Er kwam een kotje in Westkapelle, en later ook een dominee
„Broeders, wat dienke julder d’r van… zumme ’n kotje koôpe vo de domenies?”, zei ouderling M. Verstraate toen de gereformeerde gemeente van Westkapelle enkele legaten kreeg. De pastorie kwam er. Verstraate maakte de komst van de eerste eigen predikant niet meer mee. Zijn gemeente bestaat nu 100 jaar.
Met een pastorie aan de rand van het dorp had Westkapelle tijdens de vakanties weinig leesdiensten meer. „Voor een kleine gemeente in een uithoek van het land hadden we niets te klagen”, zegt diaken M. Peene. Sommige predikanten kwamen elk jaar terug. Totdat kandidaat J. de Kok in 2017 het beroep aannam.
Hij moet er op de kansel weleens aan denken hoe de volksaard tijdens zijn intrede werd getypeerd: ruwe bolster, blanke pit. Blank? Nee, „dominee, weet u wat u hier wél tegen gaat komen? Mensen die weten: Ik, ellendig mens, ik heb een zwarte pit en hoe kom ik ooit van die zwarte pit af?”
Het predikantsechtpaar ging alle adressen af. „De mensen zijn heel direct; in het begin schrok ik weleens. Maar ik mag dat wel: geen poespas, en je weet wat je aan hen hebt.”
Catechiseren doet ds. De Kok in het Zeeuws. „Dat hebben de jongeren het liefst.”
Traditie
Westkapelle ligt aan zee en het kan er flink waaien. Het kerkplafond doet denken aan de bodem van een houten schip. Het bedehuis telt 264 zitplaatsen. In de zomer zit ook de vergaderzaal tjokvol. Zo’n zestig mensen kijken daar dan via een scherm mee. Peene: „Voor de coronacrisis telde de koster soms de plaatsen die nog over waren. Vervolgens telde hij de mensen af die nog buiten stonden. Tegen de rest zei hij: U hebt nog zoveel minuten om bij de kerk in Aagtekerke te komen.”
Sinds ds. De Kok kwam, groeide het ledental van 245 naar 290. Vergrijsd is de gemeente niet meer: de starterswoningen zijn ook bij jongeren uit andere Walcherse dorpen in trek. Dat heeft ook met de volksaard te maken: nadat in 1944 het halve dorp door oorlogsgeweld was verwoest, hielden de Westkappelaars al te drastische vernieuwing tegen. „Ze waren van oudsher eenvoudig volk, gehecht aan tradities”, zegt A. Peene-Janse, de schrijfster van het jubileumboek. „Dus de nieuwe huizen werden niet veel groter dan de oude en kwamen ook weer pal aan de straat te staan. Een voorkamer, een woonkeuken. En een gang waar vroeger de koe doorheen moest naar de schuur.”
Bijna alle Westkappelaars hadden een lapje grond buiten het dorp, vaak met een schuurtje erop. Voor ouderling Verstraate was dat zijn bidvertrek. „Daar heeft hij heel wat knieënwerk gehad. Hij was een eenvoudige, gunnende man.”
Aangrijpende verhalen
Hoe diepingrijpend de oorlogsjaren ook waren geweest, er werd niet veel over gepraat, zegt diaken Peene, die hier geboren en getogen is. Dat is wel veranderd, zegt ds. De Kok. „Ik heb veel verhalen gehoord. Aan de keukentafel; daar zitten de mensen het liefst. De immense angst tijdens de vlucht toen de bommen vielen, bleef hen altijd bij. Ik moest aan Job 2:4 denken: Al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven.”
Anita Peene kreeg ook veel ingrijpende zaken te horen toen ze de oudere leden interviewde. „Ik moest er soms echt even van bijkomen.”
Haar man is een Westkappelaar, zelf komt ze van buiten het dorp. „Misschien dat mensen daardoor zo open waren.”