Kerkleiders in Jeruzalem protesteren tegen de aanvallen van radicale groepen op personen en eigendommen. Israël zegt dat ze beter kunnen kijken naar de positie van christenen in landen waar ze vervolgd worden.
De kerkleiders gaven op 13 december een verklaring uit die verscheen op de website van de franciscanen, de orde die heilige plaatsen beheert. Daarin protesteren zij tegen de aanvallen van radicale groepen op christenen.
Ze stelden dat er sinds 2012 talloze fysieke en verbale aanvallen op priesters en andere geestelijken en op kerken zijn geweest, waarbij de vandalen regelmatig heilige plaatsen vernielden en ontheiligden. Ook intimideerden zij plaatselijke christenen, die er slechts naar streven hun godsdienst uit te oefenen en hun dagelijks leven te leiden. De radicale groepen passen volgens de kerkleiders deze tactieken toe „in een systematische poging om de christelijke gemeenschap uit Jeruzalem en andere delen van het Heilige Land te verdrijven.”
De kerkleiders zeggen dankbaar te zijn voor de inzet van de Israëlische regering om christenen een veilig thuis te bieden in het Heilige Land. „Als bewijs van deze inzet zien we dat de regering het bezoek van miljoenen christelijke pelgrims aan de heilige plaatsen van het Heilige Land faciliteert.”
Maar ze wijzen er ook op dat radicale groepen proberen in het bezit te komen van essentiële eigendommen in de christelijke wijk van Jeruzalem. Daarbij gebruiken ze „vaak achterbakse transacties en intimidatietactieken om bewoners uit hun huizen te verdrijven, de christelijke aanwezigheid drastisch te verminderen en de historische pelgrimsroutes tussen Bethlehem en Jeruzalem te verstoren.”
Fysiek geweld
Hun beschuldiging slaat kennelijk op de pogingen van een radicale Joodse groep om onroerend goed te verwerven in de buurt van de Jaffapoort. De Joodse groep Ateret Cohanim zegt daar het Imperial Hotel en het Petra Hotel te hebben gekocht. De organisatie zou nu proberen de Palestijnen die het hotel runnen, te verwijderen. De kerkleiders vrezen dat de deal het karakter van de christelijke wijk zal veranderen.
De krant Haaretz citeerde woensdag de Armeense pater Koryoun Baghdasaryan, kanselier van het Armeense Patriarchaat van Jeruzalem. „Elke dag dat ik mijn huis verlaat voor de Heilig Grafkerk of om familie te bezoeken, ben ik bang dat mij iets zal overkomen. Er was altijd al sprake van vloeken en spugen, de laatste jaren begon ook fysiek geweld.”
De kerken vragen de politieke autoriteiten in Israël, Palestina en Jordanië te praten over de bestrijding van de radicale groepen en over de creatie van een speciale christelijke culturele en erfgoedzone om de integriteit van de Christelijke Wijk in de Oude Stad van Jeruzalem te beschermen.
De woordvoerder van het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, Lior Haiat, zei in een reactie dat de christelijke bevolking in Israël –ook in Jeruzalem– volledige vrijheid van godsdienst geniet, voortdurend groeit en deel uitmaakt van de Israëlische samenleving.
„De verklaring van de kerkleiders in Jeruzalem is bijzonder verontrustend gezien hun stilzwijgen over de benarde situatie van veel christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten die lijden onder discriminatie en vervolging.”
In christelijke kringen klonken ook boze reacties over het regeringsbesluit eind november om het land af te sluiten voor toeristen en pelgrims uit vrees voor de opkomst van de omikronvariant. De minister van Binnenlandse Zaken, Ayelet Shaket, besloot echter Joodse groepen jongeren van het zogenaamde Geboorterecht-Taglit programma, wel toe te laten. Nu Israël de VS „rood” heeft verklaard, is ook dat van de baan.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken wees de beschuldigingen van religieuze discriminatie van de hand. Het stelde dat Israël in verband met de uitbraak van de omikronvariant de regels rondom toegang heeft gewijzigd. Een uitzonderingscommissie kan iemand echter toch toestemming geven om te komen. „De commissie onderzoekt elk verzoek om te komen zonder vooringenomenheid of discriminatie jegens ras of religie. De commissie heeft de afgelopen dagen tal van vergunningen afgegeven, zowel aan Joden als christenen. Sommige van de goedgekeurde verzoeken waren afkomstig van de kerkelijke autoriteiten in Israël, waaronder vergunningen voor priesters om het land binnen te komen voor de komende christelijke feestdagen.”