Cultuur & boeken

Kindertransporten redden duizenden Joden

„Waarom zou zij dit eigenlijk doen, huilende en boze kinderen die ze niet eens kent uit Duitsland redden?” Lody van de Kamp brengt in zijn nieuwe boek een ode aan Truus Wijsmüller en de andere organisatoren van de kindertransporten: Joodse kinderen uit door Duitsland beheerste gebieden gingen via Nederland naar Engeland, en overleefden daardoor de Tweede Wereldoorlog.

L. Vogelaar
27 January 2017 13:32Gewijzigd op 16 November 2020 09:41
Kindertransport, richting Engeland. beeld Jüdisches Museum Berlin
Kindertransport, richting Engeland. beeld Jüdisches Museum Berlin

Rabbijn L. B. van de Kamp (68) schreef eerder ”Oorlogstranen”, ”Weeskinderen”, ”Alleen”, ”De Joodse slaaf” en ”Dagboek van een verdoofd rabbijn”. Nu is er dan ”Sara, het meisje dat op transport ging”. Op transport, niet vanuit een getto via een doorgangskamp steeds verder naar het oosten, naar een vernietigingskamp, maar westwaarts, om bijtijds aan het antisemitisme te ontkomen.

Sara is een kind van Joodse ouders, in een Duitsland dat steeds vijandiger wordt. Op straat heersen de nazi’s, de bruinhemden. Dwars over de zwarte, marmeren plaat naast de voordeur waarop vaders naam met zijn beroep –advocaat en juridisch adviseur– staat, is op een dag met rode verf ”Jude!” gekalkt, en ook, groot en dreigend: ”SS”.

In het gezin heersen dan ook angst en onrust. De ouders proberen hun kinderen ervoor af te schermen, maar Sara barst los: „Altijd dat geheimzinnige gedoe! Altijd dat gehuil beneden!”

Niet langer veilig

Nood moet hoog stijgen voordat ouders hun kinderen afstaan. Maar het gebeurt. Opeens is neef Shlomi verdwenen, en vader zegt: „Sara, lieverd, dit land is niet langer veilig voor ons.” En: „Volgens mij hebben jullie al wel begrepen dat steeds meer ouders ervoor kiezen hun kinderen te laten vertrekken naar een land waar geen nazi’s zijn. Shlomi kreeg vandaag de kans om met een groep andere kinderen mee naar Engeland te gaan. Vanavond stapt hij op de boot. Daar loopt hij geen gevaar meer om gevangen te worden genomen door mensen die Joden haten.”

„Papa”, vraagt Sara dan. „Sturen mama en u ons ook weg?” Mama draait zich om en loopt de gang in. Papa’s kin trilt. Hij kijkt naar de grond. Niemand zegt een woord.

Op de trein

Sara’s vader mag geen advocaat meer zijn. Omdat hij Jood is. Hij wordt magazijnbediende; zijn handen zijn opeens vies, en het nette pak heeft plaatsgemaakt voor een stofjas. Dan komt de Kristallnacht; 9 november 1938. In het grauwe duister gaat –met de ruiten van Joodse winkeleigenaren– het laatste beetje vertrouwen aan gruzelementen. De synagoge, de sjoel, gaat in vlammen op.

Vier weken later wordt Sara met haar zusje Mirjam plotseling op de trein gezet. Weg van vader en moeder, weg van alles wat vertrouwd is. Levendig beschrijft Van de Kamp de heftige gevoelens die dat losmaakt. Sara denkt als een kind, al is ze veertien.

Zusje blijft in Nederland achter; te jong om mee te gaan naar Engeland. Sara gaat in Hoek van Holland op de boot. Gelukkig wachten aan de overkant een oom en tante; andere kinderen ontmoeten geen enkele bekende.

Grap van Eichmann

De kindertransporten redden zo’n 10.000 jonge Joden het leven. G. Wijsmüller-Meijer (1896-1978) –later VVD-raadslid in Amsterdam– was een van degenen die zich ervoor inzetten. Ze is omschreven als „waarschijnlijk na Raoul Wallenberg de persoon die de meeste Joden heeft gered.” Ze werd in Alkmaar geboren en daar nam de burgemeester dan ook het eerste exemplaar van dit boek in ontvangst.

Wijsmüller vroeg de beruchte nazi Adolf Eichmann 10.000 kinderen naar Engeland te laten reizen. Eichmann wilde een grap met haar uithalen en gaf haar toestemming om vijf dagen later 600 kinderen mee te nemen. Dat zou haar niet lukken, dacht hij. Maar het lukte wel, en op 10 december 1938 vertrok een trein met 600 Joodse kinderen van Wenen naar Nederland. Vijfhonderd van deze kinderen reisden naar Engeland, de andere honderd bleven in Nederland.

Tot het uitbreken van de oorlog in september 1939 organiseerde Truus Wijsmüller transport na transport. Toen de Duitse troepen op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen, zat ze net in Parijs, maar ze was op tijd terug om de 74 Joodse kinderen die in het Burgerweeshuis in Amsterdam waren ondergebracht aan boord te helpen van het laatste schip dat de haven van IJmuiden wist te verlaten, richting Engeland.

Wijsmuller bleef in Nederland actief. Ze reisde ook mee met groepen Joden om hen te helpen uit het veroverde gebied naar Spanje en Portugal te ontsnappen.

Nasleep

Sara had van dat alles geen weet. Voor de oorlog had ook haar vader Engeland weten te bereiken. Moeder en broertje Izaäk zag ze nooit meer terug. Ze ontmoet haar neef Shlomi uit Kleve en overpeinst: „Geen moment hebben we als kinderen in Duitsland kunnen denken dat het leven zo ingewikkeld en meedogenloos zou worden.” En vader duwt zijn samengeknepen handen tussen zijn knieën: „O kind, wat hebben ze ons aangedaan!”

Van de Kamp beschrijft hoe de oorlog ook Engeland raakte, al bleef het land vrij van nazi-overheersing. Hij geeft weer hoe de Joodse kinderen bij Engelse echtparen onderdak kregen, en daar in aanraking kwamen met het christelijk geloof.

De auteur doorloopt de oorlogsjaren in een paar grote stappen, om uit te komen bij de hereniging in 1946 van Sara en haar vader met Mirjam, die kamp Bergen-Belsen ternauwernood overleefde. „Een meisje van vijftien jaar met het gezicht van een oud vrouwtje.”

Hoe het contact van Sara met haar vader tijdens die jaren was, blijft wat onduidelijk. Het boek is er niet minder indrukwekkend om. De nasleep van de oorlog duurde nog een leven lang.

Boekgegevens

”Sara, het meisje dat op transport ging”, Lody van de Kamp; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2017; ISBN 978 90 239 9686 6; 219 blz.; € 17,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer