De Gereformeerde Gemeenten nemen een centrale plaats in tussen de kerken met een bevindelijk-gereformeerde prediking, maar zouden opener moeten zijn. Openstelling van de kansels voor predikanten uit verwante kerkverbanden zou goed zijn.
Dat stelde ds. A. A. Egas zaterdagmorgen in Zeist tijdens een minisymposium over het thema ”Dienaar des Woords in de kerk van 2016”. Het symposium was georganiseerd ter gelegenheid van het veertigjarig ambtsjubileum van ds. J. J. van Eckeveld, predikant van de gereformeerde gemeente (gg) te Zeist en al zes keer voorzitter van de generale synode en voorzitter van het curatorium. Andere sprekers waren ds. G. J. van Aalst en dr. W. Fieret.
Ds. Egas stond stil bij het thema ”Zoeken naar eenheid ondanks verscheidenheid”. De predikant van christelijke gereformeerde kerk te Nieuwkoop en Vianen blikte terug op de ontwikkelingen in zijn kerkverband waarin de achterliggende decennia grote verschillen zijn ontstaan die tot „spanningen” hebben geleid. „Deze spanningen werden nog vergroot door intensivering van de toenadering die op synodeniveau gezocht werd tussen de christelijke gereformeerden en de vrijgemaakten.”
„Wanneer ik dit stukje geschiedenis weergeef van onze kerken, dan sta ik hier met schuld en verdriet. Want dat het zo ver heeft kunnen komen, is ook mede mijn schuld. Heb ik gesproken op de classis wanneer ik spreken moest?”
Welke lessen kunnen de GG uit de ontwikkelingen in de CGK trekken, vroeg de predikant. Hij ziet dat in de GG ook in toenemende mate verschillen zijn op te merken „met name als het gaat over de prediking, maar daaraan gerelateerd ook verschillende gedachten over het geestelijk leven en dogmatische zaken. Waarbij ik denk aan aspecten als: welke plaats hebben de heilsfeiten in het geestelijk leven, de verhouding tussen wedergeboorte en geloof. Verschillende inzichten over een al of niet toeleidende weg, de standen in het genadeleven, de verhouding tussen verkiezing en verantwoordelijkheid, de plaats van de beloften en de visie op de Heilige Doop.”
Een „schrijnend gevolg” van deze verschillen in prediking is dat kerkenraden in de GG niet meer alle GG-predikanten uitnodigen, ziet ds. Egas. „Zijn de hierdoor ontstane zogenaamde ‘gesloten kansels’ niet de bijl aan de wortel van de ware geestelijke eenheid?”
Laten de leden en kerkenraden van de GG zoeken naar wat verbindt, bepleitte ds. Egas. „Ik houd de waarheid hoog, maar houd niet van polarisatie. Het gaat erom dat we spreken over een rijke Christus en over een arme zondaar en hoe die twee bij elkaar komen.”
Verootmoediging is het eerste antwoord op de toenemende verschillen, stelde de predikant. „Moet dát niet een aspect zijn wanneer er weer een boetedag belegd wordt?”
Verder moet in de GG het gesprek over de prediking worden voortgezet. „Allereerst door de kerkenraad met de eigen predikant en in de vacante gemeenten met de gastpredikant. Maar ook op classes.”
Ook kerkvisitatoren hebben een taak, aldus ds. Egas. „Tijdens hun visitatie zouden zij over deze punten in gesprek moeten gaan. Zij dienen de kerkenraden erop te bevragen of zij ook een gesloten kansel hebben.” Daarna moeten zij er op de classis over rapporteren.
Hij hoopt dat eens de predikanten van „bijvoorbeeld de Oud Gereformeerde Gemeenten of uit onze Christelijke Gereformeerde Kerken” de kansels van de GG mogen beklimmen. „Hoe ik mij dat voor ogen zie? Wel, niet door een vorm van federatie of een andere wijze van eenwording, maar door een synodale beslissing waarmee aan de plaatselijke kerkenraden de toestemming wordt verleend om die predikanten voor te laten gaan die preken naar Schrift en belijdenis of, anders gezegd, die een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking brengen. Wat zou er –zeker ook naar onze jongeren– een krachtig signaal uitgaan!”
De verschillende kerken in bevindelijk-gereformeerde kring moeten elkaar vinden in de kern, zei dr. W. Fieret in zijn referaat over ”Samenwerken met anderen met behoud van eigen identiteit”.
De samenwerking in bevindelijk-gereformeerde kring is van grote waarde. De centrale rol die de GG daarbij –in het spoor van ds. G. H. Kersten– nu innemen is van betekenis zei het lid van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Fieret ziet vormen van samenwerking, maar verder komt het niet. „Als mensen rond de GBS en de Bijbel met uitleg kunnen samenwerken, zouden er toch stappen mogelijk kunnen zijn, maar dat gebeurt niet. Mag het misschien een tandje meer?” Op hervormingsavonden
spreken predikanten van diverse kerkgenootschappen in gezamenlijke diensten. „Maar daar blijft het bij.”
Als een van de oorzaken daarvan noemde Fieret de verschillen in cultuur –„format”- tussen de kerken. „Cultuuraspecten kunnen tot wederzijdse vervreemding leiden.” Als voorbeeld noemde hij dat er in het verleden intensiever contact was tussen predikanten van de Oud Gereformeerde Gemeenten en Gereformeerde Gemeenten. „Het opleidingsniveau was geen belemmering voor contacten met predikanten uit andere kerkgenootschappen. Er was geestelijke herkenning.” Nu lijken er minder contacten te zijn, aldus Fieret. Het toegenomen verschil in opleidingsniveau lijkt daaraan ten grondslag te liggen.
Jongeren hebben weinig met kerkgenootschappen, constateerde Fieret tijdens zijn onderzoek als lector. „Jongeren willen zien wat is om een kind van God te zijn. Het kerkgenootschap doet er niet zoveel toe.”
De oud-lector wees op de diversiteit die er bij predikanten uit de tijd van de Nadere Reformatie is te vinden. Zo zou er nu ook ruimte moeten zijn voor verschillen. „Leg de werken van de praktisch ingestelde Udemans eens naast die van Van Lodenstein, die een sterke nadruk legde op het innerlijke leven. Vergelijk de levenskrachtige Hellenbroek met de sombere Van der Groe, die sterke nadruk legde op het onderscheid tussen de algemene, gemene en bijzondere genade. Er was ondanks ook theologische verschillen een geestelijke verwantschap. Men accepteerde accentverschillen.”
Fieret vroeg zich af of het een optie is als de kerken in bevindelijk gereformeerde kring zich inspannen voor het tot stand komen van de RKN, de Reformatorische Kerk in Nederland? „Een kerk die als basis heeft de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid.”
Ds. G. J. van Aalst behandelde zaterdagmorgen de vraag hoe de prediking anno 2016 Bijbels en tegelijk actueel kan zijn. Hij pleitte voor evenwicht in de prediking en tekstkeuze.
De Heere moet de prediking zegenen, maar daarnaast heeft „het maken van een preek ook heeft iets ambachtelijks. De Heere bindt ons aan het middel van de prediking.”
De preek moet opkomen uit de „tijdloosheid van het Woord”, zei de docent van de Theologische School in Rotterdam. „En staat onze prediking zin voor zin in het teken van alzo spreekt de Heere Heere.”
Iedere prediking die niet voorwerpelijk én onderwerpelijk is, is een aanranding van de Schrift en van de God van de Schrift, zei de predikant van de gg te Klaaswaal, de hervormd-gereformeerde ds. I. Kievit citerend. Eenzijdig onderwerpelijke prediking is evenmin goed als eenzijdig voorwerpelijke prediking, zei ds. Van Aalst.
De prediking moet drie eigenschappen hebben, aldus ds. Van Aalst. Ze moet theocentrisch, christocentrisch en pneumatisch zijn, „het werk van de Geest van de Vader en de Zoon is onmisbaar.”
Iedereen moet aangesproken worden in de prediking. „Onder de onbekeerden is veel verschil, onder de bekeerden is veel verschil. Laat de prediking separerend zijn.”
Helderheid en evenwicht in de prediking zijn zeker in deze tijd ook nodig. Een opdeling met thema en punten kan daarbij helpen. „Echter onder één voorwaarde: dat moet wel functioneren zoals het bedoeld is. Als een door de eeuwen heen beproefd didactisch middel bij de overdracht, bij de onderwijzing van de gehele gemeente. Daarom moeten thema en aandachtspunten wel aan bepaalde homiletische eisen voldoen. Het thema is bedoeld als een nuttige samenvatting van de hele preek. Kort en eenvoudig geformuleerd, om te onthouden voor iedereen.”
Zeker onze tijd vraagt om deze helderheid, zei de predikant. „„Uitleggen, uitleggen”, zei wijlen ds. J. van Haaren, „want anders weten ze het niet. En als ze niet luisteren is het jouw schuld.” We moeten en willen er toch alles aan doen om het Woord aan het oor te brengen? Met het gebed dat de Geest het in het hart brengt.”
Ds. J. J. van Eckeveld pleitte in zijn reactie op de lezingen voor voorzichtigheid. Dat kan in het belang van de gemeenten zijn. Belangrijk is bij binnenkerkelijke verschillen met elkaar in gesprek te gaan. „Als predikanten moeten we niet alleen over elkaar spreken, maar ook met elkaar. We moeten elkaar vaker achter het vestje kijken. Ik denk dat dat teveel ontbreekt.” Hij gaf aan „graag eens onder vier ogen met ds. Egas te willen verderpraten” over diens lezing.
De veertig jaar in het ambt hebben de predikant en zijn prediking gevormd, zo reageerde de jubilaris op de lezing van ds. Van Aalst. „Hoe meer je bezig bent met het Woord, hoe meer je de Rijkdom van het Woord en je eigen bittere armoede ervaart. Hoe meer je studerend, biddend en prekend bezig bent met Gods Woord hoe meer het Woord opengaat. Dat geeft soms verrassende ontdekkingen. Door de jaren heen ben ik meer gaan beseffen dat je op de kansel in de naam van Christus staat met Zijn gezag en Zijn volheid.”
Jonge predikanten adviseerde ds. Van Eckeveld tijd te nemen voor de voorbereiding. „En vraag steeds wat de specifieke betekenis van deze tekst is. Waak ervoor van alles erbij te halen, dat verduistert de prediking.”
In de GG zou meer van het ledeboeriaanse heimwee naar die „ene vaderlandse kerk van gereformeerd belijden” moeten zijn, zoals dat vroeger meer leefde, zei ds. Van Eckeveld.
De gesprekken met vertegenwoordigers van andere kerkgenootschappen hebben volgens ds. Van Eckeveld, de voorzitter van het deputaatschap kerkelijke eenheid, tot meer begrip over de kerkmuren heen geleid. „Een stuk scherpte is verdwenen. Maar de kerkelijke weerbarstigheid is buitengewoon weerbarstig. En als wij kerken aan elkaar gaan lijmen ontstaan er direct nieuwe scheuren. Waar is de droefheid over het gruis van Sion.”