Edith Schouten identificeert zich graag met Betsy Groen van Prinsterer
Voor Edith Schouten (74) heeft de vrouw van Guillaume Groen van Prinsterer maar weinig geheimen meer. Na tien jaar speuren, lezen, schrijven, schrappen en schaven kon ze onlangs ”Zoveel liefde” presenteren: een historische roman over de negentiende-eeuwse Reveilvrouw Betsy Groen van Prinsterer. „Ik heb van haar geleerd om mezelf uit te spreken.”
Het is gekomen door haar man, voormalig ARP-Kamerlid Ad Schouten. In een moeilijke periode eind jaren zeventig ging hij zich verdiepen in de veelzijdige denker en staatsman Groen van Prinsterer. Schouten voelde zich gedwongen de Tweede Kamer te verlaten toen ARP, KVP en CHU samengingen in het CDA. „In de CDA-statuten stond dat het Evangelie richtsnoer voor het politiek handelen was. Een aantal leden bracht in om daar ”enig richtsnoer” van te maken, omdat ze een tendens naar levensbeschouwelijke openheid zagen. Toen hun voorstel niet werd aangenomen, verliet Ad de Haagse politiek.
Er brak voor hem een moeilijke periode aan. Hij ging in die tijd “Ongeloof en revolutie” van Groen van Prinsterer lezen en raakte enthousiast. In 1984, veertien dagen voor zijn overlijden, kwam het gesprek weer op Groen toen ik Ad vroeg wie hij zou willen spreken als hij in de hemel kwam. Dat was Groen van Prinsterer. „Ik heb hem nog veel vragen te stellen”, zei hij.”
Eerste roman
Edith blijft na het overlijden van haar man met zes kinderen achter. Ze raakt betrokken bij de EO, waar ze het programma ”Vrouw-Zijn” verzorgt en tijdens EO-vrouwenbijeenkomsten spreekt. In de loop der jaren verschijnt er een tiental psychopastorale boeken van haar hand. ”Zoveel liefde” is haar eerste roman.
Waarom de negentiende-eeuwse Betsy Groen van Prinsterer-van der Hoop?
„Haar naam kwam min of meer spontaan bij me boven toen ik een gesprek met uitgever Albert de Vos van Van Wijnen had. Ik vind Betsy een heel dapper mens. Een sanguinisch-cholerisch type, energiek en rusteloos, een totaal ander karakter dan haar beroemde man. Ze werd groot in een redelijk losse leefstijl onder de patriciërs in Groningen. Toen ze na haar trouwen in Den Haag kwam, trof ze de sfeer in datzelfde milieu beduidend formeler aan. Haar achtergrond en karakter maakten haar tot een persoonlijkheid in Haagse kring. Doordat ze een rijke man huwde, kon ze veel betekenen in liefdadigheid.”
De roman werd een tienjarenplan. Hoe pakte u het aan?
„Drie jaar lang dook ik onder in het leven en de tijd van de Groen van Prinsterers. Wie Betsy zegt, zegt ook Guillaume of Willem Groen van Prinsterer. Ik ben veel van zijn werk gaan lezen. Gaandeweg schafte ik zo’n 140 boeken aan, veel oude ook, en probeerde ik me in te leven in de tijd, het denken, de politiek, de mensen. Ik las honderden brieven uit de negentiende eeuw.
Op grote tekenvellen maakte ik een tijdbalk waar ik alle jaartallen op zette. Mijn kinderen vonden dat ik gek ging praten, in lange zinnen en met woorden die zij niet kennen. De taalrijkdom is in de negentiende eeuw inderdaad veel groter dan nu. ”Jegens” vind ik leuk om te gebruiken.
Een roman schrijven was voor mij onontgonnen terrein. Ik ben maar gewoon begonnen. Al schrijvend dienden zich natuurlijk allerlei hobbels aan. Taalkundige, maar ook wat betreft de opbouw. Nog nooit heb ik een boek zo biddend geschreven. In de eerste versie bleven de gebeurtenissen losstaande elementen; ik ging van feit tot feit steeds voort.
Uiteindelijk ben ik opnieuw begonnen. Er verdwenen hoofdstukken en er kwamen nieuwe bij. De feiten liet ik nu los –het moest geen geschiedenisboek worden– en ik stond mezelf meer vrijheid toe, meer fantasie ook. Betsy kon ik nu gerust een dagboekstukje laten schrijven, fictief dus, en een historische gebeurtenis mocht achterwege blijven. Je kunt niet vertellen als je geen vrijheid neemt.
Er komt meer binnen als je je met iemand kunt identificeren. Dat was wat ik wilde: identificatie met Betsy Groen van Prinsterer. Ik wilde per se geen biografie schrijven, omdat je dan geen conclusies kunt trekken.”
Herkent u zich in Betsy?
„Zeker, ze is voor mij echt een ontdekking geweest. Ik ben zelf gereformeerd synodaal opgegroeid maar pas later, toen ik in het jeugdwerk actief was, tot een dieper geloof gekomen. Wij zagen de kerk gaandeweg steeds vrijzinniger worden. We kregen een politiek evangelie te horen. Je moest je leeg geven aan goede werken. Zo je best doen voor de arme landen dat ik wel wilde dat ik zelf zwart was. Tot ik ontdekte dat God een persoon is. Dat was nieuw voor mij.
Ook Betsy leefde in een tijd waarin predikanten vragen bij de heilsfeiten stelden. Zij kwam tot persoonlijk geloof na haar trouwen, toen zij en haar man in Brussel ds. Merle d’Aubigné ontmoetten.
Bij het uitgaan van de kerk vroeg Merle waar ze vandaan kwamen. Het gesprek kwam op het recente overlijden van Betsy’s vader. „Bent u bereid om te sterven?” vroeg Merle direct. Dat leidde tot overgave. Voor haar was het nieuw om zo over God te denken, over het sterven als een ontmoeting van aangezicht tot aangezicht.
Betsy en haar man ontmoetten na hun bekering nauwelijks herkenning in de familie en hun sociale netwerk. Hun werelden kwamen steeds verder uit elkaar te liggen. Dat is iets wat ik herken. Ik ben de oudste van een gezin met drie kinderen. Mijn zus floreert in een tamelijk vrijzinnige kerk, terwijl mijn broer rozenkruiser is geworden. Geestelijk gezien is er tussen ons nauwelijks herkenning. Dat heeft Betsy ook beleefd, zeker ook omdat haar man een sterke overtuiging had en dapper zijn eigen weg ging.”
Wat leerde u van Betsy?
„Mezelf uit te spreken. Niet maar voorzichtig te zijn en mijn mening voor me te houden. Dat heb ik jarenlang gedaan, het zit ook in mijn karakter. Vandaar dat ik in de eerste versie van het boek vreselijk tobde met de vraag hoe ik moest omgaan met het geloofsleven en de geloofstaal van Betsy en haar omgeving. In die tijd bedienden ook meer geseculariseerde christenen zich gemakkelijk van Bijbelse woorden. Dat was de omgangstaal, maar vandaag kan dat niet.
Ik weet maar al te goed hoe ik dat vermijden moet. Ik heb veel invoelingsvermogen, vraag veel aan de ander en houd dan vervolgens mijn oordeel voor me. Zo bescherm ik mezelf. In dit boek doe ik dat niet meer. Dat kan ook gemakkelijk door Betsy aan het woord te laten. Ik probeer haar tot haar recht te laten komen, maar tegelijk kun je mij in haar teruglezen.
Betsy laat zien hoe moedig je kunt zijn en wat je moet willen verdragen. Ik heb met mijn man mee geleden toen Ad alleen kwam te staan in zijn strijd voor het alleenrecht van het Evangelie binnen het CDA. Het Kamerlidmaatschap paste hem zo goed; het was de mooiste baan die hij heeft gehad. Moest hij die opofferen? Zoals Willem in moeilijke tijden op zijn Betsy terugviel, zo wilde Ad dingen met mij doorpraten.”
Wat wilde u in ”Zoveel liefde” kwijt?
„Ik wilde duidelijk maken dat politiek een moeilijk beroep is, dat het een grote aanslag op het persoonlijke leven doet. Dat betreft natuurlijk de tijdbesteding, maar er is ook de publiciteit, de brieven, de verhalen die mensen je willen vertellen. Het Kamerleven slokte Ad op, dat is wel duidelijk.
Betsy’s man was net zo’n workaholic als die van mij. Daar kon ze boos op worden. Ik heb de geregelde correspondentie tussen Willem de Clercq en Betsy kunnen doornemen en merkte Betsy’s irritatie. Als je in publicaties over Groen leest, dan is hij een heilige. In mijn boek wil ik hem menselijke proporties geven.
Ook Betsy wordt op een voetstuk gezet, bijvoorbeeld als het gaat over de kinderloosheid van het echtpaar Groen. Je leest een selectief aantal uitspraken. Maar ook zij is een gewoon mens – een heerlijk, verrukkelijk mens. Ze hield van tegengas, die kreeg je dan zelf ook. Ze kon idealiseren, maar stootte dan ook haar neus. Ze had een redelijk fel karakter. Ze mocht je of juist helemaal niet. Willem was veel gelijkmatiger. Ze vulden elkaar geweldig aan. Hij was niet iemand voor de ”small talk”, eerder een afgemeten heer, die wel heel mild was. Betsy was een doener, die denk ik moeite met het karakter van haar man heeft gehad.”
U hebt ook een boodschap voor het hart.
„In deze historische roman heb ik geen literaire ambities, maar wil ik inderdaad iets uitdragen. Ik ben altijd een bemoediger geweest voor vrouwen uit de kerkelijke hoek. Ik ben geen evangelist, maar heb veel hart voor mensen die iets voor het hart zoeken. Die ontmoet ik in evangelische kring, maar ook in behoudende reformatorische hoek. Als je leeft in een klimaat van werk en bid, dan wil ik het graag omgekeerd zeggen: bid en werk. Met Betsy Groen van Prinsterer kan ik een streep zetten onder ”geloven met het hart”. De relatie met God is de enige weg. De genade gaat voorop, pas dan komen de goede werken.”
Boekgegevens
Zoveel liefde. Historische roman over Betsy Groen van Prinsterer, Edith Schouten; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2018; ISBN 978 90 519 4437 2; 448 blz.; € 24,95.