Iraanse christenen scheppen moed na opmerkelijke uitspraak hooggerechtshof
In een opmerkelijke uitspraak lijkt het Iraanse hooggerechtshof het op te nemen voor bekeerlingen. Het bevorderen van het christendom en het stichten van een huiskerk is niet strafbaar, aldus de rechters.
Het oordeel van de hoogste gerechtelijke instantie van Iran draait om de zaak van negen bekeerlingen, die een gevangenisstraf uitzitten van vijf jaar voor hun betrokkenheid bij huiskerken. De uitspraak dateert van 3 november, maar werd pas vorige week aan de advocaten van de christenen meegedeeld.
De Iraniërs werden in 2019 veroordeeld tot de celstraf op beschuldiging van „acties tegen de nationale veiligheid” en het „promoten van zionistisch christendom.” In februari 2020 bekrachtigde het hof van beroep de vonnissen, zonder dat de beklaagden of hun advocaten aanwezig waren, aldus mensenrechtenorganisaties.
Het hooggerechtshof koos een totaal andere lijn. De rechters besloten dat de zaak van de bekeerlingen moet worden herzien. De uitspraak stelt expliciet dat hun betrokkenheid bij huiskerken en zelfs de verspreiding van „zionistisch christendom” niet mag worden beschouwd als een actie tegen de nationale veiligheid, meldt mensenrechtenorganisatie Article 18.
Goed nieuws
De autoriteiten gebruiken deze aanklacht geregeld omdat ze de bekering van islamitische Iraniërs tot het christendom zien als een poging van westerse landen om het sjiitische regime te ondermijnen. De regering erkent alleen de Armeense en Assyrische christelijke gemeenschappen.
Article 18 noemt de uitspraak van het hooggerechtshof daarom „belangrijk.” In elk van de meer dan twintig zaken waarbij christenen vanwege hun betrokkenheid bij huiskerken zitten opgesloten, kwamen de aanklachten neer op acties tegen de nationale veiligheid, aldus de organisatie.
„Dit is een spectaculaire uitspraak”, reageert Marjon Snel van Open Doors. „Het is sowieso goed nieuws voor de groep Iraanse christenen die nu vastzit op grond van deze veroordeling. Het is nog afwachten in hoeverre dit echt een precedent gaat scheppen, maar het is een verrassende stap vooruit.”
Ook Article 18 neemt een wat afwachtende houding aan als het gaat om de doorwerking op de zaak van andere bekeerlingen. Het hooggerechtshof kan namelijk geen juridisch bindend precedent scheppen. „Niettemin heeft de uitspraak het potentieel om alle huidige en toekomstige zaken waarbij Perzischsprekende christenen betrokken zijn, te beïnvloeden.”
Spionage
Farshid Seyed Mehdi, die zich namens 222 Ministries inzet voor Evangelieverspreiding in Iran, ziet juist weinig goeds in de uitspraak. Het heeft er volgens hem alles van weg dat Iran onder druk van mensenrechtenorganisaties vooral de schone schijn wil ophouden.
Ook verwacht hij niet dat bekeerlingen nu met rust gelaten worden. „Het regime gebruikt allerlei voorwendsels om christenen op te pakken. Mijn eerste vraag is: welke reden gaan ze in het vervolg gebruiken? Want een bekeerling blijft een afvallige. Misschien gebruiken ze nog zwaardere aanklachten, zoals spionage voor Israël.”
Zijn weinig hoopvolle toon komt voort uit Farshids ervaringen uit zijn netwerk. De Iraanse politie is weleens binnengevallen bij een teamlid van hem onder het voorwendsel dat hij in verboden antiek zou handelen, vertelt hij. „Ze hebben het hele huis doorzocht. Ze waren echter niet op zoek naar antiek, maar naar Bijbels. Er is altijd wel een smoes te bedenken.”
Een zogenoemde revolutionaire rechtbank zal de herziening leiden. De uitspraak zal de bekeerlingen en „duizenden anderen in heel Iran de hoop geven dat ze nu samen in hun huizen kunnen aanbidden zonder angst voor gevangenisstraf”, merkt Article 18 op.