Charismatische vernieuwing in RKK vraagt aandacht voor diep en persoonlijk geloof
„Rooms-katholieken hebben een persoonlijkere en diepere relatie met God gekregen.” Zo omschrijft Kees Slijkerman het effect van vijftig jaar charismatische vernieuwing in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK). Op uitnodiging van paus Franciscus viert de kerk het gouden jubileum in Rome, in de week voor Pinksteren.
Ongeveer dertig studenten van de Duquesne-universiteit in Pittsburgh kwamen van 17 tot 19 februari 1967 samen in het retraitehuis De ark en de duif, 24 kilometer ten noorden van de Amerikaanse stad. Die bijeenkomst is de geschiedenisboekjes ingegaan als het Duquesne-weekend. De deelnemers waren leden van de rooms-katholieke Bijbelstudiegroep The Chi Rho Society. Ze zeiden sterk het werk van de Geest te ervaren. Dat gaf de aanzet tot de wereldwijde Katholieke Charismatische Vernieuwing (KCV), die op dit moment zo’n 120 miljoen aanhangers binnen de RKK heeft.
De woordvoerder van de KCV in Nederland, Kees Slijkerman uit Wijk bij Duurstede, zegt desgevraagd dat veel rooms-katholieken door de charismatische vernieuwing „een diepere geloofsrelatie met God hebben gekregen, in het bijzonder door openheid voor het werk en de gaven van de Heilige Geest.”
Hadden ze voor die tijd dan een onpersoonlijk geloof?
„Het geloof in wat de Katholieke Kerk leert, is altijd gebleven, maar de weg van het hoofd naar het hart kan lang zijn. Er is dankzij de charismatische vernieuwing sprake van een verinnerlijking van het geloof. Als er twijfel is of God bestaat en of Hij om mensen geeft, geeft de Geest getuigenis van Gods aanwezigheid en liefde. De katholiek heeft weet van de enorme rijke betekenis van de sacramenten. We moeten echter niet bij de tekenen blijven stilstaan, maar ons op God richten, naar Wie die heilige tekenen verwijzen.”
Hoe kijkt de paus aan tegen het jubileum?
„Toen hij aartsbisschop in Argentinië was, stond hij aanvankelijk enige tijd gereserveerd tegenover de charismatische vernieuwing, maar inmiddels is hij er al lang een verklaard voorstander van. Hij heeft de charismatische vernieuwing een „stroom van genade” genoemd die de hele kerk moet doortrekken in plaats van dat men knus in gelijkgezinde groepen bij elkaar gaat zitten. Hij heeft ons al in 2014 uitgenodigd om het vijftigjarig bestaan in Rome te vieren. We hadden gedacht dat hij dat zeker op het Sint-Pietersplein zou doen. Maar nee, hij heeft een groot stadion uit de oudheid uitgekozen, het Circus Maximus. De kerk moet de wereld in.”
De Congregatie voor de Geloofsleer heeft recent de aandacht voor de geestesgaven toegejuicht, maar tegelijkertijd ook gezegd dat de lokale bisschop op dit punt een „onderscheidende en begeleidende” taak heeft. Toch een bepaalde angst?
„Nee, integendeel, de congregatie heeft voor het eerst sinds het Tweede Vaticaans Concilie, dat de charismatische dimensie van de gehéle kerk onderstreepte, zich uitgebreid beziggehouden met de gaven van de Geest. Ze zet alle Bijbelse gegevens netjes op een rijtje. Als de charismatische vernieuwing de hele kerk raakt, is het logisch dat de bisschop erop toeziet. Waar geestesgaven van stichters leiden tot het ontstaan van nieuwe gemeenschappen, is directe bemoeienis van de bisschop noodzakelijk in de vorm van onderscheiding, erkenning na een proefperiode en daarna bescherming. De charismatische vernieuwing is nooit een oppositiebeweging in de kerk geweest, maar heeft het katholieke geloof juist willen verdiepen. We geloven dat de Geest ontvangen wordt met het doopsel en het vormsel, maar dat cadeau moet wel uitgepakt worden, anders blijft het als een niet-ontkiemd zaadje in je hart. Vroeger waren de geestesgaven behouden aan bijzondere heiligen. Nu weten wij dankzij de charismatische vernieuwing dat de Geest ze geeft aan gelovigen van alle rangen en standen.”