„Elke preek is een geschenk”
”Om het behoud van een kerk”. Zo luidt de titel van de scriptie waarmee ds. M. Golverdingen eerder dit jaar slaagde voor het doctoraalexamen. Die ”kerk” is het verband van de Gereformeerde Gemeenten. „Er staat „een kerk”, niet „de kerk.” Ik zie mijn kerkverband als een deel van Sion, niet meer en niet minder. De Heere heeft mij daar een taak en een plaats gegeven, maar ik voel mij door genade een vriend en een metgezel van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen.”
In februari van dit jaar slaagde ds. Golverdingen (62), predikant van de gereformeerde gemeente te Boskoop, cum laude aan de christelijke gereformeerde universiteit te Apeldoorn. Zijn scriptie had als titel: ”Om het behoud van een kerk. Divergentie en integratie in de Gereformeerde Gemeenten van 1928 tot 1948”. Zijn onderzoek betreft de tijd van de leeruitspraken van 1931 en het ontstaan van de tegenstellingen rond ds. G. H. Kersten, ds. R. Kok en dr. C. Steenblok; een belangrijke maar nog nauwelijks in kaart gebrachte periode uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten.
Volgende maand verschijnt van de scriptie een handelseditie. Tot dan toe wil ds. Golverdingen terughoudend zijn in zijn uitspraken over de studieresultaten. Het boek draagt veel nieuwe gegevens aan, zegt hij. „Juist daarom wil ik er niet bij voorbaat dingen uitlichten. Mensen moeten straks kennis kunnen nemen van mijn bevindingen in de context van het grote geheel. Ik hecht zeker in dit geval sterk aan de nuance.”
Ds. Golverdingen is 25 jaar predikant. Hij diende zes gemeenten: ’s-Gravenzande, Utrecht, Ridderkerk-Slikkerveer, Groningen, Gorinchem en, op dit moment, Boskoop. „Jubileren is gevaarlijk werk”, zegt hij. „De verzoeking om het over jezelf te hebben, is groot. Als er aandacht is voor mijn jubileum, wil ik dat graag zien in het licht van Gods goedheid waardoor ik al die jaren het Evangelie heb mogen uitdragen. Zijn trouw staat tegenover mijn ontrouw, mijn gebreken, mijn persoonlijke en ambtelijke zonden. Hij wilde mij steeds opnieuw bekwamen. Elke preek die je mag maken, is een geschenk. De opening van het Woord komt van boven; Hij schenkt verstand en wijsheid.
Vlak voor het eindexamen op de Theologische School ging ik diep gebogen onder de last van de opdracht die de Heere door een krachtige roeping op mijn schouders had gelegd. Toen heeft Hij mij zeer willen bemoedigen door het woord uit Openbaring 3: „Zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten.” Hij heeft die toezegging door de jaren heen steeds weer vervuld. Hem komt alle lof en ere toe.”
Marinus Golverdingen groeide op in Stolwijk achter in een buurtschap waarin geen leeftijdsgenoten te vinden waren. Zijn vader leende bij de bibliotheek van de hervormde jongelingsvereniging dikke boeken over vaderlandse geschiedenis. Hij las ze allemaal met grote belangstelling. Studeren was zíjn hobby. „Andere jongens gingen naar de landbouwschool, of naar de technische school, ik mocht naar de Johannes Calvijn-ulo in Gouda. Dat was nog een ouderwetse gereformeerde school. Aan schoolreisjes deden ze daar niet. Pas toen we ons diploma in de zak hadden, mochten we als zestienjarige jongelui met de directeur een dagje naar Schiphol.”
Na de ulo kwam de Driestar. „Dat was toen een universiteitje in het klein, een school op hoog niveau waar een sterke principiële en sociale verbondenheid was. Ik ben veel dank verschuldigd aan al die oude docenten van de Driestar. Het gezag werd gehandhaafd, er vond fundamentele kennisoverdracht plaats. Tegelijkertijd had de omgang tussen leraren en kwekelingen iets bijzonders hartelijks. We gingen respectvol en bijna kameraadschappelijk met elkaar om.”
Golverdingen werd als schooljongen tijdens een vertelling van het schoolhoofd stilgezet bij zijn zondige bestaan tegenover God. „Toen ik midden in de twintig was, bracht de Heere me onder de prediking van ds. J. Chr. Weststrate in Meliskerke tot volle ruimte.”
Al vroeg had Golverdingen de begeerte om predikant te worden. Enkele kinderen van God in Stolwijk bij wie hij regelmatig kwam, beklemtoonden zonder dat hij er ooit met hen over sprak dat er naast een begeerte sprake moest zijn van een Goddelijke roeping. „Brooddominees zijn er al genoeg”, zeiden ze. Dat onderwijs heeft mijn weg naar het ambt gestempeld.
De stap naar de zaterdagse opleiding durfde ik niet te maken, want ik vreesde daarmee de Heere voor de voeten te lopen. Me aanmelden voor het curatorium durfde ik ook nog niet. Dus ging ik naar Nijmegen om pedagogiek te studeren. Toen ik dacht dat alles van mijzelf was geweest, riep de Heere mij, onverwacht, ongedacht, onverdiend, door een duidelijk spreken tot het ambt.”
Op de dag dat Golverdingen in Nijmegen afstudeerde, moest hij zich ook melden bij het curatorium in Rotterdam. „Ik had aan de secretaresse in Nijmegen gezegd dat ik die dag nog een afspraak had. Ik zei haar: „Ik heb ’s middags nog een examen; misschien kunt u daarmee rekening houden?” Waarop ze zei: „Dan komt u ’s morgen eerst maar bij ons.”
Het was een van de meest wonderlijke dagen in mijn leven, zegt ds. Golverdingen. In Nijmegen slaagde ik. En in Rotterdam lag alles in de hand des Heeren. Ik hoefde geen dominee meer te worden, maar mocht me rustig stellen in de weg der middelen. Ik geloofde dat als God me zou willen gebruiken, Hij dat dan in de kring van de Gereformeerde Gemeenten zou doen. Niet dat ik in andere kerken Zijn werk niet opmerk, maar omdat de Heere mij van jongs af vervulde met liefde tot de gemeenten waarin ik zo veel heb mogen ontvangen.
Zonder liefde voor je eigen kerk en zonder een gezond kerkelijk besef ben je niet in staat het gesprek met de ander aan te gaan. Ds. G. H. Kersten had daarbij ook groot gelijk toen hij zei dat de Gereformeerde Gemeenten de kerkelijke verdeeldheid wel als zonde moeten blijven zien. Dat besef is tanende, vrees ik.”
In zijn Groningse tijd besloot ds. Golverdingen te gaan studeren in Apeldoorn. In Groningen was de universiteit dichtbij, maar het moest Apeldoorn worden. „Als je voor Apeldoorn kiest, kies je voor een goede wetenschappelijke vorming op confessionele basis, niet voor discussies over allerhande kerkelijke kwesties. In de Gereformeerde Gemeenten hebben we ons sterk gemaakt voor goede diaconale en maatschappelijke zorg, voor bijzondere noden, voor eigen onderwijs. De christelijk gereformeerden hebben zich meer geconcentreerd op de wetenschappelijke uitbouw van hun Theologische School in Apeldoorn. De universiteit is hun ooilam.”
Zijn boek zal voor velen een eye-opener zijn, denkt ds. Golverdingen. „De leeruitspraken van 1931 ontstonden vanuit de behoefte om de eigen identiteit van de Gereformeerde Gemeenten te onderstrepen. Het ging om een dogmatische verduidelijking van de leer van het genadeverbond ten opzichte van met name de Christelijke Gereformeerde Kerken. Dat in die leeruitspraken het onvoorwaardelijk aanbod van genade zo werd onderstreept, was een reactie op de prediking van de gebroeders Overduin, die in 1930 de Gereformeerde Gemeenten hadden verlaten. Zij neigden toen reeds naar de lijn van dr. C. Steenblok.”
De leeruitspraken van 1931 brachten een grote mate van stabiliteit in het kerkelijk leven, zegt ds. Golverdingen. „Tussen 1931 en 1941 is er geen rimpeling van betekenis geweest. Dat was een periode van rust en geestelijke bloei.”