Rüdiger Safranski filosofeert over de tijd en de mens
Wat doet de tijd met ons, en wat doen wij met de tijd? De Duitse filosoof en historicus Rüdiger Safranski schreef er een boek over: ”Tijd. Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden”.
Vroeger moest je een goede reden hebben om iets nieuws in te voeren, niet om het oude vast te houden, want dat sprak vanzelf. Zelfs de renaissance, die zo veel nieuws bracht, begon met een oriëntatie op het verleden. Tegenwoordig is het andersom, het is nu de traditie, die zich moet rechtvaardigen, niet de vernieuwing. Het nieuwe wordt steeds dominanter tegenover verleden en toekomst. Er is sprake van machtsovername door het heden.
Eerder publiceerde Safranski biografieën over Heidegger, Nietzsche, Schopenhauer, Schiller, Goethe. Ook schreef hij over globalisering, waarheid, het kwaad. Zijn nieuwste boek gaat over wat de tijd met ons doet en wat wij ermee doen, zoals: tijd van beginnen, tijd van de zorg, geëxploiteerde tijd, kosmische tijd, vervulde tijd en eeuwigheid.
De uiteenzettingen zijn altijd helder, ook over de relativiteitstheorie van Einstein. In een boek als dit zou men overigens ook een bespreking van het begrip tijdgeest kunnen verwachten. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan Hegels ”Fenomenologie van de geest” uit 1807. Dit ontbreekt echter.
Safranski zet in met ”Tijd van verveling”. Het is de verveling die een mens de tijd doet voelen. Schopenhauer wees op het verband met de levensfase. Als je jong bent kun je veel in je opnemen, je wordt voortdurend geprikkeld door nieuwe zaken. De dagen zijn lang zonder vervelend te zijn, en een aantal weken lijkt een halve eeuwigheid. Een volwassene ervaart dat alleen in bijzondere omstandigheden, als hij zich vol overgave op zijn werk stort of als hij op reis is. Voor de rest vliegt de tijd, en des te sneller bij het ouder worden. Als de gebeurtenissen uitdunnen, gaat de tijd zelf opvallen. Bij slapeloosheid kan de lege tijd een marteling zijn.
Rond 1800 was het leven van de meeste mensen gevuld met zware arbeid. Toen werden alleen rijken door verveling geplaagd. Daarom lieten zij zich amuseren. Safranski signaleert een proces van democratisering. Want in onze tijd wordt de grote massa geamuseerd, met inschakeling van een hele industrie: televisie, internet, film, reizen.
Tegen deze achtergrond is het veelzeggend dat in de middeleeuwen de verveling tot de hoofdzonden werd gerekend. Ze werd opgevat als afgeslotenheid voor God, Die anders het leven vult. Wie zich voor Hem afsluit, ervaart de eigen leegte. Zo dacht ook Blaise Pascal: als men zich niet door God laat vervullen, blijft alleen er lege tijd over, die men echter niet kan verdragen, zodat men verstrooiing zoekt. Kierkegaard staat in dezelfde traditie als hij de verveling ziet als uitdrukking van een negatief geworden relatie tot God.
In het hoofdstuk ”Gesocialiseerde tijd” noemt Safranski God een fictie die gemist kan worden. Schrijvend over Einstein zegt hij: „Misschien heeft men God onder andere ook verzonnen.” Elders schrijft hij minder negatief over het christelijk geloof, zoals bij de wetenschappelijke stand van zaken over het ontstaan van de aarde: „Alleen blijkt het verschil met de creatio ex nihilo, de schepping uit het niets, niet al te groot te zijn.” Soms geeft hij blijk van onvoldoende kennis van de Bijbel. Over het geloof in de opstanding zegt hij dat de ziel eerst samen met het lichaam sterft, „om vervolgens weer samen met het lichaam op te staan.” Dit mortalisme is in strijd met de Bijbel. Vervolgens noemt hij de gerichtheid op eeuwig behoud zelfzuchtig. Hij wijst op het zenboeddhisme, waarin het ik niet zo sterk in het middelpunt staat. De vermeende zelfzuchtigheid van een christen is echter in tegenspraak met de Bijbelse roeping tot onbaatzuchtige dienende liefde jegens God en de naaste.
Jammer van deze minpunten in dit boek, dat voor het overige juist respect afdwingt vanwege de hoge kwaliteit.
Boekgegevens
”Tijd. Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden”, Rüdiger Safranski; uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2016; ISBN 978 90 450 3126 2; 224 blz.; € 21,99.