Ds. F. L. Schalkwijk: met vreugde een dienstknecht
Nog elke dag is het voor ds. Frans Schalkwijk een wonder dat hij Gods dienstknecht mag zijn. En dat God hem vasthield, terwijl hij een aantal gereformeerde collega’s zag wegglijden. „Niets in mijn leven heeft me meer verdriet gegeven.”
Op de tafel in de sober ingerichte woonkamer, achthoog in Apeldoorn, ligt een legpuzzel. Een afbeelding van Adam die de dieren een naam geeft. Zo nu en dan werkt ds. Schalkwijk (89) er even aan, samen met echtgenote Margriet. De rest van de dag is hij druk met zijn docentschap op afstand, voor Braziliaanse studenten die zich voorbereiden op de arbeid in Gods Koninkrijk. „Hij heeft zijn studenten altijd als zijn kinderen gezien”, zegt Margriet. Schalkwijk knikt, terwijl er tranen in zijn ogen komen.
Vrienden van u noemen u een man Gods.
Geëmotioneerd: „Dat zou ik graag zíjn. Het is aan de Heere Zelf ter beoordeling of ik het ben. Ik heb het altijd al een groot voorrecht gevonden dat ik Zijn knecht mag zijn. Hoe ouder je wordt, hoe meer je dat beseft. Dat het enkel genade is als je met de Heere mag wandelen. En dat Hij Zijn zegeningen schenkt, elke dag weer.”
Waar denkt u dan aan?
„Dat je nog samen bent, samen de Heere mag dienen, de kinderen af en toe mag zien, soms tot zegen voor iemand mag zijn, nog college mag geven…”
Waardoor ontstond het verlangen om te dienen in Gods Koninkrijk?
„Door het voorbeeld van mijn ouders: heel fijne, gelovige mensen. Dat is de grootste zegen die je als kind mee kunt krijgen. Ze waren sterk betrokken op de zending. Het zilverpapier van chocoladerepen bewaarden we voor de zending van de hernhutters. Mijn broer Jan is later zendeling bij de Broedergemeente geworden. Zelf waren we gereformeerd. Mijn vader was oorspronkelijk hervormd; hij heeft zelfs nog in de hervormde kerkenraad gezeten. Op een gegeven moment kon hij de predikanten na de dienst niet meer de hand geven, vanwege hun liberale prediking. Voor zijn trouwen is hij overgegaan naar de Gereformeerde Kerken, maar vader en moeder hebben ons nooit een eng kerkelijk beeld opgedrongen. De Heere dienen, daar ging het om. Ik denk dat de Heere míj geroepen heeft toen ik zes jaar was. Geregeld logeerde ik bij een lieve tante. Daar zag ik op een dag het zendingsblad De Macedoniër. Daaronder stond de tekst: „Kom over en help ons.” Die woorden hebben me nooit meer losgelaten.”
Dus u ging studeren in Kampen of Amsterdam.
„Nee, ik maakte een wonderlijke gang. Vanwege zijn zwakke gezondheid zei mijn vader in de oorlog: „Ik weet niet hoelang ik nog leef. Jan studeert al, dus zorg ervoor dat je eerst onderwijzer wordt. Dan kun je je eigen brood verdienen.” Ook mijn jongere broer Leo wilde de zending in. Na afronding van de kweekschool zijn we samen naar een Bijbelschool in het Zwitserse Beatenberg gegaan, op advies van Jan. Die zei: „Op een universiteit leer je veel over de Bijbel, maar weinig van de Bijbel.”
Omdat de zending van de Broedergemeente ook ons wilde hebben, studeerden we aansluitend twee jaar aan het Moravian Theological Seminary in Pennsylvanië. Toen kon ik uitgezonden worden, maar dan moest ik wel getrouwd zijn. Terwijl ik niet eens een meisje had. Mijn moeder, een nuchtere Friezin, adviseerde me eens naar de jeugdclub van onze kerk te gaan. Daar stond een meisje bij het orgel te zingen. Ik wist meteen: dat is ze. Haar ouders werkten ook in de zending, op Java. Dat wist ik helemaal niet toen ik haar vroeg. Intussen zijn we 62 jaar getrouwd.
De Broedergemeente vond ons destijds nog wat te jong. Daarom ben ik op advies van onze predikant weer gaan studeren. Hij wilde Leo en mij vasthouden voor het predikantschap in de Gereformeerde Kerken. Na een verkorte studie aan de VU en in Kampen werden we tegelijk beroepbaar gesteld. Ik ben in 1954 bevestigd tot predikant van Hoek. Daarnaast volgde ik de zendingsopleiding van de Gereformeerde Kerken in Baarn. Na drie jaar beriep de gereformeerde kerk van Rotterdam me als zendeling voor Midden-Java, maar we kregen geen visum. In 1959 zijn we met drie kinderen op de boot naar Brazilië gestapt, om daar de Nederlandse protestantse kerk van Sao Paulo te gaan dienen. Tot er een post voor mij als zendeling beschikbaar kwam.”
Had u voorkeur voor een bepaald gebied?
„Ik had graag onder de indianen gewerkt, maar de Heere leidde het anders. Op een gegeven moment ontdek je dat het niet zo belangrijk is wáár je dient. Als je maar trouw bent op de plek die de Heere je geeft.”
Als Hij u naar Siberië had geleid, was het ook goed geweest?
Lachend: „Een beetje koud, maar daar was ik wel overheen gekomen. De Heere stuurt je niet naar een klimaat of een land, maar naar mensen. Het is zo’n zegen dat Hij me Margriet heeft gegeven. Ook zij wilde gaan naar de plaats waar de Heere ons nodig had. Na het besluit van de Gereformeerde Kerken om in Brazilië en Argentinië nieuwe zendingsvelden te openen, werd ik zendingspredikant voor de Igreja Evangelica Reformada in de deelstaat Parana. In 1966 zijn we overgeplaatst naar het westelijker gelegen Cascavel. Zes jaar later ben ik benoemd tot hoogleraar aan de Theologische Faculteit in Recife, een paar duizend kilometer noordelijker. Eerst doceerde ik er alleen kerkgeschiedenis, later kwamen er Grieks en Nieuwe Testament bij. De laatste tien jaar was ik ook rector. Dat vond ik heel bijzonder, dat ze me als Hollander voor die post vroegen.”
Werd u Braziliaan met de Brazilianen?
„Ik denk het wel. Als je mensen lief krijgt, neem je vanzelf veel van hun cultuur over.”
Wat is voor u de essentie van zendingswerk?
„In de Schrift staat dat Andreas zijn broer Petrus tot Jezus bracht. Dat is het: mensen bij de Heere brengen. Ik kan hen niet veranderen, Hij kan het wel. Zo zag ik het en zo ben ik het blijven zien.”
Hoe beleefde u de ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken?
„Predikanten in Nederland noemden me bedrijfsblind. Omdat ik als zendeling in de bush zat, zou ik niet op de hoogte zijn van nieuwe theologische inzichten. Daar nam ik wel degelijk kennis van, maar ik hield me liever aan de woorden van de Heere Jezus en de apostelen. We hebben serieus overwogen de Gereformeerde Kerken te verlaten. Omdat we ons werk konden blijven doen, hebben we dat niet gedaan. Ze wilden ons graag kwijt, maar ik was aangenomen voor het leven. Wel weigerden ze artikelen van mijn hand in ons zendingsblad te plaatsen. Daar stond tegenover dat ik in verlofperioden vaak enthousiaste reacties kreeg na diensten waarin ik voorging. Terwijl ik een doodgewone gereformeerde preek hield, niets bijzonders. Dat was een reden te meer om te blijven.”
U hebt nooit getwijfeld aan het gezag van de Schrift.
„Zeker, maar ik ging ermee naar de Heere. Die liet me dan zien dat die twijfel niet Zijn probleem was, maar mijn probleem. We moeten onze beperktheid leren inzien. Ter gelegenheid van ons 60-jarig huwelijk heb ik in het Portugees een boekje geschreven, onder de titel ”Meditaties van een pelgrim”. Vier hoofdstukjes zijn gewijd aan twijfel: morele, intellectuele, existentiële en finale twijfel. Die heb ik allemaal gekend. Ik vind het zo troostrijk dat je in de Bijbel over de apostelen leest, zelfs na de opstanding van de Heere: „En sommigen twijfelden.” De vraag is wat je met die twijfel doet. Het heeft me heel erg aangegrepen dat ik een aantal collega’s zag wegglijden in ongeloof. Niets in mijn leven heeft me meer verdriet gegeven. Dat maakte een verlof in Nederland heel deprimerend. De Theologische Faculteit in Recife bleef gelukkig overtuigd Bijbelgetrouw. Gode zij dank!”
Zijn er Bijbelteksten die u tot bijzondere steun waren?
„Jesaja 41:10. Die staat ook in onze trouwring. „Vrees niet, want Ik ben met u. Zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.” De eerste avondmaalsdienst nadat ik Margriet had gevraagd, las de dominee deze tekst aan de tafel. Het was of de Heere tegen ons allebei zei: Die tekst is voor jullie. Dat heeft Hij al die jaren daarna bevestigd. Prijs de Heer, zouden ze in Brazilië zeggen. Zo’n tekst is als een stuk hout dat de Heere je geeft om je aan vast te klampen als je dreigt te verzinken.
Als rector in Recife verplichtte ik alle studenten om twaalf Bijbelteksten te leren die te maken hebben met het werk van een dienstknecht in Gods wijngaard. Over de norm, de roeping en het gebed, het intellect, het gevoel en de wil, heiligheid, nederigheid en gehoorzaamheid, kracht, liefde, bevrijding en als laatste de kroon. Ze mochten pas tentamens doen als ze die teksten uit hun hoofd konden opzeggen. Ik heb daar met zo veel vreugde gewerkt! Tot ik het lichamelijk niet meer goed aankon, door het klimaat. Na mijn vervroegd emeritaat heb ik nog vijf jaar de zendingsschool van de Presbyteriaanse Kerk in Brazilië mogen dienen. Een van onze Braziliaanse schoonzoons, die ik als student in Recife had gehad, was daar directeur.”
Van uw acht kinderen trouwden er vier met een Braziliaan. Hoe ervoer u dat?
„Wij zijn getrouwd in 1954. In de jaren 60 en 70 waren onze kinderen dus tieners. We vonden het een zegen dat we toen niet in het liberale Nederland woonden. Zes van de acht hebben door Gods genade net als wij een zendingsvisie ontvangen. Twee dochters zijn getrouwd met een predikant, oud-studenten van me. Onze oudste schoonzoon is hoogleraar aan een technische universiteit, maar in zijn vrije tijd zet hij zich met zijn vrouw in voor IFES, de internationale organisatie van christenstudenten.”
Hoe was het om naar Nederland terug te keren?
„Heel moeilijk, vooral door de situatie in de kerk. Je hebt soms het gevoel dat je op een hongerdieet bent gezet. Zo nu en dan gaan we naar een andere kerk, ter wille van onze gezondheid. Dat is een verkwikking. Af en toe mag ik zelf preken: in een vrije gemeente, pas nog in een pinkstergemeente, een enkele keer in de Portugeessprekende gemeente van Rotterdam. Dat vind ik heerlijk. Als we in Brasil zijn, moet ik opletten dat ik niet te vaak preek.”
U hebt daar nog steeds goede contacten?
„Vanzelfsprekend. Ze willen ons binnenkort weer in Brazilië hebben, vanwege een reünie van de Theologische Faculteit in Recife. Daar moeten ook de oud-rector en zijn vrouw bij aanwezig zijn. Daarnaast zijn er de contacten door de Faculdade Internacional de Teologia Reformada, een internetfaculteit die is opgezet door een vrijgemaakt gereformeerde broeder. Daar ben ik als hoogleraar aan verbonden. Ik doe dat werk heel graag, al wordt het soms wel wat veel. Ik heb nu 23 studenten.”
Ziet u uit naar het einde?
„Nee, de Heere heeft ons tot vandaag een redelijke gezondheid gegeven. Dan is het fijn om Hem hier nog te kunnen dienen. Wel bidden we elke dag om de terugkomst van de Heer. Johannes zegt: „Dan zullen we Hem zien zoals Hij is.” Daar verheugen we ons op. Hoe het daarna zal zijn, weet ik niet, maar ik denk dat we veel zullen zingen en hard mogen werken. Voor Hem, zonder zonde. Wat is mooier dan dat.”
Levensloop ds. F. L. Schalkwijk
Ds. Frans Leonard Schalkwijk (Amsterdam, 1928) werd in 1954 bevestigd als gereformeerd predikant in Hoek. Vijf jaar later volgde zijn uitzending naar Brazilië. Hij was er werkzaam voor de Igreja Evangelica Reformada en de Igreja Presbiteriana do Brasil. Aan de Theologische Faculteit van de laatste kerk was hij tien jaar rector. Na zijn emeritaat werkte hij nog vijf jaar als docent aan een zendingsschool. In 1986 promoveerde hij op een dissertatie over ”Kerk en staat in Hollands Brazilië 1630-1654”. De gereformeerde emeritus predikant is gehuwd met Margriet. Het echtpaar heeft 8 kinderen, 31 kleinkinderen en 19 achterkleinkinderen.