Protestantse gemeente Meppel stoot Grote Kerk af
Zwaar en onverzettelijk staat de Grote of Mariakerk op het Kerkplein in Meppel. Echt een gebouw dat van geen wijken weet. Toch wordt de kerk onttrokken aan de eredienst. „Dit gaat iedereen aan het hart, maar het geloof zit niet in hout en steen.”
Bij de deur onder de vierkante toren staat Berend Bossen, voorzitter van het college van kerkrentmeesters. Hij legt uit waarom de Grote Kerk wordt afgestoten: „De protestantse gemeente te Meppel heeft twee kerkgebouwen in gebruik, de Grote Kerk aan het Kerkplein (voorheen de kerk van de hervormde gemeente) en de Oude Kerk aan de Groenmarkt (voorheen de gereformeerde kerk). Door het teruglopend aantal leden is het niet langer haalbaar om twee kerken aan te houden. In 2018 hadden we een financieel tekort van 150.000 euro. Dan moet je ingrijpende beslissingen nemen.”
De Oude Kerk aan de Groenmarkt bleek wat functionaliteit betreft op langere termijn beter aan te sluiten bij de wensen van de protestantse gemeente dan de Grote Kerk. Bossen: „We mogen vaststellen dat jongeren in Meppel de laatste tijd meer bij de kerk betrokken zijn dan voorheen. We hebben vooral naar hen willen luisteren. Zij hechten meer aan de functionaliteit van de Oude Kerk dan aan de historische waarde van de Grote Kerk. Zo is het gekomen.”
Het afstoten van de Grote Kerk –een rijksmonument– gaf in de stad wel enige beroering. Maar kerkrentmeester Bossen vindt dat Meppel nuchter moet zijn: „Ons geloof kan niet afhankelijk zijn van gebouwen. Christus preekte vanaf de helling van een berg en vanuit een bootje op het meer.”
De uit de 15e eeuw stammende Grote Kerk kan straks worden gebruikt voor kerkdiensten rond Kerst en Pasen, voor rouw- en trouwdiensten, voor concerten en maatschappelijke doeleinden, zoals bijeenkomsten van de Meppelse middenstand en voorlichtingsavonden van de burgerlijke gemeente.
Jan Oldebesten, voorzitter van de kerkenraad: „Natuurlijk is dit een aderlating. Ik ben in Meppel geboren. Ik ben weliswaar gereformeerd geweest, maar de Grote Kerk heeft in mijn leven een grote rol gespeeld. Het kerkbezoek loopt echter terug. Het is al heel lang geleden dat de kerk op zondagmorgen vol zat.”
De vraag wie de kerk straks zal beheren, is nog niet beantwoord. Bossen: „De Grote Kerk vraagt ieder jaar 30.000 euro aan onderhoudskosten. Dat kunnen wij zelf niet meer opbrengen. We willen de kerk daarom graag overdragen aan een stichting, maar die is er nog niet.”
De Grote of Mariakerk is bepalend voor het gezicht van het stadscentrum. Wat vindt de burgerlijke gemeente van dit alles?
Bossen: De kerktoren is van de burgerlijke gemeente. We vinden allemaal dat Meppel zichzelf niet meer is zonder de Grote Kerk. De burgerlijke gemeente verleent alle mogelijke medewerking als het gaat om het behoud van de kerk, zolang het maar geen geld kost.”
Binnen dragen zeven zuilen het dak. Een zee van rieten stoelen staat in een kring rond de preekstoel. Achter het doophek staan een oude leunstoel, een knielbank, een doopvont, een piano en een liturgietafel. Op een altaarsteen liggen donkerrode en zwarte collectezakken, tien voor de kerkvoogdij, tien voor de diaconie. Op het doophek breidt een gebeeldhouwde adelaar zijn vleugels uit. Kleine ramen laten licht naar binnen.
De ruimte links van de hoofdingang is ingericht als stiltecentrum. Iedere donderdagmorgen, als het op het Kerkplein markt is, is het stiltecentrum geopend, voor rust, stilte, gesprek en gebed. Er staat een rek met kaarsen. Aan de wand hangt een gebed: „Goede God, help mij in Uw Licht mijn weg door de dag te gaan, en zegen mijn gebeden. Amen.”
Kerk voor schippers en militairen
In de middeleeuwen was de Grote Kerk het enige gemeenschapshuis van Meppel. Schippers hingen er ’s winters de zeilen te drogen. Bovenaan de pilaren zijn de daarvoor bestemde ijzeren ogen nog zichtbaar. In 1614 klaagde ds. Laurentius Eckius dat zijn preek door al die zeilen niet overal meer verstaanbaar was. Sindsdien werd er op toegezien dat de middenruimte vrij bleef.
In het begin van de zeventiende eeuw werden de in Meppel gelegerde militairen ondergebracht in de Grote Kerk. Tien jaar later bleek de kerk tot een halve ruïne vervallen te zijn. Banken waren gebroken, zerken vernield, het gebouw stond vol met rook en stank. De kerkenraad maakte acuut een einde aan alle misbruik: „Dit is een huis Gods.”