Spotlight: Het geloof laat Franca Treur en Jan Siebelink niet los
Alweer een boek over een meisje dat loskomt uit een bevindelijk gereformeerd milieu, alweer een boek over een jongen die gefascineerd is door het geloof van bloemenkweker Sievez. Niettemin trekken de nieuwe romans van Franca Treur en Jan Siebelink terecht de aandacht.
De Zeeuwse Ina is de hoofdpersoon uit ”Hoor nu mijn stem” van Franca Treur. Zo heet ze althans als ze nog jong is en bij haar opa en twee zwaarbevindelijke oudtantes opgroeit. Later, na haar studie Nederlands in Leiden, als ze carrière maakt als radiopresentatrice, gaat ze zichzelf Gina noemen. Het tekent de ontwikkeling die ze doormaakt: van refomeisje tot mediavrouw.
”Hoor nu mijn stem” doet denken aan Treurs eerste boek, ”Dorsvloer vol confetti” (2009), maar dan inhoudelijk sterker uitgewerkt. Het gaat nu niet alleen maar over een opgroeiend meisje dat ernaar snakt haar vleugels uit te slaan, maar ook over een volwassen vrouw die, soms een beetje verdrietig, terugblikt en vergelijkt en nadenkt. Bijvoorbeeld over wat geloven is, over wat je verliest en wint als je niet meer gelooft, over hoe je relaties onderhoudt als die inhoudelijke kloof steeds groter wordt.
Het leven van Ina is uiterst herkenbaar voor alle refomeisjes van haar generatie. Als kind: het willen zijn zoals die ene bekeerde oudtante, in het besef van zonde en van oordeel. Als opgroeiend meisje: het verlangen naar een wat breder blikveld en een wat minder benauwend klimaat, naar een leven dat groter is dan wat binnen eigen kring mogelijk is.
Als studente: de kennismaking met christenen van allerlei soort, en zelfs met ongelovigen. Het ongelukkig zijn omdat jij nergens iets van weet, omdat jouw verleden en belevingswereld helemaal niet aansluiten op die van de anderen. De vragen en de twijfels. Het lidmaatschap van de christelijke studentenvereniging, de Bijbelkringen en de belijdenisdiensten.
Maar dan: hoe komt het dat de een de weg gaat van Franca Treurs hoofdpersoon, en de ander niet? De volwassen Gina omhelst een nieuw, rationeel geloof waarin geen plaats meer is voor God. Maar ze laat ook zien dat dat niet meteen gelukkig maakt. Gevoelens van opluchting gaan samen met gevoelens van rouw en verlies. En is het leven in een wereld waarin je jezelf maar moet zien te redden eigenlijk wel zo aantrekkelijk?
De groeiende afstand tot vrienden en familieleden is zwaar om te verdragen, zeker voor Gina, die veel voor haar tantes wil doen en voor wie vriendschappen ontzettend belangrijk zijn. Je ziet het voor je, hoe ze haar werelden gescheiden probeert te houden – toch maar een rok aantrekken als ze bij de tantes op bezoek gaat. Toch maar doen alsof ze elke zondag naar de kerk gaat, omdat ze hen nu eenmaal geen pijn wil doen.
Dat heeft niet alleen te maken met geloof of ongeloof, maar ook met algemeen menselijke vragen zoals „Hoe kun je diepe relaties aangaan en tegelijk jezelf zijn en jezelf laten zien?” Dat maakt het boek ook in algemenere zin herkenbaar voor lezers, ongeacht geloof of achtergrond.
Wat Gina’s nieuwe geloof betreft, eigenlijk is dat helemaal niet zo aansprekend of in filosofische zin overtuigend. Ze valt voor een rationele vorm van atheïsme, en daar wordt de wereld niet mooier of diepzinniger van – geen wonder dat ze haar toevlucht zoekt in de kunst.
Daarom is het interessant Treurs boek te vergelijken met ”De buurjongen” van Jan Siebelink. Siebelink gaat een heel andere kant op: hij zoekt het in de mystiek. Zijn verhaal gaat over de buurjongen van de familie Sievez uit ”Knielen op een bed violen”, die zijn moeder al jong verliest en zich terugtrekt in een wondere wereld waarin werkelijkheid en verbeelding soms door elkaar lopen.
Dat levert een mooi verhaal op, maar wie gedacht had opnieuw een boek over de bevindelijke wereld in handen te hebben, vergist zich. Dit is een ander verhaal dan ”Knielen op een bed violen”, zij het dat het decor en de sfeer hetzelfde zijn, terwijl het mystieke verlangen dat vader Sievez kenmerkte, wel degelijk een vonk heeft ontstoken bij de buurjongen.
Beide schrijvers, Treur en Siebelink, hebben regelmatig verklaard dat ze niet meer geloven, maar dat het geloof hen toch niet loslaat. Ze schrijven erover om tot klaarheid te komen. En ze blijven niet steken bij de buitenkant, maar doen ook een poging te verkennen wat geloven eigenlijk is. Dat valt te waarderen, al zijn hun antwoorden niet bevredigend.
Zowel voor Treur als voor Siebelink geldt: ze proberen te schrijven op een manier die niet aanstootgevend is voor bevindelijke gelovigen. Dat is duidelijk. Maar wat het boek van Treur betreft, is het gegeven op zichzelf –meisje gaat vragen stellen bij de overgeleverde zekerheden– natuurlijk al confronterend en vervreemdend genoeg voor wie in de bevindelijke geloofswereld verkeert.
Niemands verhaal is hetzelfde, niemands ervaringen zijn hetzelfde, niemands zwakke plekken zijn hetzelfde. Daarom is het meestal niet zo heel vruchtbaar om je af te vragen of ‘hét’ bevindelijke leven hier nu wel goed wordt weergegeven, en het is ook niet zo vruchtbaar om in de slachtofferrol te kruipen, je onbegrepen te voelen, verwijten te maken, de auteur te willen bekeren of de schuld voor kerkverlating en geloofsverlies bij wie dan ook te leggen.
Een bescheiden en tegelijk volwassen lezershouding heeft te maken met zelfkennis, kennis van de wereld waarin je leeft en kennis van God. Dat betekent óók dat je je als lezer bewust bent van je eigen zwakke plekken. Word je door twijfelende hoofdpersonen van je stuk gebracht of beschadigd, laat dit soort boeken dan voor wat ze zijn. Soms is onthouding de beste keus.
Maar het kan ook zijn dat je niet meteen bang wordt van twijfels en vragen (omdat je, hopelijk, weet in Wie je gelooft), en dan kan het best verhelderend of inzichtgevend werken om een roman te lezen die je een spiegel voorhoudt. Ook al is het moeilijk om van buitenaf naar jezelf kijken, je eigen gedrag met de ogen van een buitenstaander te zien en je eigen zekerheden onder de loep te nemen. Soms wordt dat nu eenmaal van je gevraagd.
”Hoor nu mijn stem”, Franca Treur; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 446 2912 5; 350 blz.; € 19,99; ”De buurjongen”, Jan Siebelink; uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 234 6830 1; 294 blz.; € 19,99.