„Merk op dat veel vrouwen in de Heilige Schrift worden genoemd en geprezen, niet alleen om hun goede zeden, daden, betekenis en voorbeeld, maar ook om hun geloof en leer, zoals Sara en Rebekka, …de moeder van Mozes, …Debora, …Ruth…”
Het citaat is afkomstig uit de ”Zeer nuttige brief, opgesteld door een christenvrouw uit Doornik en toegezonden aan de bijzonder christelijke prinses Marguérite van Frankrijk, Koningin van Navarre, zuster van de Koning van Frankrijk, tegen de Turken, de Joden, de Ongelovigen, de valse Christenen, de Wederdopers en de Lutheranen” uit 1539.
De „christenvrouw uit Doornik” heette Marie Dentière (1490-1560). In haar brief trekt ze consequenties uit de bijbelse leer dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn: als God Zijn genadegaven en talenten evengoed aan vrouwen als aan mannen uitdeelt, waarom moeten vrouwen zich in de gemeente dan op de achtergrond houden?
De Vlaamse Dentière, zo berichtte het dagblad Trouw vrijdag, krijgt zondag een plaats in het beroemde ”Monument de la Réformation” in Genève. Ook drie voorlopers van de Reformatie, Petrus Valdes, John Wycliffe en Johannes Hus, worden aan het monument toegevoegd.
Het reformatiemonument, een lange muur aan de voet van de oude stad van Genève, werd opgericht ter gelegenheid van de 400e geboortedag van Johannes Calvijn (1909). Op een centrale plaats staan de reformatoren Farel, Calvijn, Beza en Knox. Aan de beide hoeken bevinden zich Luther en Zwingli; daartussenin personen zoals Roger Williams, Gaspard de Coligny, Friedrich Wilhelm en Willem de Zwijger.
Marie Dentière is de eerste vrouw die een plaats krijgt in het monument. Overigens niet in de vorm van een standbeeld, maar als inscriptie, zo blijkt uit de uitnodiging op de website van de Église Protestante de Genève. De gemeente nodigt „alle leden van onze kerk uit zich zondag te verzamelen voor de Muur van de Reformatie.” Tijdens een ceremonie, die wordt geleid door ds. Isabelle Graesslé, ”modératrice” in de protestantse kerk van Genève (de positie die Calvijn ooit bekleedde), zullen dan „vier inscripties in het monument worden gegraveerd.”
Wie is Marie Dentière? In de Christelijke Encyclopedie komt haar naam niet voor. Volgens de reformatiedeskundige prof. dr. W. Balke was zij een lekentheologe uit het milieu van Calvijn. Dentière was afkomstig uit het Belgische Tournai (Doornik), waar ze abdis werd van een augustijner klooster. Al heel vroeg ging ze, onder invloed van de geschriften van Luther, over tot het protestantisme.
Dentière trad eerst in het huwelijk met een oude priester, Somon Robert; na diens overlijden, in 1532 of 1533, met Antoine Froment (1509-1581). Deze was, met Guillaume Farel, predikant te Genève vóór de komst van Calvijn. Farel trof Froment in Orbe aan. Eerder was hij weggejaagd uit Genève omdat hij openlijk de misbruiken van de geestelijkheid had aangeklaagd. In 1538 werd Froment, met Calvijn en Farel, uit Genève verbannen. Later kwam hij hier weer terug en werd hij zelfs lid van de Raad van Tweehonderd, het Geneefse stadsbestuur.
Marie Dentière is auteur van ”De oorlog en bevrijding van de stad van Genève (1504-1536)”, de eerste kroniek van Genève waarin de Hervorming positief wordt beschreven. Ze liet deze uitgave anoniem verschijnen. In de eerste jaren van de Hervorming, aldus prof. Balke, was Dentière een „geharnaste partisane van Farel en Calvijn. Om de uitwijzing van vrouwen en de rol van vrouwen te verdedigen liet zij in 1539 haar ”Brief” verschijnen.”
Feministische theologen en leiders van de christelijke vrouwenbeweging hebben zich meer dan eens op deze brief beroepen. Niet helemaal verwonderlijk, gelet op wat Dentière daarin zoal opmerkt. „Natuurlijk is er in alle vrouwen wel onvolmaaktheid”, schrijft ze aan het slot, „maar ook mannen zijn daarvan niet gevrijwaard. Waarom is het dan nodig over vrouwen te roddelen? Het was geen vrouw die Jezus verkocht en verraadde, maar een man, Judas. En wie anders dan mannen hebben de ceremoniën, ketterijen en valse leerstukken op aarde uitgevonden? (…) Ah! Het zou al te dwaas zijn om het talent dat God ons heeft gegeven, verborgen te houden.
Amen!”