Euforisch waren de Europese beleidsmakers in 1997 toen ze in Amsterdam het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) overeenkwamen. Daarmee was het fundament gelegd voor de gemeenschappelijke munt.
Het SGP had als doel begrotingsdiscipline af te dwingen, want die was cruciaal om van de euro een succes te maken. Voor het geval dat de eurolanden zich er niet aan zouden houden, werd een sanctiemechanisme opgetuigd, met als ultieme sanctie een boete. Het zag er allemaal prima uit op papier. Toenmalig premier Kok zei in de Kamer dat de afspraken „in marmer gebeiteld” waren.
Er traden echter twee problemen op met het SGP. In de eerste plaats hield een grote groep eurolanden zich er niet aan en in de tweede plaats liet de waakhond die het naleven van de begrotingsregels moest afdwingen, de Europese Commissie, structureel na dat gedrag te bestraffen.
Vanaf 1999 tot en met 2008 –we laten de, ook in begrotingstechnische zin, crisisjaren sinds 2008 maar even buiten beschouwing– waren er slechts drie eurolanden die zich aan de regels hielden: Luxemburg, Finland en België. Nederland, Oostenrijk, Ierland en Spanje overschreden de tekortnorm maar één keer en ook maar net. Griekenland presteerde het om in elk jaar de regels te overtreden, met een forse afwijking van wat toegestaan was. Als Griekenland kampioen is onder de overtreders, dan is Portugal de vice-kampioen. Dat land had in acht van de tien jaren een (veel) te hoog begrotingstekort. En in die twee andere jaren lag het tekort precies op de grens van wat toegestaan was. Frankrijk en Duitsland schonden de Europese begrotingsregels de helft van de tijd en Italië meer dan de helft. Een saillant detail is dat het SGP er kwam op aandringen van Duitsland.
Al die tijd heeft de Commissie geen cent boete opgelegd. Afgelopen weken zag het ernaar uit dat dat zou veranderen. Spanje en Portugal zouden nu eindelijk een boete krijgen. Frankrijk zou echter weer de dans ontspringen, omdat, om met Commissiepresident Juncker te spreken, „het Frankrijk is.” Dat in ieder geval Spanje en Portugal een boete zouden krijgen was te verwelkomen. Daaruit zou blijken dat het SGP, het fundament onder de euro, niet verrot is. Deze week besloot Brussel echter ook die twee landen vrijuit te laten gaan.
Ik denk dat deze week daarmee de geschiedenis in zal gaan als het echte begin van het einde van de euro. Het Stabiliteits- en Groeipact is definitief dood. En aangezien het SGP het fundament is onder de euro, is die munt te vergelijken met een wankel huis waarvan niet bekend is wannéér het zal instorten, maar wel dát het zal instorten. Terwijl de cruciale afspraken voor de levensvatbaarheid van de euro niet nageleefd worden, worden tevens onder aanvoering van Brussel allerlei nieuwe mechanismen opgetuigd die ervoor zorgen dat de landen die zich wel aan de regels houden tientallen miljarden euro’s overmaken aan de overtreders.
Is het dan verwonderlijk dat overal in de eurozone stemmen opgaan en steeds luider klinken om uit de euro te stappen en de gulden, de schilling, de markka, et cetera opnieuw in te voeren? In Nederland klinkt ook de roep om een Nexit steeds harder. Als de euro sneuvelt, zullen het niet de populisten zijn die de munt de nek omgedraaid hebben, maar de beleidsmakers in de eurolanden en vooral in Brussel, die vanaf dag één zich niet aan de regels hielden en dat onbestraft lieten. Zeker omdat ze –om de euro te redden– pleiten voor meer integratie, lees: structureel meer geld van de prudente eurolanden naar de overtreders. Het is dan slechts een kwestie van wachten tot het eerste land uit de euro stapt.
Dit alles plaatst Nederland overigens voor een verschrikkelijk dilemma. Ik heb net een boek geschreven over de Nederlandse monetaire geschiedenis, getiteld ”Boeiend en geboeid: een monetaire geschiedenis van Nederland sinds 1814/1816”. In die geschiedenis schuilen antwoorden op de in dit opzicht belangrijke vragen voor Nederland: is de euro een goede munt voor ons en moet Nederland uit die euro stappen? Op dat dilemma kom ik volgende maand uitgebreid terug.
De auteur is monetair econoom en publicist.