus heeft de opdracht gegeven te getuigen, te dienen en het goede te zoeken.
Een kerkplanting is daar een goed middel voor. Een kwetsbare plek, waar het Evangelie opnieuw gestalte mag krijgen. Een kerkplanting geeft ons de gelegenheid te doordenken wat de kerk nu precies is. De kerk kun je alleen vinden in de zending, de gang van het Woord door de geschiedenis. Als de kerk dat vergeet, verkalkt de structuur.”
Kleine gemeenten
Jonge kerken leiden niet per definitie tot meer groei dan oudere, stelt Paas. Toch kan een nieuwe gemeente onder bepaalde omstandigheden tot bovengemiddelde groei leiden. Het gaat dan om kerken die op een goede plek staan, bijvoorbeeld in steden, waar veel mensen zijn. „Je ziet ook dat het altijd kerken betreft die bovengemiddeld aandacht besteden aan evangelisatie, daar veel geld en energie in steken. En leiderschap speelt een belangrijke rol. Vaak is er sprake van een ondernemende evangelist.”
Veel kerkgenootschappen denken dat als een gemeente onder de honderd leden duikelt, deze in de gevarenzone komt. Bij minder dan vijftig leden wordt overwogen de kerk maar te sluiten. In zijn boek citeert Paas de Britse nieuwtestamenticus James Dunn, die erop wijst dat gemeenten in het vroege christendom meestal klein waren. Zo kon de hele kerk in een stad als Korinthe samenkomen in één huis. Misschien zijn de kerken tegenwoordig wel te groot in plaats van te klein.
Is een kleine gemeenschap van twintig à veertig mensen ideaal? Paas: „Hang me niet op aan een getal. Ik zeg ook niet dat we alleen maar kleine kerken nodig hebben. Grote kerken hebben voordelen, bijvoorbeeld in de programma’s die ze kunnen ontwikkelen en aanbieden. Maar laten we klein zijn of worden niet altijd als een probleem zien. Het gemeenschapskarakter van een kerk, het elkaar kennen en gekend worden, veronderstelt ook goede relaties met elkaar, een vertrouwdheid die alleen kan ontstaan door intensieve omgang met elkaar.
Het Nieuwe Testament is geschreven aan kleine gemeenten van maximaal veertig mensen. Niet dat Paulus die kerken niet groter wilde laten zijn, maar de apostelen konden prima uit de voeten met kleine gemeenten, die in het Nieuwe Testament eerder regel dan uitzondering waren.
Ik zou een gemeente met minder dan vijftig leden zeker niet opheffen, zoals in Nederland regelmatig gebeurt. Het probleem is dat onze kerken qua financiën en bestuur op een bepaald niveau functioneren en dat het eigenlijk alleen vol te houden is als je meer dan honderd leden hebt. Onze organisatiestructuur, die bedoeld is om kerken te steunen, staat dan in de weg. Een kerkverband moet zich in zulke gevallen afvragen hoe kleine gemeenten toch kunnen blijven functioneren. Dan ontkom je er niet aan om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld in de ambtsstructuur, en meer met vrijwilligers te gaan werken.”