Bijbelvertalingen verschillen vaak niet zo veel wat betreft de Bijbeltekst, maar onderscheiden zich vooral door de kopjes boven Bijbelgedeelten, het toelichtende register en de voorafschriften.
Dat stellen de verzamelaars Henk de Korte en Otto van Middendorp. Zij stelden de tentoonstelling ”Het Boek der Boeken” samen. De expositie is tot 30 april te zien in het Historisch Museum De Bevelanden in het centrum van Goes.
De expositie toont de ontwikkeling van Bijbeluitgaven door de jaren heen. Daarnaast zijn er allerlei soorten en vormen van Bijbels te zien. Voor de Edenaren De Korte en Van Middendorp is het de vierde keer dat zij een expositie organiseren over het ”Boek der Boeken”, eerder was de tentoonstelling te zien in musea in Ede, Elburg en Meppel.
In een vitrine ligt het eerste gedrukte Nederlandstalige boek: de Delftse Bijbel uit 1477. Deze is niet afkomstig van de verzamelaars zelf, maar te leen gegeven door het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG). De Korte: „Er zijn op dit moment vijftig Delftse Bijbels in omloop, waarvan er drie in het bezit zijn van het NBG.”
In een andere museumkast ligt een Nieuw Testament van Erasmus uit 1522. De Korte: „Erasmus vertaalde het Nieuwe Testament uit het Grieks, maar baseerde zich op een andere grondtekst dan gebruikelijk. Luther gebruikte deze vertaling voor zijn Lutherbijbel, die in 1534 als eerste Duitse Bijbel verscheen.”
De eerste helft van de zestiende eeuw kenmerkt zich door een explosie van Bijbeluitgaven in het Nederlands, zeggen De Korte en Van Middendorp. Zo liggen in de expositiezaal uit deze periode de Vorstermanbijbel en de Liesveldtbijbel, twee vertalingen in het Nederlands van de Lutherbijbel. Ook is er een Leuvense Bijbel te vinden. De Korte: „Die Bijbelvertaling is het antwoord van katholieke zijde.”
In de tweede helft van de zestiende eeuw moesten veel protestanten vluchten uit Nederland en werd het Duitse Emden een toevluchtsoord, aldus De Korte. „Ook drukkers vluchtten naar die plaats en al snel verschenen daar ook twee Bijbelvertalingen: voor de gereformeerden de Deux-Aesbijbel en voor de doopsgezinden de Biestkensbijbel”, laat hij zien.
De Statenbijbel uit 1637 ontbreekt niet in het Goese museum. De Korte: „In de Statenbijbel mochten geen kaarten en prenten worden afgebeeld. De lutheranen kwamen mede daarom in 1648 met een eigen Bijbel.”
In de achttiende en negentiende eeuw verschijnen weinig nieuwe Bijbelvertalingen, weten De Korte en Van Middendorp. „Wel komen er veel nadrukken.”
In de twintigste eeuw verschijnen er wel weer veel Bijbelvertalingen. Verschillende voorbeelden daarvan, zoals de Utrechtse en de Leidsche Vertaling, zijn te vinden in de tentoonstelling.
Een aantal vitrines bevat „fraaie banden.” Van Middendorp is een kenner van verfraaide uitgaven. Hij laat Bijbels zien met sierlijk goud- en zilverwerk en ook een met het –tegenwoordig verboden– leer van het schild van een schildpad als kaftafwerking.
In een andere hoek van de expositieruimte liggen oude psalmboeken, zoals de eerste Nederlandse psalmberijming uit 1540, de zogeheten Souterliedekens. Daarnaast prijken oude psalmberijmingen van de hand van Petrus Datheen, Marnix van St.-Aldegonde en natuurlijk de bekende uit 1773. De Korte beschikt over een zeldzame uitgave van deze Statenberijming. „Het is een exemplaar dat alleen leden kregen die deel uitmaakten van de commissie die uit verschillende berijmingen een keuze maakte. Dit exemplaar is van een afgevaardigde namens de staat, de advocaat Van de Kasteele.”
Kinderbijbels en prentenbijbels krijgen ook aandacht. De Korte: „Bij prentenbijbels gaat het om de prenten, niet zozeer om de Bijbeltekst.” Fraai zijn de prenten van Matthäus Merian de Oude (1593-1650). „Zijn prenten zijn vernieuwend en veel nagedrukt.”
www.hmdb.nl