Binnenland

Jan Slomp: een leven tussen kruis en halvemaan

Hij is dé man die de Gereformeerde Kerken leidde in het ontwikkelen van een visie op de islam. Dat betekende onder meer rehabilitatie voor de islamitische profeet Mohammed. Eindelijk, verzuchtten sommigen. Een gevaarlijk dwaalspoor, wisten anderen. Nu, vanaf de zijlijn, kijkt dr. Jan Slomp terug op zijn werk tussen kruis en halvemaan.

Jacob Hoekman
16 January 2015 22:17Gewijzigd op 15 November 2020 15:54
Dr. Jan Slomp. beeld RD, Anton Dommerholt
Dr. Jan Slomp. beeld RD, Anton Dommerholt

Boven, in zijn woning in Leusden, is het „hol” van Jan Slomp, waar bijna niemand wordt toegelaten. Er staan boeken. Heel veel boeken. Van commentaren op de Koran tot de epistels van Anne van der Bijl, de oprichter van Open Doors.

Hij pakt een boekje van de laatste auteur, een generatiegenoot van Slomp, en laat de opdracht zien die Van der Bijl erin geschreven heeft. „Met diepe waardering voor alles wat je hebt gedaan om de naam van Jezus in de moslimwereld bekend te maken”, staat er.

„Ook een gereformeerde jongen”, glimlacht Slomp. „Er zijn er niet veel die zo moedig zijn als hij. We zijn het op onderdelen echt oneens, maar toch vinden we elkaar steeds weer.”

Het gesprek vindt plaats op de vrijdag dat heel Frankrijk op zijn kop staat door de massale klopjacht op de terroristen die een aanslag pleegden op de redactie van het blad Charlie Hebdo. Slomp volgt het nieuws op de voet door middel van zijn iPad.

Voor hem is het duidelijk: de aanslag­plegers bevinden zich op een zijspoor van de islam. „Ik heb hierover ooit gesproken met de Pakistaanse vader van de jihad, Maulana Mawdudi. Ik heb hem toen al gezegd: Uw ideologie is gevaarlijk voor de hele islam.”

Zit die ideologische kant niet van meet af aan ingebakken in de islam?

„Nee, dat geloof ik niet. Mohammed had geen uitgewerkt model voor een staat. De periode van de vroege islam is later erg geïdealiseerd. Ik denk dat je de islam tegen zichzelf moet beschermen. De stroming die geweld veroorzaakt is wel oud, maar gaat niet terug tot Mohammed.”

Moeten we ons niet verzetten tegen iedere moslim die geweld niet ten principale afwijst?

„Nee. Sorry, maar ook de Amerikanen wijzen geweld niet af. Hoeveel oorlogen zijn er niet begonnen met gebed in het Witte Huis?” Op heftige toon: „We hebben boter op ons hoofd tot en mét! Wat denk je dat er gebeurt als een drone zijn lading dropt boven een huis waar juist een bruiloft wordt gehouden, zoals in Afghanistan zo vaak voorkwam? We leren geen fluit van de geschiedenis. Geweld baart geweld.”

De heftige, bijna geëmotioneerde toon waarop hij het zegt, zal nog een enkele keer terugkomen in het gesprek, steeds wanneer het gaat over de zijns inziens veel te geharnaste manier waarop christenen tegen de islam aankijken.

Het tekent Slomp. Hij is de man van de dialoog, van het wederzijdse begrip, van het luisterende oor. Vele tientallen keren kwamen „gereformeerde meisjes” om die reden bij hem als ze ergens in het Midden-Oosten „een knappe moslimjongen” tegen het lijf waren gelopen. „Orthodoxe meisjes zijn aantrekkelijk voor moslims, heb ik gemerkt. Zo’n meisje heeft net als zo’n jongen vaak ook moeite met zaken als de vrouw in een religieus ambt.”

Raadde u zo’n huwelijk af?

„Dat is te stevig geconcludeerd. Elk geval was anders. Ik ben geen voorstander van gemengde huwelijken, alleen al omdat je ziet dat 70 procent vastloopt. Maar ja, die stellen die bij mij kwamen, zeiden natuurlijk allemaal dat ze bij die andere 30 procent hoorden. Ik vond dat ze zelf de conclusie moesten trekken.”

Wat voor rol speelt de Bijbel bij zo’n advies?

„Ik vind niet dat de Bijbel op voorhand nega­tief is over zo’n huwelijk. Bovendien is de tijd van verboden opleggen wel voorbij. Als je dat doet, jaag je hen juist het huwelijk in. Dan gaat men niet meer nadenken.”

Toen zijn vader nog leefde, de bekende verzetsheld Frits Slomp –beter bekend als Frits de Zwerver–, voerden ze samen lange gesprekken hierover. „Hij had moeite met mijn standpunten. Maar ja, hij had geen islam­studie gedaan. Wat hij wist, wist hij door de zendingsblaadjes.”

Zijn vader duikt vaker op tijdens het gesprek. Hij zette, als gereformeerd predikant, in de Tweede Wereldoorlog een enorm netwerk op dat onderduikers verborg voor de Duitsers. In die sfeer groeide de jonge Jan op. Verzet was onderdeel van het normale leven. „Het hoorde erbij, al was het heftig. Een oom bij wie ik tijdens de oorlog logeerde, kwam om in Dachau. Iemand die mij hielp met het schoonmaken van mijn konijnenhok, werd doodgeschoten. Dat maakte diepe, diepe indruk. Ik kan dat nog altijd niet zonder emotie vertellen.

Bij de organisatie die mijn vader had opgericht voor onderduikers waren 15.000 mensen betrokken. Aan het eind van de oorlog waren er 1700 omgekomen. Hij moest weduwen troosten van mannen die hij zelf het verzet in had gesleept. Ik denk dat hij mede daardoor veel sprak over het leven als genadetijd; dat we levensgenade en stervensgenade moeten hebben.”

Hoe was hij als vader?

„Hij was een krachtige persoonlijkheid, soms ook een beetje een dominante man. Maar hij heeft mij en mijn oudere zus niet streng opgevoed. Hij gaf ons de ruimte om zelf dingen uit te zoeken. Bovendien gaf hij ons het voorbeeld om niet terug te schrikken voor uitdagingen die op je afkomen. Om Filippensen 4 te citeren: Ik vermag alle dingen door Hem Die me kracht geeft. Dat vers is voor mij een leidend motief geweest.”

Zijn roemruchte vader is nog altijd belangrijk. Voor hem, en voor anderen. „Toen ik later lezingen hield over de islam kwamen mensen soms meer voor mijn achtergrond dan dat ze in de islam geïnteresseerd waren.”

U bent altijd in zijn schaduw gebleven?

„Ik kan niet eens in zijn schaduw staan. Het feit dat mijn vader een bekende verzetsman was, heeft een stempel op me gezet. Als je zo’n geweldige vader hebt, gaan de mensen ook van jou iets verwachten. Dus dacht ik: 
Ik moet iets presteren. Dat heb ik gedaan door de eerste zendingspredikant te worden die voor de Gereformeerde Kerken in Pakistan ging werken. Als dat moeilijk was, dacht ik: Mijn vader kon dit in oorlogstijd, dus dan ik het in tijden van vrede.”

Met welk doel werd u zendeling?

„Ik was geboeid door de islam. Ik ging uit een stuk nieuwsgierigheid. In de tweede plaats wilde ik christenen dienen in de moslimwereld, want die hebben het vaak moeilijk. En ten slotte leerde ik van Kenneth Cragg, een bekende islamzendeling, dat Christus wel wat meer bekendheid mocht krijgen in die wereld.”

U ging niet in de hoop dat mensen zich zouden bekeren?

„Dat hield de Amerikaanse zending ons voor: bekering is het hoogste doel. Maar ik kwam al vrij snel tot de conclusie dat dat onhaalbaar is. Dat moet het doel niet zijn.”

Christus is de ultieme openbaring van God. Dan wil je toch dat ook moslims dat zien?

„Ja, maar laat moslims dat alsjeblieft zelf ontdekken.”

Daar denkt iemand als Anne van der Bijl toch anders over.

„Ik heb grote bewondering voor hem, maar ik vind Open Doors te stellig. Dat vind ik ook van iemand als Bernhard Reitsma, die het synoderapport voor de PKN over de islam heeft geschreven. In dat rapport zit een sterk defensieve lijn. Dat vind ik niet nodig. We hoeven niet zo verdedigend te zijn richting de islam.”

Is dat verdedigend, of benadrukt zo’n stellingname slechts de uniciteit van Christus?

„Als je die uniciteit te sterk benadrukt, is er geen openheid meer aan de kant van moslims. Ik doe niets af aan de uniciteit van Christus, maar je moet dat mensen niet tegen hun zin opdringen.”

Opnieuw heftig: „Dan heb je níéts begrepen van islamzending. Zie Filippensen 1: Uw liefde moet toenemen door inzicht en fijngevoeligheid.”

U pleit er zelfs voor om Mohammed te erkennen als profeet. Dat is wel het andere uiterste.

„Als Mohammed geen profeet was, waren er vandaag niet 1 miljard moslims geweest. Door Mohammed hebben mensen God gevonden. Dat zeg ik niet alleen, dat zegt ook iemand als de zendingstheoloog J. H. Bavinck. De islam is niet buiten God om ontstaan, zegt hij.”

Dat is nog wat anders dan Mohammed als profeet zien.

„Hij is profeet in de traditie van het Oude Testament, niet de onfeilbare profeet en ook niet de laatste.”

Profeten verwijzen Bijbels gezien naar de weg van verzoening door een ander. Waar is dat aspect bij Mohammed?

„Dat is wel de hoofdweg, maar er zijn ook heel veel andere wegen, zei Miskotte al. De sociale gerechtigheid van Amos kom je bijvoorbeeld tegen in de Koran, met name in de slothoofdstukken. De islam is mede ontstaan door de invloed van het jodendom en christendom. Ik ben daarom blij met alle waarheid die ik in de Koran aantref. En er staat veel waarheid in.”

Is de islamitische heilsweg dus een prima alternatief?

„Dat laat ik aan God over. Dat weet ik niet. Ik denk wel dat Gods barmhartigheid groter is dan onze dogmatische bekrompenheid. Vergeet niet wat het een moslim kost om christen te worden. Toen een toonaan­gevende geleerde in Pakistan christen werd, zei hij me: Mijn vrouw is zwaar psychisch gestoord geraakt; het heeft ons heel veel gekost.

Dat soort dingen maakt me bang voor direct evangeliseren onder moslims. God zal heus wel voor de moslims zorgen die Hem zoeken. Je vertelt gewoon het verhaal en daarna laat je het los. Zo deed ook mijn vader het, als evangelisatiepredikant. Ik hoef niet te evangeliseren.”

Ook op andere punten blijven de over­tuigingen van zijn vader hem achtervolgen. Over levens- en stervensgenade, bijvoorbeeld. Onverwachts: „Daar hoor ik veel te weinig over. Men gaat er toch te veel van uit dat iedereen gelovig is. Over de twee wegen hoor ik nog maar heel weinig preken.”

U bent 82. Is zo’n thema als stervensgenade voor u actueel?

„Ik hoop het te krijgen.” Lachend, een tikje afwerend ook: „Maar ik ben nog niet zover, hoor.”

Wat houdt u over na een leven in dienst van de kerk?

„Dankbaarheid voor wat me geoorloofd was te doen in dit kleine stukje van het Koninkrijk van God. Ik heb gewerkt aan het slechten van barrières. En ik heb ervoor gezorgd dat sommige mensen wat positiever zijn gaan denken over Mohammed. Maar daar wil ik me niet op laten voorstaan. Ik weet heel goed dat ik daarmee niet bij de hemelpoort hoef te komen.”

Waarmee dan wel?

Met de armen over elkaar, bij voorkeur sprekend in de wij-vorm: „Met lege handen die gevuld worden door God. Wij pakken het zelf niet. Bij de avondmaalstafel komen we met open handen.” Even is het stil. Dan: „Ja, dat is voor mij wezenlijk.”


Levensloop Jan Slomp

Jan Slomp (1932) werd geboren in Heemse, bij Hardenberg. Zijn vader, de bekende verzetsman Frits Slomp, was daar gereformeerd predikant. Voor de jonge Jan en zijn zus had het verzetswerk grote gevolgen: het hele gezin moest de laatste oorlogsjaren onderduiken. Na de oorlog studeerde Jan theologie. Hij werd in 1962 predikant in het Groningse Zijldijk en werkte van 1964 tot 1977 voor een christelijk centrum in Pakistan. Na terugkeer werd hij kerkelijk toeruster met het oog op de islam. In 1994 kreeg hij een eredoctoraat van de Theologische Universiteit Kampen. Slomp is getrouwd, kreeg vier kinderen en woont in Leusden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer