Nonnen Beit Jala moe van strijd tegen Israëlische veiligheidsbarrière
BEIT JALA. Israël wil een barrière aanleggen ten zuiden van Jeruzalem. De inwoners van Beit Jala vinden echter dat deze afscheiding te dicht bij hun stad komt te liggen. Het terrein rond een klooster en het land van 58 families zal van de Palestijnse plaats op de Westelijke Jordaanoever worden afgesneden. Er is echter een sprankje hoop voor de tegenstanders: het Israëlische hooggerechtshof wil van het ministerie van Defensie een uitleg over de locatie van de barrière.
In 2006 maakte het leger bekend dat het een barrière aan wilde leggen tussen Jeruzalem en Beit Jala. Deze zou de Cremisanvallei van Beit Jala afscheiden. Daar heeft een nonnenconvent een school voor 300 Palestijnse kinderen. Ook staat er een monnikenklooster dat behoort tot de orde van de salesianen. Verder zijn er 58 families die grond hebben achter de geplande afscheiding. Verder zou een recreatiegebied voor de Palestijnen verloren gaan.
De nonnen vreesden dat ouders hun kinderen van school zullen halen als ze dagelijks een controlepost moeten passeren. Het ministerie van Defensie wijzigde daarop de plannen: het nonnenklooster zou aan de Palestijnse zijde blijven – maar wel aan drie kanten door de barrière worden ingesloten. Het monnikenklooster zou aan de Israëlische kant van de afscheiding terechtkomen. De inwoners van Beit Jala en de mensenrechtenorganisatie St. Yves, die de nonnen vertegenwoordigd, stapten naar de rechter. Die stelde in april 2013 het ministerie van Defensie in het gelijk.
De nonnen lieten het daar niet bij zitten en gingen in beroep bij het hooggerechtshof. Dat gaf het ministerie tot april de tijd om aan te geven waarom de scheiding niet anders kan lopen. Ook gaf het hof defensie het bevel om alle werkzaamheden aan de barrière te stoppen. Het hof neemt naar verwachting eind juli een definitieve beslissing.
Als het monnikenklooster en de bijbehorende bossen bij Beit Jala zouden blijven, zou de Joodse nederzetting Har Gilo aan vrijwel vier zijden omsloten worden door Palestijns gebied.
Kwaad
Johnny Shahwan had op 29 januari eigenlijk helemaal niet in de rechtszaal willen zitten. Jaren geleden is hij er al mee opgehouden om zich met de politiek te bemoeien. „De mensen hier geven het op. Ze zijn moe. Ze zeggen: Wat ik ook doe, er verandert allemaal niks.” Shahwan is directeur van het christelijk cultureel en retraitecentrum Beit Al Liqa. Hij is tevens vicevoorzitter van de Evangelische Raad van Kerken in het Heilige Land en zendeling voor de Deutsche Missionsgemeinschaft.
Hij kocht in het verleden een 3000 vierkante meter tellende plantage met olijfbomen van een oom. Shahwan leende een bedrag en deed acht jaar lang afbetalingen. Hij hoopte op de grond in de toekomst huizen te kunnen bouwen voor zijn kinderen. Op een dag vertelde zijn oom hem dat soldaten achttien bomen markeerden. Dat was kennelijk met het doel ze om te hakken.
Shahwan deed navraag bij de gemeente Jeruzalem. Daar vertelden ze hem dat een deel van zijn land bij de gemeente Beit Jala hoort en dat een ander stuk onderdeel wordt van een groene zone van Jeruzalem. „Eerst was ik heel kwaad. Maar ik zei: God, alles wat ik heb, behoort U toe. Ik stopte met anderen de schuld te geven en met boze gevoelens rond te blijven lopen.”
Enkele weken geleden vertelde de gemeente Beit Jala hem dat er weer een rechtszitting zou plaatsvinden. Shahwan ging met een groep van ruim veertig mensen naar het gerechtshof. „Ik zei: Dit is de eerste keer, en misschien wel de laatste keer. Ze vertelden me dat het niemand toegestaan werd om te spreken. Alleen de advocaten mochten het woord voeren. Ik zat daar en bad de hele tijd. God gaf me rust op de beslissing. Ik was blij toen ik de volgende dag hoorde dat de zaak wordt heropend.”
Shahwan is geen voorstander van een verplaatsing van de barrière – dan zouden anderen de dupe worden. „Ik ben voor het stoppen van de bouw van de muur. Toen ik in Duitsland woonde, zag ik hoe de muur daar voor een scheiding zorgde. Ik geloof niet dat dat Gods wil is.”
Wekelijks gebed
De directrice van de Amerikaanse school in Beit Jala, Grace Abu Mohor, die behoort tot de Assemblies of God, zegt dat haar familie 2 hectare grond in de buurt van het Cremisanklooster bezit. De barrière dient volgens haar de veiligheid niet, maar de mogelijkheid voor Israël om nieuwe nederzettingen aan te leggen. „De mensen hier zijn er moe en ziek van. Ik vertrouw op Degene Die mij recht verschaft. Op een dag halen wij ons recht. Daar bidden we elke vrijdag in de kerk om.” De organisator van het wekelijkse gebed is parochiepriester Ibrahim Shomali. Sinds 2,5 jaar houdt hij wekelijks een mis op het terrein van het Cremisanklooster, die niet alleen door rooms-katholieken, maar ook door andere christenen en belangstellenden wordt bijgewoond. „We besloten naar God Zelf te gaan”, zegt hij in het kantoor van het seminarium waar hij lesgeeft. „God is in staat om de gezindheid van mensen te veranderen en ons recht te verschaffen. Niet alleen aan ons in de parochie, maar aan allen in Palestina.” Als de bouw van de muur doorgaat, zullen christenen volgens hem overwegen Beit Jala te verlaten. „Ze zullen hier geen toekomst hebben. Ik ben bang dat ze het land verlaten en proberen elders een normaal leven op te bouwen. Dat is wat Israël wil. Ze sluiten het land hier af, want ze willen een land zonder mensen.”
Shomali zegt dat de afgelopen vijf jaar jaarlijks vijf tot acht gezinnen zijn parochie verlieten. „Als mensen de kans krijgen om te vertrekken, doen ze het.” Beit Jala telt volgens hem 2000 rooms-katholieken, 600 protestanten, 6000 tot 7000 orthodoxe christenen en 3000 moslims.
Het Israëlische ministerie van Defensie zegt dat de geplande locatie van de barrière „alleen is gebaseerd op veiligheidsoverwegingen.” Het zegt te hebben samengewerkt met de plaatselijke gemeenschap en milieuorganisaties om te zorgen dat er maximale veiligheid ontstaat, terwijl het dagelijks leven van de plaatselijke bewoners zo weinig mogelijk hinder ondervindt. De scheiding krijgt poorten waardoor mensen hun land kunnen bereiken.