De uitgestorven vlakte van kamp Buchenwald
De Luthersteden Eisenach en Erfurt, de Goethestad Weimar: in de Duitse deelstaat Thüringen bevinden zich plaatsen van naam en faam. Dat hetzelfde Thüringen ook het voormalige concentratiekamp Buchenwald herbergt, blijft iets onwezenlijks houden.
De route erheen voert, via Sömmerda, over eindeloze wegen en door stille gehuchtjes. Het heuvelachtige landschap is dezer dagen bedekt met een laag sneeuw. Markvippach, Vippachedelhausen, Ballstedt: afgaande op de kaart zou je zo langzamerhand weleens borden met ”Gedenkstätte Buchenwald” verwachten – maar niets van dat al.
In het dorpje Hottelstedt is het eindelijk raak. ”Weimar 11 km”, wijst een oranje bordje naar links; daaronder ”Buchenwald”. Even verderop een plaquette, ”Todesmarch”, er vlak naast een glazen monument: „Op 11 april 1945 was het dorp Hottelstedt het vertrekpunt van een patrouille van gevechtseenheid 9, 6e pantserdivisie, Amerikaanse 3e Leger, die het concentratiekamp Buchenwald ontdekte.”
Vanaf hier wordt het allemaal nóg stiller, nóg eenzamer. En als de weg het bos bereikt, begin je je toch wat onbehaaglijk te voelen.
Niet lang daarna doemt echter de parkeerplaats met de gebouwen rond ”Gedenkstätte Buchenwald” op. Een paar minuten later sta je bij het voormalige ”Bahnhof”, destijds eindpunt van de dodentreinen, nu een ”Gedenkweg”. Het is nog vroeg – alleen wat vogels laten zich horen. In de verte klinkt het geluid van een tractor van de onderhoudsdienst.
Zo’n 56.000 mensen, onder wie vele duizenden Joden, vonden in dit concentratiekamp op de Ettersberg de dood, honderdduizenden anderen zouden de herinnering eraan hun leven lang met zich meedragen. Ook Dietrich Bonhoeffer bracht hier korte tijd door. Op 3 april 1945 werd de theoloog van de Bekennende Kirche vanuit Buchenwald overgebracht naar Regensburg; vijf dagen later volgde Flossenbürg. Daar werd hij op 9 april 1945, nét voor de Bevrijding, geëxecuteerd, samen met enkele andere verzetslieden.
Nog altijd werpt KZ Buchenwald zijn schaduwen op de bevolking van de omliggende dorpen en steden – waaronder Weimar, de stad van de grote Duitse dichter Goethe, 8 kilometer verderop. „Er wordt meer verzwegen dan verteld dat opa aan Buchenwald heeft geleverd, of dat men op tal van dagen vanwege de rook van het crematorium de was niet buiten kon hangen”, schrijft dr. Michael Haspel van de Evangelische Akademie Thüringen in het boekje ”Wo war Gott im Buchenwald?” (Waar was God in Buchenwald?).
Binnen de, voor een deel nog intacte, omheining van het kamp strekt zich een weidse vlakte uit. De overblijfselen van de tientallen barakken, normaal goed te zien, bevinden zich grotendeels onder de sneeuw. Een van de –sinistere– uitzonderingen vormt het vroegere crematorium, met de schoorsteenpijp. Een foto uit 1945 toont stapels lichamen tegen de buitenmuur aan. Erboven een paar kransen, bij wijze van „eerbetoon.” Diezelfde muur, datzelfde gebouw, is er nóg. Een bordje maant tot stilte.
Plots klinkt, vanuit het niets, het zware geronk van een vliegtuig. Een Transall C-160, een transportvliegtuig van de Duitse luchtmacht, vliegt laag over. Het heeft, op deze vlakte, iets onheilspellends.
Op 11 april 1945 wordt het nationaalsocialistische kamp Buchenwald bevrijd door de Amerikanen. Om al snel daarna opnieuw in gebruik te worden genomen – ditmaal door de Sovjets. Vierenhalf jaar lang, tot begin 1950, is het schitterend gelegen Speziallager 2 opnieuw een oord van isolatie, marteling en dood.