De gewone man was het meest de dupe van de Eerste Wereldoorlog, schrijft historicus Henk van der Linden uit ’s-Hertogenbosch. Soldaten, arbeiders en ambteloze burgers komen veelvuldig voor in de boeken die hij samenstelt. Zijn belangrijkste doel: „Het bewaren van cultureel erfgoed.”
Ongeveer 25 boeken van gemiddeld zo’n 350 bladzijden verschenen er onder redactie van Van der Linden (1944). De meeste gaan over de oorlog aan het westelijk front. De laatstverschenen werken gaan vooral over de situatie in het neutrale Nederland.
Terwijl er van 1914 tot 1918 in Europa een hevige strijd woedt, is Nederland neutraal. De oorlog gaat ons land echter niet ongemerkt voorbij. Nederlandse militairen worden aan de grenzen gelegerd, Belgische vluchtelingen krijgen onderdak in ons land, er is hier voedseltekort, de smokkel tiert welig, Rotterdam is de spionagehoofdstad van de wereld en er dreigt een revolutie.
Maar wat deed dit alles met de gewone man? Die vraag stelde Van der Linden, vicevoorzitter van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW), zich in 2008. „Nederland telt ongeveer 700 heemkundekringen. Daarvan heb ik er zo’n 100 gevraagd of ze in hun verenigingsblaadjes ooit iets hadden geschreven over de Eerste Wereldoorlog.” De helft van de verenigingen bleek publicaties te bezitten. Andere verenigingen wilden voor het studiecentrum een artikel schrijven over de gebeurtenissen in hun plaats.
Oud papier
Het resultaat moedigde Van der Linden aan om een eerste boek te maken over Nederland in de Eerste Wereldoorlog. „Mijn doel was niet nieuwe verhalen te schrijven, maar oude publicaties in een boek te bundelen. Blaadjes van heemkundekringen kunnen na verloop van jaren bij het oud papier belanden. Bij boeken is dat niet zo snel het geval.”
Het eerste boek dat Van der Linden aan de hand van de ontvangen artikelen publiceerde, was ”De kogel door de kerk”. De van oorsprong rooms-katholieke inwoner van ’s-Hertogenbosch voegde artikelen samen over het Nederlandse christendom in de Eerste Wereldoorlog. Het boek verscheen in 2014 bij uitgeverij Aspekt.
Niet lang daarna kwam zijn eerste boek over een plaats uit: Amsterdam. Een plaatselijke historica ploos kranten van de jaren 1914-1918 uit. De artikelen die op de oorlog betrekking hadden, voegde ze samen. Het Stadsarchief Amsterdam zorgde voor de andere artikelen.
Na Amsterdam volgde Zeeland (2015). „De meest logische keuze. Die provincie had veel te maken met de oorlog.” Het boek ging over vluchtelingen, de bewaking van de kust en zeelieden die aanspoelden. Begin 2016 kwam er een uitgave over Noord-Brabant, gevolgd door Gelderland en Rotterdam. Voor 2017 staan Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland op de rol.
Deze boeken tellen elk zo’n 500 pagina’s. Elk boek heeft een aantal thema’s. In het op 9 december verschenen exemplaar over Rotterdam wordt bijvoorbeeld de kustverdediging besproken. Alle randen van Nederland moesten voortdurend worden bewaakt. In Fort aan den Hoek in Hoek van Holland zaten soldaten de hele oorlog te wachten op actie. Die kwam echter niet. De bezigheden van de soldaten gedurende vier jaar waren nauwelijks meer dan wachtlopen, poetsen en rats, kuch en bonen eten.
In Rotterdam wemelde het ondertussen van de spionnen. Duitse en Engelse geheim agenten hielden elkaar in de gaten. Ze zagen elkaar onder andere in kroegen. Het spionagehoofdkwartier van de Duitsers was gevestigd in het Witte Huis in het centrum van de havenstad.
Opstand
In het boek over Gelderland, dat ook in 2016 verscheen, wordt onder andere de opstand van Nederlandse militairen in legerplaats Harskamp beschreven. Ook smokkel komt aan de orde. Een ruime plaats is toebedeeld aan het leven in vluchtoorden. Van der Linden: „In elk boek staat een aantal artikelen over vluchtelingen. Dat heb ik wel beperkt, omdat anders elk boek hetzelfde zou zijn.”
De boeken laten volgens de historicus ook de impact op de burgers zien. „De mobilisatie van militairen betekende bijvoorbeeld een volksverhuizing. De militairen mochten niet in hun eigen provincie in de stellingen liggen, omdat ze dan te veel op hun thuissituatie gericht zouden zijn. Amsterdammers kwamen op die manier langs de grens van Brabant en Brabanders lagen op de Drentse hei. Kapelaans in Brabant wisten niet wat ze aan moesten met die vrije Amsterdammers.” Welke invloed de militairen hadden op het volksleven, blijkt volgens de inwoner van ’s-Hertogenbosch vooral uit dagboeken van militairen en burgers.
Tijdens de oorlog werd Nederland goeddeels draaiende gehouden door vrouwen. Dat werkte emancipatie in de hand. „Maar na de oorlog eisten de mannen binnen tien jaar hun positie weer op. Alleen het vrouwenkiesrecht is een overblijfsel uit die tijd.”
Onderscheiding
Hoezeer Van der Linden zich verweven voelt met de Eerste Wereldoorlog, blijkt uit het feit dat hij op 17 maart 2017 een Engelse onderscheiding krijgt. De Britse ambassadeur reikt die in Den Haag uit. De reden is de inzet van Van der Linden voor de nabestaanden van een drama dat zich op 22 september 1914 voor de kust van Scheveningen voltrok. Een Duitse onderzeeër torpedeerde destijds in een uur tijd drie Engelse oorlogsbodems. Er kwamen 1459 mannen om. „Dit was voor Engeland zo’n schande dat er bijna geen aandacht aan is besteed. Nabestaanden kregen geen uitkering.”
Van der Linden stuitte in 2005 op het verhaal toen hij in Den Haag een klein monument vond met de namen van 28 aangespoelde Britten. Zijn inspanningen leidden ertoe dat in 2014 de Britten op hun thuisbasis Chatham voor het eerst werden herdacht. „De onderscheiding die ik krijg, is tevens een erkenning voor de nabestaanden. Het onrecht dat hun opa’s is overkomen, wordt nu rechtgezet.”
----
Boekgegevens
”Rotterdam en de Eerste Wereldoorlog”, Henk van der Linden, Edwin Ruis en Eric Wils; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2016; ISBN 9789463380126; 546 blz.; € 24,95.