Prof. W. van ’t Spijker: Geen blijvende woning
Begin dit jaar beklom prof. W. van ’t Spijker, na 65 jaar gepreekt te hebben, voor de laatste maal de kansel. „Mijn stem werd minder. Ik kreeg moeite met spreken, problemen met staan. Ik dacht: Het is verstandig om te stoppen, voordat ik van de preekstoel stort. Maar ik vind het vreselijk moeilijk om niet meer te kunnen preken.”
Met „beving in het hart” deed hij al die jaren onder aan de preekstoel het kanselgebed. „Dat kan ook plankenvrees geweest zijn, maar nee, er was toch meer, iets hogers. Op de kansel sta je alleen, voor Zijn heilig aangezicht. Het is toch onvoorstelbaar dat een mens het Woord van de hoge God mag doorgeven aan anderen. Wat ben je dan afhankelijk van de werking van Zijn Geest. In dat opzicht word je als predikant ingeschakeld en direct ook weer uitgeschakeld. Maar als de Heere werkt, gebeuren er wonderlijke dingen, worden er mensen in het hart geraakt. Dan gaat het Woord open en worden er mensen getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. De Heere gebruikt mensen om te preken, maar preken is geen mensenwerk. Het was in elk geval geen zaak van mijzelf. Op de kansel stond ik niet voor eigen rekening.”
Enkele weken geleden heeft prof. Van ’t Spijker (89) in zijn huis „een zeer serieuze val” gemaakt. Hij kan momenteel niet zo goed uit de voeten. „Mijn rugwervel is ingestort, zeg maar.”
Maar een interview moet wel lukken. „Dat speelt zich alleen maar via de mond af.”
Nog steeds woont prof. Van ’t Spijker in de villa achter de Loolaankerk in Apeldoorn. Het is het huis waar zijn schoonouders, het echtpaar prof. J. Hovius-Daleboudt, ook woonden. „Mijn schoonouders kwamen hier wonen in 1947. Ik heb toen nog helpen behangen. Later hebben wij er zelf met veel plezier gewoond. We hadden acht kinderen. En ik had drie kamers in gebruik voor mijn boeken. We hadden wel een groot huis nodig.”
Op 28 december 2008 overleed zijn echtgenote, na een huwelijk van 58 jaar. Ze was zestien jaar ziek geweest. „Tot op het laatste toe heb ik haar mogen verzorgen. In dit huis liggen veel herinneringen. Ik zit erg aan dit huis aan vast. We hebben geen blijvende stad en ook geen blijvende woning, maar ik kan hier erg moeilijk wegkomen.”
Toch lijkt u een opgeruimd man.
„Dat zeggen de mensen. Maar er is een binnenkant en een buitenkant. Ik ben niet altijd vrolijk, want sommige dingen raken mij ongeneeslijk diep. Het sterven van mijn vrouw. En het sterven van onze dochter Tineke, een halfjaar daarvoor. Tineke was maar 55 jaar. Ik ben er door gekomen, zonder dat ik weet hoe dat precies gegaan is.”
Het werk van God is per definitie van dien aard dat wij, nietige mensen, veel niet kunnen begrijpen, zegt prof. Van ’t Spijker. „Maar Hij zal datgene wat mij in dit jammerdal wordt toegeschikt tot mijn beste keren. Dat lees ik in zondag 9 van de Heidelberger. Zo’n regel repeteer ik weleens in mezelf, steeds weer opnieuw. En soms mag ik er ook de kracht van ervaren. Ik weet dat de Heere alle dingen doet medewerken ten goede. Dat ervaar ik niet op ieder moment van de dag, maar soms toch wel, en dan wel tot op de bodem van mijn ziel.”
Het preken van het Goddelijk Woord behoort volgens de emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken tot de ”ordo salutis”, de orde van het heil. „Dat staat in Romeinen 10: „En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden?” Het is het werk van God om te roepen en te zenden. Anders durfde geen mens de preekstoel op en anders kwam er geen dominee de preekstoel weer af. Dan zou je altijd denken: „Ik moet dit nog zeggen, en dat heb ik nog niet gezegd. Naar de orde van het heil mag je op het goede ogenblik ook ”amen” zeggen. Het zal immers waar en zeker zijn. Dus: amen. Dit was het. Gemeente, dit was wat God vanmorgen tot u zeggen wilde.”
Zondags zit prof. Van ’t Spijker nu onder het gehoor van anderen. „Dat moet ik nog een beetje leren, zeker om niet voortdurend een kritische luisterhouding aan te nemen. Hoewel, ik weet dat ik niet naar een willekeurige dominee zit te luisteren, maar naar iemand die geroepen en gezonden is. Alle reden om mij daar gewillig aan te onderwerpen.”
Willem van ’t Spijker groeide op in Zwolle. Zijn ouders hadden een bakkerij. „Het ging thuis om brood, banket en koek. Veel deeg heb ik er gedraaid, veel brood gebakken. Ik denk dat ik het nog steeds kan. Soms zou ik het nog weleens willen doen, maar ik vrees dat de keuken er zo smerig van wordt.”
Op de meelzolder studeerde u Hebreeuws.
„Nou. En daar zat ik ook de artikelen tegen de remonstranten te lezen. Toen al dacht ik: Laat ik die goed leren, daar kan ik nog veel profijt van hebben.”
Een jongen van zestien die vrijwillig de artikelen tegen de remonstranten bestudeert!
„Ik wist al vroeg dat ik dominee wilde worden. Of dat uit te leggen valt, weet ik niet, maar ik was toen nog maar een jaar of zestien, zeventien. Mijn vader zei er nooit veel over, alleen dat het dienen van de Heere het mooiste was dat er bestond. En dat zei hij op zo’n manier dat ik dacht: „Dat moet wel waar zijn.” Ik ben die kant gewoon uitgeduwd, niet door mijn vader, maar door mijn Vader.”
Toch, als puber al met de remonstranten aan de gang?
„Kattenkwaad uithalen zat niet in mij, daar was ik denk ik te simpel voor. Ik was altijd aan het lezen. En voetballen heb ik nooit gedaan. Ik had op school maar een 6 voor gymnastiek. Ooit kreeg ik er opeens een 8 voor, maar dat was toen mijn vader roggebrood had geleverd aan de gymnastiekleraar. Róggebrood! Dat was op de bon.”
Catechisatie was voor Van ’t Spijker ook een hoogst interessant moment. „Dat ging over dingen die mij boeiden. En ook toen al hadden we ’t over twee en drie verbonden, hoewel ik daar nog niets van snapte.”
Is het van belang, twee of drie verbonden?
„Ik had er toen niets mee en ik heb er nog steeds niets mee. Er is veel strijd over gevoerd, maar dit vraagstuk is voor mij nooit een probleem geweest. In de kerkgeschiedenis is het ook nooit een thema geweest, pas in de twintigste eeuw kwam het aan de orde, wilden sommigen er orde mee scheppen in de kerkelijke verwarring. Maar of je nu van twee of van drie verbonden houdt, we moeten allemaal in de weg van het genadeverbond zalig worden.”
Het Friese Drogeham werd in 1950 de eerste gemeente van ds. Van ’t Spijker. Hij was toen 24 jaar en nog erg onbevangen en onwetend, zegt hij. „Het verging me net als Luther: „Ik ben er als een blind paard ingeleid.” Toen ik in Drogeham geknield onder de geopende Bijbel lag, heb ik niet kunnen bevroeden wat er in het predikantschap allemaal op me af zou komen. Maar die geopende Bijbel in Drogeham hoefde ik niet zelf vast te houden. Dat werd voor mij gedaan. Dat was een beeld dat ik altijd heb vastgehouden. Met vreugde en met een bevend hart ben ik in Friesland mijn weg gegaan. En als het eens niet ging, dacht ik onderweg: „Als ik 30 jaar ben, zal ’t wel iets beter gaan.” Maar het ging nooit beter, wel anders dan ik altijd had gedacht.”
In 1971 werd ds. Van ’t Spijker beroepen tot hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, als opvolger van zijn schoonvader, prof. J. Hovius. „Een jaar daarvoor was ik gepromoveerd, dus ik had kunnen weten dat zoiets kon gebeuren. Toen het eenmaal zo was, was ’t ook goed.”
U was ook achttien jaar lang hoofdredacteur van De Wekker, waarmee u tot de leidende figuren in uw kerkverband behoorde.
„Als het om De Wekker gaat, daarbij had ik veel hulp van mijn vrouw. En verder ben ik er nooit opuit geweest om iets bijzonders te worden. Nee, ik heb geen carrière gemaakt. Nee, ik ben ook geen boegbeeld geweest. Het Führerbegrip kennen we niet in de kerk, want dan wordt alles politiek. „Eén is uw Meester, en gij zijt allen broeders. Behoefte om almaar hoger op de maatschappelijke of kerkelijke ladder te stijgen, is er nooit geweest. Mijn ladder had niet zo veel treden. En de treden die er wel waren, braken nog weleens spontaan doormidden. Ook een hoogleraar en een hoofdredacteur moeten als een bedelaar gezaligd worden.”
De verdeeldheid van de reformatorische kerken noemde u onlangs „een extreme zonde tegen het werk van de Heilige Geest.”
„Ik ben een opgewekt mens, maar van dit probleem moet ik zeggen: „Ik weet het niet meer.” In hoopvolle ogenblikken meen ik dat de eenheid groter is dan dat we op formule kunnen krijgen. Op andere momenten ontvalt me alle moed. Eenheid van de kerk is van de grootste betekenis. Het artikel over de heilige, algemene christelijke kerk in de Twaalf Artikelen komt direct na de belijdenis van de Heilige Geest. De verdeeldheid is een van de hoofdfouten van de reformatorische kerken en die mogen we niet accepteren. Er kan geen sprake zijn van allerlei kleuren. Er is maar één kleur die goed is: die van het bloed van Christus.”
Hoe komen we aan eenheid in de verdeeldheid?
„Zowel plaatselijk als landelijk moet er naar eenheid worden gezocht, en wel in het besef dat wij de eenheid verbroken hebben en dat alleen God die weer kan herstellen. Dit moest ons dermate aan het hart gaan dat daar álles voor moet wijken. Ik ben bang dat het Nederlands protestantisme te gronde gaat aan vastgeroeste principes en ingepeperde standpunten, die in de eeuwigheid geen geldingskracht meer hebben. De wereld moet aan ons niet zien hoeveel nieuwe kerken we kunnen bouwen, niet hoeveel mooie missiologische opvattingen we kunnen formuleren, maar hoe lief wij elkaar hebben.”
Bij uw 50-jarig ambtsjubileum, in 2000, is u door oud-studenten veel lof toegezwaaid. U was belezen, humoristisch, u had veel liefde tot de kerk en uw leus is vooral: hard werken en niet zeuren.”
„Alle lof is betrekkelijk. Het geeft je even een goed gevoel, maar verder koop je er precies niets voor. Ik mág de mensen nu eenmaal graag en ik kán ook geen ruzie maken. Ik heb nog wel een andere leus: Houd vrede met alle mensen, zo veel als in u is.”
Hoe gaat het met uw Christelijke Gereformeerde Kerken?
„We moeten uitkijken voor overstekend wild. Ik bedoel, we worden wel erg breed. Dat is objectief aantoonbaar. Ik houd veel van mijn kerk. Heel veel. Maar als we niet goed gereformeerd blijven, hebben we onze langste tijd gehad. Dat kan echter van elke andere kerk ook gezegd worden, van links tot rechts. Misschien dat dát dan weer een stukje eenheid schept.”
U bent theoloog, maar theologie zakt af naar spiritualiteit.
„En dat is een ontzettende zaak. Als gereformeerde theologie –dat is geen uitvinding van mensen– verwordt tot iets waarbij mensen iets willen beleven, iets waar ze een goed gevoel bij hebben, dan gaan alle ankers ontbreken. Dat komt er nu van als het gereformeerde kerkrecht wordt losgemaakt van de grondslag die ligt in de rechten van Christus, in het besef dat Christus Koning is.”
Gebruikt u Trommius nog?
„Zeker. Trommius is een heel goede concordantie.”
Velen doen het met Google.
„Ik googel ook weleens, maar als het om de heilige dingen gaat, dan valt Google acuut af. Google kan hooguit dienen als wegwijzer naar nuttige literatuur, maar niet als inhoudelijke gids.”
Levensloop W. van ’t Spijker
Willem van ’t Spijker werd op 21 september 1926 te Zwolle geboren. In Apeldoorn studeerde hij theologie. Aan de Vrije Universiteit te Amsterdam promoveerde hij op het proefschrift ”De ambten bij Martin Bucer” (1970). Hij was predikant in de christelijke gereformeerde kerken van Drogeham (1950) en Utrecht-Centrum (1962). Van 1971 tot 1997 was hij hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, als opvolger van zijn schoonvader, prof. J. Hovius. In 1997 ontving hij te Potchefstroom een eredoctoraat in de theologie. Woensdag herdacht hij zijn 65-jarig jubileum als dienaar des Woords.
Lees ook
Prof. dr. W. van ’t Spijker & Martin Bucer – interview (Reformatorisch Dagblad, 06-03-2014)
Kerk heeft dienaars nodig, geen leiders: Prof. dr. W. van ’t Spijker viert 60-jarig ambtsjubileum – interview (Reformatorisch Dagblad, 05-11-2010)
In gesprek met… prof. dr. W. van ’t Spijker n.a.v. terugtreden als hoofdredacteur van De Wekker (De Wekker, 23-04-1999)
Festschrift voor prof. dr. W. van ’t Spijker (Reformatorisch Dagblad, 25-07-1997)
Prof. Van ‘t Spijker krijgt eredoctoraat in Z-Afrika: Oud-president De Klerk reikt onderscheiding uit (Reformatorisch Dagblad, 10-05-1997)
‘Zierikzee’ zegt drie hoogleraren vaarwel (Reformatorisch Dagblad, 27-09-1995)
Bundel met Bucer voor Van ’t Spijker : Vanwege vijfenzestigste verjaardag (Reformatorisch Dagblad, 01-11-1991)
Prof. dr. W. van ’t Spijker krijgt onderscheiding (Reformatorisch Dagblad, 07-11-1990)
Wij spraken met… professor dr. W. van ’t Spijker n.a.v. 40 jarig jubileum (De Wekker, 26-10-1990)
Oratie dr. W. van ‘t Spijker: Kerkrecht bij Bucer niet juridisch, maar pastoraal van aard (Reformatorisch Dagblad, 15-01-1972)
Goddelijk recht en kerkelijke orde bij Martin Bucer – Rede, in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar (Kerkrecht.nl, 14-01-1972)
Afscheid in Utrecht-C dr. W. van ’t Spijker (Reformatorisch Dagblad, 08-12-1971)
Christelijk Gereformeerde Synode besluit: Dr. W. van ‘t Spijker nieuwe hoogleraar (Reformatorisch Dagblad, 16-09-1971)
De actualiteit van Martin Bucers ambtsopvatting – brochure (Willem de Zwijgerstichting, 01-09-1971)