Sake Stoppels vraagt zich af: Waar moet het heen met kerkplanters?
Missionaire gemeenten gaan al een tijdje mee. Maar het is niet altijd helder wat kerkplanters drijft en in welke richting ze zich ontwikkelen. Dr. Sake Stoppels gaat onderzoek doen naar deze en andere vragen.
Hij zit in een werkkamer samen met andere docenten. Op de gang staan verhuisdozen. Binnen de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) is net een interne verhuizing afgerond. Sake Stoppels (62) kijkt nog wat onwennig om zich heen. „Ik ben nog volop aan het ontdekken wat hier allemaal gebeurt.”
In een zithoek in de gang van het schoolgebouw strijkt Stoppels neer. Om hem heen frisse kleuren: in de vloerbedekking, aan de muur en in de meubels. Zijn nieuwe functie als lector theologie is misschien wel even veelkleurig. Stoppels gaat onderzoek doen naar nieuwe geloofsgemeenschappen, de vraag hoe die zingeving vormgeven en wat gevestigde kerken daarvan kunnen leren.
Stoppels werkt voor de helft van zijn weektaak aan de CHE. Daarnaast is hij sinds 2015 bij de Protestantse Kerk in Nederland beleidsmedewerker op het gebied van missionair gemeente-zijn. „Beide functies liggen in elkaars verlengde”, zegt Stoppels. „Maar het mooie aan mijn werk in Ede is toch wel dat ik me niet alleen bezig hoef te houden met wat er in praktische zin gebeurt op het gebied van missionair gemeente-zijn en hoe dat gaat, maar dat ik me ook kan richten op de vraag daarachter: waarom zou je missionair willen zijn?”
De nieuwbakken CHE-lector begon op 1 oktober. Vrijdag staat een afscheidssymposium op de agenda bij zijn vorige werkgever, de Vrije Universiteit Amsterdam. Daar was Stoppels vanaf 2001 docent kerkopbouw en diaconaat. De spits van zijn werk lag binnen de predikantsopleiding van de Protestantse Kerk, maar deze stopte in 2008 en ging over naar de Protestantse Theologische Universiteit. Zo ontstond er voor hem meer afstand tot de kerkelijke praktijk.
Nieuwe vragen
Zijn nieuwe functie in Ede brengt Stoppels weer dichter bij de praktijk en biedt hem de kans om zich meer te richten op de gang van zaken in missionaire gemeenten. De ontkerkelijking in Nederland in de afgelopen decennia levert bovendien steeds nieuwe vragen op. „Kerkplanter Gert-Jan Roest ontdekte bijvoorbeeld dat het brengen van de verzoeningsleer op de klassieke manier geen weerklank meer vindt. Een term als ”het verzoenende bloed van Jezus” schrikt af. Mensen vinden het vreemd, dat praten over bloed, en begrijpen het ook niet.”
Een van Stoppels’ plannen is om op een rij te zetten op welke verschillende manieren kerkplanters mensen proberen te bereiken die geen antenne meer hebben voor bijvoorbeeld de noodzaak van verzoening met God. „Roest zegt bijvoorbeeld: om het contrast duidelijk te maken tussen het dienen van God en het volgen van je verlangens kun je mensen iets laten zien van de afgoden van deze tijd: veiligheid, zekerheid en zelfontplooiing.”
Toch denkt Stoppels dat kerkplanters die dergelijke inzichten als uitgangspunt nemen, op heel uiteenlopende manieren te werk gaan. „Vanuit de CHE wil ik als het ware een speurtocht opzetten naar hoe werkers aan het front met de seculiere wereld zich in theologisch opzicht ontwikkelen.”
Stoppels richt zich onder meer op kerkplanters en missionaire gemeenten vanwege de „geestelijke bloedarmoede” die hij soms signaleert bij traditionele kerken. „Ik houd regelmatig lezingen in kerkelijke gemeenten. Een van de vragen die ik dan opwerp is: Stel, er is in de buurt een spirituele beurs. Denk je eens in dat je daar vanuit de kerk gaat staan met een stand. Je ontmoet er zoekende mensen. Welke boodschap wil je hen brengen? Het nadenken over die vraag dwingt je om scherp te krijgen wat de kerk uitdraagt op zingevingsgebied. Helaas wordt het nogal eens stil als ik dit onderwerp aanroer.”
Hoe komt dat?
„Enerzijds door onwennigheid. Alleen al de gedachte dat je een kraam huurt op zo’n beurs, waarvan je eigenlijk ver weg wilt blijven. Maar ik ben bang dat er ook sprake is van interne secularisatie. Mensen komen nog wel naar de samenkomsten op zondag, maar ze weten niet altijd meer waarom het zou moeten draaien in de kerk.”
Voordat ze toekomen aan de vraag wat hun boodschap voor anderen is, moet eerst de vraag beantwoord worden wie ze zelf zijn als christen?
„In ieder geval moet je iets weten van Wie Christus is en een begin weten van het antwoord op de vraag waarom je mensen zou willen winnen voor Hem. De worsteling rond de identiteit van een christen kom ik overigens tegen bij zowel traditionele gemeenten als bij modernere.”
Tegelijkertijd kan met behoud van uitgangspunten de boodschap verschillen, zegt Stoppels. „Dat is mede afhankelijk van de context waarin je als kerk functioneert.”
Stoppels haalt een voorbeeld aan van een kerkplanter in Japan. Deze ontdekte dat het beeld van het plaatsbekledend lijden van Jezus niet landde bij de Japanners. „Maar, zo merkte hij: het beeld van de kruisdood als een beschamende en vernederende straf voor Christus kwam wel over. Het paste binnen de schaamtecultuur van Japan. Dat werd dan ook de aanvliegroute waarlangs hij de waarde van het lijden en sterven van Christus ging uitleggen.”
Nog even terug naar de vraag wat bestaande gemeenten moeten met de roeping om missionair te zijn: ligt hier huiswerk voor de kerk?
„Zeker. Daarom moeten we als christenen ook in gesprek over de inhoud van ons geloof. Niet alleen over de leer, maar ook over wat er leeft in je hart. Ik heb pas deelgenomen aan een retraite waarin pastorale ruimte was om terug te kijken op Gods leiding in je leven. Als je dan hoort hoe God werkt in mensen besef je eens te meer: we hebben een rijke God. Het is toch letterlijk zónde als het leven met Hem verdampt in de praktijk van alledag? Daarom moeten we als christenen God zoeken waar Hij te vinden is, in Zijn Woord. Maar ook waken voor de valkuil van alles beredeneren. God werkt soms juist tegen onze ratio in. Hij kan geestelijke ervaringen gebruiken om je geloof te bevestigen.”
Uw onderzoek moet ook antwoord gaan geven op de vraag wat bestaande kerken kunnen leren van missionaire gemeenten?
„Dat is één van de drie onderwerpen waarmee ik me bezig ga houden. De andere twee zijn de vraag wat ervaringen in missionaire gemeenten betekenen voor het onderwijs aan de academie theologie van de CHE en voor de pioniers zelf. In juni 2019 staat de officiële start van mijn lectoraat gepland, hoop ik mijn onderzoeksopzet rond te hebben en te beschikken over een aantal medewerkers. Ik hoop dat we aan kerken in de breedte van de achterban van de CHE dienstbaar kunnen zijn met de resultaten van ons onderzoek.”
Zover is het nog niet?
„De komende maanden wil ik mijn brede aandachtsgebied zingeving en nieuwe geloofsgemeenschappen scherper gaan afbakenen via de onderzoeksvraag: ”Welke goede gronden zijn er om vanuit het Evangelie theologisch present te zijn?””
Die vraag gaat niet alleen pioniers aan.
„Inderdaad niet alleen hen, want deze vraag is van belang voor de hele kerk. We leven in een tijd van heel veel aanbod op de markt van welzijn en geluk. Maar wat is dan de plaats van het Evangelie? Wat gaat er verloren als het niet meer klinkt?
De vraag wat we doen met het Evangelie is kerkbreed van belang. Hoe zoeken we als christenen een weg in een omgeving waarin mensen zich proberen te voeden vanuit allerlei religieuze tradities? Denk aan een platform als Nieuw Wij, dat culturen, religies en levensbeschouwingen van mensen met elkaar wil verbinden.
Het is niet eenvoudig om het gezaghebbend spreken van het Evangelie te laten klinken bij mensen die in die context religieuze zoekers zijn. Niet alleen omdat het christendom slechts een van de vele stemmen vormt in het koor van religies, maar ook omdat in de samenleving het vertrouwen in de kerk een dieptepunt heeft bereikt.
Menig Nederlander associeert de kerk tegenwoordig met seksueel misbruik. Dat is een heel smalle basis voor de kerk om publieke uitspraken te doen. Er is dus werk aan de winkel in het herwinnen van vertrouwen. Alleen daar al ligt een enorme missionaire uitdaging.”
Flat als aansprekend voorbeeld
In Zeist, de woonplaats van Stoppels, nam een groep christenen het initiatief om een gemeenschap te vormen in een flatgebouw dat gerenoveerd werd. Een aansprekend voorbeeld, vindt de lector theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. „Het bleek dat de gemeenschap ervoor zorgde dat mensen in de flat zich meer op elkaar betrokken wisten. Dat werd opgemerkt: bij de volgende flat die gerenoveerd werd, werd hun de vraag gesteld of ze daar ook niet een gemeenschap konden opstarten.”
Ook jongerenwerk in Rotterdam-Zuid toont volgens Stoppels aan dat christenen een rol van betekenis kunnen spelen. „In de probleemwijken daar liep op een gegeven moment een groot deel van het jongerenwerk via Youth for Christ. Die organisatie slaagde er in om iets op te bouwen dat bijdraagt aan het welzijn van mensen en bovendien wijst naar hogere waarden dan het hier en nu. Op zo’n moment wordt het vertrouwen in de kerk hersteld en heb je recht van spreken als christenen.”
Sake Stoppels
Wie?
Sake Stoppels, sinds 1 oktober lector theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Hij is daarnaast beleidsmedewerker bij de Protestantse Kerk in Nederland. Stoppels studeerde sociale geografie in Groningen en theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij groeide op in Appingedam.
Was eerder…
Universitair docent praktische theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Van 1996 tot 2000 diende hij als predikant de gereformeerde kerk in Pijnacker-Nootdorp.
Privé
Is getrouwd met Bijbelvertaalster Anne Stoppels-Dondorp en daardoor sinds 2001 betrokken bij het werk van Wycliffe Bijbelvertalers in Papua-Nieuw-Guinea. Zijn vrouw werkte eerst permanent in dat land, maar begeleidt ‘haar’ vertaalproject tegenwoordig vanuit het kantoor van Wycliffe Nederland in Driebergen. Het echtpaar woont in Zeist en is daar aangesloten bij de protestantse Bethelgemeente.