Dubben en smoesjes over homoseksuele praxis
Jammer dat ik er vanwege verplichtingen niet bij kon zijn. Ik doel op het symposium dat twee weken geleden gehouden werd in Kampen, georganiseerd door de daar gevestigde predikantsopleiding van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Het onderwerp was: ”Homoseksualiteit: samen op weg naar één christelijke stijl?” Directe aanleiding voor het beleggen van de bijeenkomst was de recente verschijning van het boek ”In liefde en trouw” van ds. Maarten van Loon. Dat boek heeft op zijn beurt ook weer een geschiedenis. Het verscheen als bewerking van een door ds. Van Loon geschreven afstudeerscriptie over Romeinen 1, met name de verzen 26b en 27a. Een wetenschappelijke studie dus.
Over boek en congres hebben RD en ND uitvoerig geschreven. Dank daarvoor! Opmerkelijk zijn wel de koppen boven de berichten. Let op de gebruikte werkwoorden: ”zoeken” (namelijk naar de meest Bijbelse weg), ”dubben” (over het Schriftgezag rond de homorelaties) en ”voorlopig berusten” (in die homorelaties). Twijfel en onzekerheid geven kennelijk de toon aan als het over dit thema gaat. We weten het allemaal niet zo zeker, zo lijkt het wel. Een heikel onderwerp: christen-zijn en homo-zijn.
Denkpatronen
Het boek van de vrijgemaakte predikant uit Dalfsen laat geen onzeker geluid horen. Ik citeer uit een vraaggesprek met hem: „In Romeinen 1 wordt homoseksualiteit bestempeld als zonde. Ik denk eerlijk te moeten concluderen dat de Bijbel geen ruimte biedt voor homoseksuele relaties.” Kwetsbaar voegt hij daaraan toe: „Ik wilde dat het anders was.” Geen Bijbelse ruimte voor een homoseksuele praxis! Intensieve en eerlijke bestudering van het apostolische spreken hebben ds. Van Loon tot geen andere dan tot deze conclusie gebracht. Desondanks lijken de kerken niet verder te komen dan tot ”zoeken” en ”dubben.” Hoe zo eigenlijk?
Als ik het goed zie, signaleer ik twee denkpatronen. Twee manieren van redeneren die beide willen ontkomen aan een strikte consequentie van het Bijbels verbod. Ja, let wel, beide binnen de christelijke kerken. Over de gangbare liberale denkbeelden in onze samenleving hebben we het niet eens.
Het eerste patroon werd op het symposium onder anderen verwoord door de theoloog dr. Ruard Ganzevoort. Dat luidt dat homo’s zelf moeten uitmaken of ze een seksuele relatie hebben. „Ieder mens moet hierin zijn eigen weg vinden. Pas ervoor op dat je het ene verhaal als correct labelt en de andere niet!” Dus geen hantering van heldere normen!
En die duidelijke Bijbelse kwalificatie als zonde dan? Wel, die wordt op een spitsvondige manier gerelativeerd. Dat kan zelfs op drie manieren, aldus dr. A. L. Th. de Bruijne ooit in een column in het ND (mei 2009). Allereerst kun je beweren dat de Bijbel alleen spreekt over perverse vormen van homoseksualiteit. Relaties van liefde en trouw zouden destijds onbekend zijn. Als je het maar dikwijls genoeg zegt, gaat iedereen het napraten. Echter, serieus onderzoek van de wereld van de Bijbel heeft inmiddels allang aangetoond dat dit een ”fabeltje” is.
Vervolgens kun je propageren dat de ethiek van het Nieuwe Testament heeft afgerekend met geboden en regels. Het gaat God nu om liefde en geluk. Een christen staat immers in de vrijheid. Wie echter de concrete apostolische vermaningen leest, zal dit niet kunnen volhouden.
Ten slotte kun je schouderophalend aanvoeren dat iedereen de Bijbel op eigen wijze uitlegt. Het kan in de praktijk alle kanten op. Wie het weet, mag het zeggen. Elke ketter heeft z’n letter. Deze laatste ‘uitleg’ is super postmodern. Maar vreemd aan het spreken van de Bijbel. „De vraag is: kun je straks met zulke smoesjes voor God staan?” aldus dr. De Bruijne in 2009.
Berusten
Het tweede denkpatroon wil wel erkennen dat de Bijbel helder en eenduidig spreekt over de homoseksuele praxis – negatief dus. In de praktijk van het gemeente-zijn moet er echter geduld en enige toegeeflijkheid betracht worden. „Het kan gebeuren”, zo lees ik in een verslag van het genoemde symposium, „dat je voorlopig en tijdelijk berust in een homoseksuele relatie of een eenmaal gesloten homohuwelijk.” Tolerantie en begrip zijn hier de sleutelwoorden. Maar ondertussen verschuift de norm. „Er kan ruimte zijn om in de pastorale situatie te zoeken welke weg je kunt gaan. Een keuze voor een leven in onthouding óf een homoseksuele relatie is dan allebei een optie.”
Hoe deze ontwikkelingen te beoordelen? Ik zou het kunnen hebben over een hellend vlak binnen de gereformeerde ethiek. Of over een riskante verschuiving op het gebied van het Schriftgezag. Maar liever wijs ik nu op onze homojongeren die worstelen met hun seksuele gerichtheid. Het gaat immers niet om standpunten maar om mensen. Ik zou kunnen citeren uit hun mails. „Ik wil niet praktiseren! Ik weet dat God het niet wil!” Beseffen de dubbende theologen en weifelende dominees wel wat ze deze jongeren aandoen? Ze onthouden hun schapen de heilzame grenzen en de veilige wegen die de Heere in Zijn Woord wijst. Is dat barmhartig, of zou dat misschien wel wreed zijn?
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl