Binnenland

Burger neemt het heft zelf in handen

Buurtcoöperaties kopen samen energie aan of wekken die zelf op. In ‘broodfondsen’ verzekeren zzp’ers zich tegen arbeidsongeschiktheid. Inwoners onderhouden zelf de wegen en het groen in hun dorp of buurtschap. Lokale groepen maken specifieke zorg mogelijk. Het collectief wordt herontdekt, meent historica Tine de Moor.

Jan Kas
7 March 2017 19:02Gewijzigd op 16 November 2020 09:57
In de late middeleeuwen was de eerste golf van burgerorganisaties: begijnhoven in de steden, waar alleenstaande vrouwen in een gemeenschap gingen wonen. Foto: een begijnhof in Breda. beeld RD, Henk Visscher
In de late middeleeuwen was de eerste golf van burgerorganisaties: begijnhoven in de steden, waar alleenstaande vrouwen in een gemeenschap gingen wonen. Foto: een begijnhof in Breda. beeld RD, Henk Visscher

In Veenendaal, Bennekom, Langerak, Leerdam, Hilversum, Amstelveen, Rotterdam, Alkmaar en in veel andere plaatsen in Nederland dragen straten, een gebied, een verpleeghuis, een ijsbaan of een molen de naam ”De Meent”. Dat is een verwijzing naar vroegere tijden. Een meent (of mient) is de term die werd gebruikt voor het lokale gemeenschappelijke beheer van natuurlijke rijkdommen, zoals weidegronden, hooilanden of een bos. In Oost-Nederland zijn dergelijke ”gemene gronden” beter bekend als marke of markegenootschap.

Burgercollectieven zoals die vandaag de dag ontstaan, zijn dus geen nieuw fenomeen. Dat wil prof. dr. Tine de Moor maar zeggen met het historische voorbeeld van de meent of de marke. Ze is hoogleraar sociale en economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en leidt een onderzoeksproject naar ”instituties voor collectieve actie”, zoals burgercollectieven in de wetenschappelijke literatuur wel worden genoemd.

Burgers nemen het heft in handen, omdat overheid of vrije markt in hun ogen tekortschiet. Vooral energie en zorg zijn sectoren waarin allerlei vormen van zelforganisatie van onderaf ontstaan. De economische crisis heeft de groei van deze burgercollectieven versterkt. Publieke diensten en voorzieningen zijn niet (meer) of onvoldoende toegankelijk of betaalbaar.

Burgers zetten daarom zelf plaatselijke initiatieven op – zowel met als zonder hulp van (lokale) overheden en met weinig tussenkomst van commerciële marktpartijen. De initiatieven beheren het collectieve gebruik van de voorzieningen die zij aanbieden zelf.

Waterschappen

De Moor ziet veel overeenkomsten met burgercollectieven van weleer. De huidige instituties voor collectieve actie vormen de derde golf. Vóórdat markt en staat de voornaamste aanbieders van diensten en voorzieningen werden, organiseerden burgers hun sociale en economische leven ook in collectieven. „Neem de water- en heemraadschappen die in Nederland een oude geschiedenis hebben”, zegt de Utrechtse historica. „Door samenwerking probeerden de leden zo efficiënt mogelijk hun land –en de voeten– droog te houden.”

Kooplieden en ambachtslieden bundelden in de late middeleeuwen hun krachten in gilden. Samen stonden ze sterker, konden ze bepaalde privileges verkrijgen of met kwaliteits- en prijsafspraken een minimuminkomen voor de leden garanderen.

In diezelfde tijd ontstonden ook de begijnhoven in de steden, aldus De Moor. „Vrouwen die een semireligieus leven nastreefden verenigden zich en leefden relatief onafhankelijk van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten een gemeenschappelijk leven. Alleenstaande vrouwen die naar de stad trokken om er in loonarbeid te werken, konden zo de veiligheidsproblemen waarmee ze individueel werden geconfronteerd, beperken.”

Vakbonden

Gilden en de ”gemene gronden” hielden het lang vol. In de 18e en 19e eeuw verdwenen ze veelal. De Moor: „Onder invloed van het verlichtingsdenken werd privaat eigendom naar voren geschoven als hét middel om economische groei te stimuleren. Gemeenschappelijk eigendom van land of andere productiemiddelen zou er maar toe leiden dat het individu zich niet ten volle inspande.”

Toch kwamen weer nieuwe instituties voor collectieve actie van de grond, schetst De Moor de tweede golf van burgercollectieven. „Vakbonden, coöperatieve ziektekostenverzekeringen, woningcorporaties, landbouwcoöperaties en coöperatieve Raiffeissen- en Boerenleenbanken werden in deze periode van industrialisatie in het leven geroepen voor beter betaald werk, betere huisvesting, beter onderwijs en betere gezondheidszorg.

Een coöperatief waarborgfonds dat in 1811 op het Friese platteland in Achlum werd opgericht, zou uitgroeien tot de grootste verzekeraar van Nederland: Achmea. Een geslaagde institutie is ook de vereniging Draagt Elkanders Lasten, oftewel DELA, in 1937 een initiatief van Eindhovenaren die zich stoorden aan misstanden bij begrafenissen. Ze is nu de grootste uitvaartonderneming in Nederland en België.”

Marktfalen

De derde golf van nu komt voort uit het besef dat overheid en vrije markt niet alles kunnen oplossen, zegt De Moor. Een verband met de economische malaise van de afgelopen jaren ontkent ze niet. „Vooral in de zorgsector, die zwaar onder druk is komen te staan, waren bezuinigingen voor burgers de aanleiding om een collectief te beginnen. Al voor de bankencrisis waren er echter burgercollectieven. Burgers voelden aan dat in toenemende mate sprake was van marktfalen. Een crisis, als het systeem zichzelf tegenkomt, is eigenlijk het summum van marktfalen. Voor bepaalde dienstverlening bleek de vrije markt niet het ideale middel.”

Er is wel een groot verschil met de eerste golf, tekent De Moor aan. „De gilden, meenten, waterschappen en begijnhoven brachten vaak economische en sociale doelstellingen bij elkaar in één collectief, vandaag is er voor veel verschillende doelstellingen telkens een apart collectief: wie energie nodig heeft sluit zich aan bij een energiecollectief, wie zorg nodig heeft, of dat op termijn nodig denkt te hebben, bij een zorgcollectief.”

Aanklacht

In feite, meent De Moor, zijn burgercollectieven een aanklacht, een roep om een ander systeem. „Het aanbod en de mogelijkheden via overheid en vrije markt zijn niet afdoende, niet wat burgers willen. Daarom pakken ze het zelf op, bijvoorbeeld als het te complex wordt. De professionalisering in de zorg heeft soms zo veel schakels opgeleverd dat het voor de burger niet overzichtelijk meer is, terwijl die prima geholpen is met buurtzorg, hulp van dichtbij.

Hetzelfde geldt in de energiesector: burgers willen weten waar hun energie vandaan komt en hebben vaak het vertrouwen in de grote leveranciers verloren. Zonnepanelen op het eigen dak en dat van de buurman verkorten de weg naar duurzame energie. Voor grote concerns loont het nog wel om een glasvezelnet aan te leggen in een drukbevolkte stadswijk. Op het platteland, waar veel minder mensen wonen, wordt het per kilometer te duur en is het voor hen niet interessant meer, terwijl een lokaal initiatief dan vaak –ook door letterlijk de handen uit de mouwen te steken– de prijs wel kan drukken. Zeker als de gemeente, de lokale overheid het nut ervan inziet en mee investeert.”

Lokaal verankerd

Met name gemeenten hoeven volgens De Moor niet buitenspel te staan. „De overheid kan vaak nog veel proactiever handelen ten aanzien van burgercollectieven. Lokale overheden gaan trouwens steeds meer in dialoog met burgers om te zien hoe ze samen iets kunnen aanpakken. Tot voor kort hield de overheid zich liever ergens buiten, dan droeg ze ook geen verantwoordelijkheid als het misging, of werkte ze zelfs tegen omdat zij in principe een bepaalde dienst zou moeten verlenen. Lokaal is er iets aan het veranderen. Burgers vragen om samenwerking en gemeenten gaan beseffen: hier moet plaatselijk iets gebeuren, uit Den Haag zal het antwoord niet komen, laten we het gezamenlijk van de grond tillen.”

Sterk gemotiveerd

Hoe levenskrachtig zijn burgercollectieven volgens De Moor? „Ik ben historica, geen futurologe. Initiatiefnemers zijn vaak sterk gemotiveerd. Het gaat niet om zomaar energie opwekken, maar om duurzame energie; het gaat niet om zomaar zorg voor ouderen, maar om zorg die ouderen toelaat in het eigen dorp te kunnen blijven tot het echt niet anders meer kan. Of iets blijvend is, verschilt per initiatief en per sector.

Tal van energiecorporaties doen het al veel langer dan tien jaar heel goed. Volgens de normen van de vrije markt zouden ze moeten fuseren, want één grote organisatie bestuurt lekker en maakt meer winst, maar zo werkt het niet. Veel collectieven zijn heel lokaal gericht en hebben meestal niet veel zin om te groeien: we doen wat hier nodig is en daarmee klaar.

Een grote organisatie, of dat nu de overheid is of een bedrijf, handelt omwille van de efficiëntie vaak op basis van blauwdrukken. Precies daar gaat het vaak mis. Burgercollectieven zijn bij uitstek lokaal verankerd. Doordat burgers de problemen die zij ervaren zelf oplossen, passen de oplossingen uitermate bij de specifieke situatie.”

Zorg, wonen, energie, kinderopvang, natuur

Zorg, vrijwilligerswerk, wonen, gemeenschapsopbouw, energie, kinderopvang, verzekeringen en banken, voeding en natuur zijn terreinen waarop burgercollectieven actief zijn. Enkele voorbeelden.

Vijf zelfstandige zorgverleners richtten in 2011 Thuiszorg Dichtbij op, speciaal voor palliatieve terminale thuiszorg en verpleegtechnisch complexe thuiszorg. De organisatie, werkzaam in de provincies Groningen, Drenthe en Friesland en de regio’s Twente en Zwolle, wil „thuis blijven wonen en thuis sterven voor iedereen mogelijk maken.” Het beschikbare geld wordt vooral aan de zorg zelf besteed, zo weinig mogelijk aan organisatiekosten. Aandacht, contact en kwaliteit zijn uitgangspunten. De zorg wordt geleverd via zelfstandige zorgverleners (zzp’ers) en kleine zelfsturende teams.

Wijzelf Zorgcoöperatie Zoetermeer coördineert voor Zoetermeer en Benthuizen praktische hulp en zorg in en om huis (huishoudelijke hulp, een klusje in huis of tuin, burenhulp of persoonlijke verzorging), zowel betaalde als vrijwillige diensten. Particulieren of zzp’ers uit dezelfde woonplaats bieden die hulp en zorg aan. „Zonder tussenkomst van dure organisaties. Zo wordt zorg weer bereikbaar en betaalbaar.” Hulpvragers en aanbieders vinden elkaar via de internetsite van Wijzelf. Vrijwillige bestuurders controleren de profielen van aanbieders en bemiddelen bij eventuele conflicten.

Aandacht voor natuur

De Kersentuin is een buurt in Utrecht-Leidsche Rijn die geheel door de bewoners is ontwikkeld en wordt beheerd, „met extra aandacht voor elkaar én voor de natuur.” Het initiatief bewijst volgens de deelnemers dat bij de bouw en de inrichting van (nieuwe) buurten veel aan de (toekomstige) bewoners overgelaten kan worden. „De eigen buurt is veel maakbaarder dan menigeen denkt.” In een democratisch proces wordt gezamenlijk verder gewerkt aan de buurt, in een grote mate van zelfwerkzaamheid: bewoners bedenken iets en realiseren dat dan ook zelf.

Zeeuwind, een coöperatieve vereniging voor windenergie, wil het gebruik van windenergie en andere vormen van duurzame energie bevorderen „en daarmee bijdragen aan een leefbare wereld.” Het werkgebied is tot nu toe beperkt gebleven tot de provincie Zeeland. Het ledenbestand bestaat voor het merendeel uit particulieren. Daarnaast zijn alle dertien Zeeuwse gemeenten lid en een aantal bedrijven, verenigingen en stichtingen. Zeeuwind is met bijna 2100 leden een van de grootste windcoöperaties in Nederland.

Broodfonds

Landelijk een van de bekendste burgercollectieven is Broodfonds. Voor zelfstandigen zonder personeel is een arbeidsongeschiktheidsverzekering via commerciële aanbieders vaak te duur. Broodfondsen bieden een betaalbaar, kleinschalig, transparant alternatief. Groepen zelfstandigen spreken af om elkaar bij arbeidsongeschiktheid met schenkingen te steunen. Een groep telt twintig tot vijftig ondernemers die elke maand geld opzijzetten op hun persoonlijke broodfondsrekening. Er zijn in totaal 245 groepen in 111 plaatsen met tezamen 10.500 deelnemers (gemiddeld 34 per groep). Er zijn twintig broodfondsen in oprichting.

De Gorsselse Heide is een natteheidegebied in de Achterhoek. Inwoners van Gorssel en omgeving organiseren zelf het beheer. De Stichting Marke Gorsselse Heide werd opgericht toen het voormalig militair oefenterrein in 2009 openbaar werd verkocht aan de nieuwe eigenaar, Stichting IJssellandschap. Daarmee is een historische situatie hersteld. De heide behoorde eeuwenlang tot een onverdeeld markengebied dat in gemeenschappelijk gebruik en beheer was van omwonende boeren.

Klik hier voor meer voorbeelden van burgercollectieven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer