Directeur Noorman van Friedensstimme: Ik ben zelf ook een vrucht van zendingswerk
Eenendertig jaar was Rien Uijl het gezicht van stichting Friedensstimme Nederland. Per 1 mei volgde Geert-Jan Noorman (41) hem op als directeur. Hoe gaat hij dat doen, oprichter Uijl opvolgen? Bijna vertwijfeld: „Ik zou het níét weten. Ik kan dat ook niet alleen, in meerdere opzichten. Maar ik hoop iets van het heilige vuur brandend te kunnen houden.”
Een mooiere start als beginnend directeur van een organisatie die zich inzet voor niet-geregistreerde christenen in de voormalige Sovjet-Unie lijkt niet denkbaar: zijn eerste week bij Friedensstimme bracht Noorman door in Kazachstan. „Een reis die al gepland stond. Maar voor mij heel mooi om te beginnen. Je springt toch op een trein die al lang rijdt.”
Samen met bestuurslid Johan Commelin bezocht hij onder andere enkele niet-geregistreerde baptistengemeenten en hun voorgangers. In de Kazachse stad Almaty woonden de twee een evangelistenconferentie bij. „Indrukwekkend. Wat meteen ook opviel, was de grote plaats die Rien Uijl altijd heeft ingenomen. Mijn gebed is dat de relaties die hij door de jaren heen heeft opgebouwd, door mijn toedoen niet stukgemaakt zullen worden. Ik heb wat dat betreft buitengewoon veel respect voor Uijl en wat hij tot stand heeft gebracht.”
Onder de indruk raakte hij ook van de „hartelijkheid en dienstbaarheid” waarmee mensen –nogal eens voormalige moslims– hen ontvingen. Noorman start zijn laptop, laat wat foto’s zien. „Hier, ook dit was zo’n mooi moment. Een van de voorgangers presenteerde een Kazachse vertaling van de Bijbel, de héle Bijbel, die zojuist gereed was gekomen. Hoe mensen daar dan op reageren – zo blij. De voorganger zei: „Het moment dat een volk een Bijbel in zijn eigen taal krijgt, is een bijzonder moment in het bestaan van dat volk.” En waar wij soms heel wat Bijbels in huis hebben, waren er op dat moment nog maar drie Bijbels in het Kazachs beschikbaar.”
Wie is Geert-Jan Noorman uit Veenendaal?
„Veenendaal, ja. Maar ik ben opgegroeid in Steenwijk, Overijssel. In een niet-christelijk, rood nest – zo rood als karmozijn, zeg ik wel eens. Ik ben zelfs nog een tijdje voorzitter geweest van de plaatselijke afdeling van de Jonge Socialisten, en zat tot over mijn oren in de vredesbeweging. Dat was in de jaren tachtig. We waren anti kernwapens, anti kernenergie, demonstreerden bij de kerncentrale in Dodewaard. Ik herinner me nog dat we werden weggeblazen door waterkanonnen. Heftig.
Totdat ik, op mijn achttiende, de Heere Jezus leerde kennen, via mijn broer. Toen was het afgelopen. Mijn broer studeerde in Enschede. Door middel van evangelisatiewerk van de organisatie Campus Crusade for Christ kwam hij in aanraking met de Bijbel, het christelijk geloof, en ik vervolgens ook. Ik worstelde in die tijd met allerlei vragen, met depressie ook wel. Daar is toen verandering in gekomen. De Zon kwam op in mijn hart en alles zag er anders uit. Ik ben dus zelf ook een vrucht van zendingswerk.”
Hoe reageerde uw omgeving hierop?
„Twee jongemannen die ineens met de grootst mogelijke Bijbels rondlopen – je kunt je voorstellen dat dat bij sommigen irritatie oproept. Anderzijds: mijn vader en moeder zijn in die periode eveneens christen geworden, en een andere broer is dat later ook. Maar het heeft me zeker vrienden gekost, vooral in de kringen van de vredesbeweging. Want die twee gaan niet samen.”
Ook christenen maken wel deel uit van de vredesbeweging...
„Van hen is het merendeel toch vrijzinnig. En er zijn goede mensen bij, met een hart voor vrede. Maar een hart voor God klopt anders.”
Hoe kijkt u terug op uw jaren als vredesactivist? Demonstreren, weggeblazen worden door waterkanonnen: iets spannends heeft het wel.
„Actievoeren, een zekere tegendraadsheid, dat zit er nog steeds wel in, denk ik. Maar verder, nee. Wat betreft de kernwapens: korte tijd later, in ’89, met de Wende, was dat alles eigenlijk geen issue meer.”
In plaats van voorzitter van de Jonge Socialisten wordt Noorman nu voorzitter van Youth for Christ in Steenwijk. „Wat ik had ontdekt, wilde ik doorgeven aan anderen.”
In een vrije baptistengemeente in Enschede laat hij zich dopen. „En misschien wel goed om eens te zeggen: je komt er ook achter hoe diep de kloof is tussen de taal van de kerk en die daarbuiten. Om een voorbeeld te noemen: ik had net geleerd dat Jezus Christus de Heer is, en dat Hij een voorloper had die Johannes de Doper heette. Dan kom je in zo’n gemeente en gaat het steeds over Johannes de Heer. Dat klinkt misschien vreemd, maar alleen al zoiets is bijzonder verwarrend.”
De eerste jaren, zegt Noorman, „wordt er ook van alle kanten aan je getrokken. „Je komt in aanraking met de charismatische beweging, bijvoorbeeld, en dan hoor je dat je in tongen moet spreken. Of dat God rechtstreeks tot je spreekt, zonder Zijn Woord dus, en je je daar voor open moet stellen. En ik zeg niet dat dat helemáál niet gebeurt, maar de Bijbelse lijn is toch dat God tot ons spreekt door Zijn Wóórd, de Bijbel.”
Via Youth for Christ komt hij, eind jaren tachtig, in contact met de zendingsorganisatie Operatie Mobilisatie (OM). Twee jaar verblijft Noorman als zendeling in Zuidoost-Azië: India, Nepal. „Onze reis door Kazachstan riep daarom heel wat herinneringen op. De armoede, maar ook het landschap, de bergen. In Nepal heb je de Himalaya, waar ik ook heb gewerkt. Schitterend.”
Als zijn uitzendtermijn bij OM erop zit, en hij zijn huidige vrouw leert kennen, verdwijnen verdere plannen voor wat betreft het zendingswerk wat naar de achtergrond. Enkele jaren is hij in dienst van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA); in 2005 volgt een managersfunctie bij de VBOK, inmiddels Siriz.
Hoe doet Nederland het als het gaat om de opvang van asielzoekers?
„Ik heb niet echt onder asielzoekers zelf gewerkt, ik hield me meer bezig met beleidszaken. Maar op grond van wat ik gezien heb, vind ik dat er toch wel eens wat te gemakkelijk wordt gezegd dat het allemaal strenger moet. De situatie in asielzoekerscentra is hier en daar écht schrijnend. En sommigen zitten daar jaar in, jaar uit, zonder dat er duidelijkheid komt. Misschien zouden mensen die zo precies weten hoe het anders moet er eens een week moeten gaan wonen.”
Ook op zijn periode bij Siriz kijkt Noorman „met genoegen” terug. „Onder andere ben ik betrokken geweest bij de contacten met de politiek die leidden tot de financiering van het VBOK-huis in Gouda.”
Waar u dit jaar ook uw nieuwe werkkring vond.
„Ik kan me voorstellen dat ik zo nu en dan nog eens een kijkje ga nemen in het opvanghuis, ja... Wat Friedensstimme aangaat: ik kreeg in de periode bij Siriz te maken met flinke rugklachten, heb het afgelopen jaar ook een aantal maanden thuisgezeten. En dan bid je, en zucht je: hoe zal het verder gaan? En net toen ik weer wat energie begon te krijgen, zag ik in de krant de vacature bij Friedensstimme. Ik heb gesolliciteerd, en ben aangenomen. En ik bedoel dit echt niet alsof ik wel even kan bepalen wat Gods leiding is, alsof dat een soort puzzel is; maar soms kun je het wel zo ervaren.”
In hoeverre was de –reformatorische– identiteit van deze organisatie, gezien uw achtergrond, nieuw voor u?
„Die was niet nieuw voor mij, zeker niet. Mijn vrouw komt uit de reformatorische wereld, heeft ook in Gouda op de pabo, De Driestar, gezeten. Na ons huwelijk zijn we lid geworden van de hervormde gemeente in Veenendaal, de Julianakerk, in de wijk waar wij wonen. Daar hebben we onze dochters ook uit overtuiging laten dopen.
Toen wij verkering kregen, was ik eigenlijk kerkloos. Dat kwam zo: in een evangelische gemeente waar ik had gesproken, was ik in aanvaring gekomen met een deel daarvan. Waarom? Ik had de Heere Jezus mijn God genoemd. En dat kon niet, want een deel van deze gemeente geloofde niet dat Jezus ook God is, ontkende de drie-eenheid! Ik kwam er toen achter dat er ook in de evangelische wereld vrijzinnigheid heerst – en daar kon ik niet meer in meekomen. Iemand voor wie Jezus niet God is, kan ik mijn broeder niet noemen. Het mooie van de gemeente, het kerkverband, waarvan we nu lid zijn, is dat ik me er in dat opzicht ook veilig kan voelen. Er ligt veel vast, in de belijdenisgeschriften bijvoorbeeld.
Wat mij in Friedensstimme erg aanspreekt, merkte ik voor het eerst op een ontmoetingsdag die ik vorig jaar bijwoonde. Daar komt werkelijk iedereen: van evangelisch tot Gereformeerde Gemeenten in Nederland. En allen weten zij zich betrokken bij het werk van Friedensstimme.”
Meer dan drie decennia vormde Rien Uijl de motor achter Friedensstimme Nederland. Hoe volg je een oprichter op?
„Ik zou het níét weten. Maar ik hoop iets van het, zeg maar, heilige vuur brandend te kunnen houden. Het was voor mij daarom een hele opluchting dat hij voorlopig op de achtergrond beschikbaar blijft. Rien Uijl neemt in het bestuur de plaats in van Johan Commelin, die na tien jaar vertrekt. Waarbij hij heel duidelijk heeft gezegd: Jij bent nu de directeur, maar ik ben beschikbaar.”
Hoe zou u uw, om het maar hedendaags uit te drukken, leiderschapsstijl willen omschrijven?
„Wat mij in de achterliggende weken steeds weer is opgevallen, is hoe bescheiden, dienend de medewerkers, en ook de vrijwilligers, van Friedensstimme zich opstellen. Biddend wordt geprobeerd het werk te doen. Dat spreekt me erg aan. Als mensen me de vraag stelden wat ik nu precies ging doen, zei ik: Ik word opperhoofd voetwassing. Zo ervaar ik het ook echt.
In Kazachstan kwam ik díé houding ook steeds tegen. Zó afhankelijk. We ontmoetten een voorganger en zijn vrouw, en het kwam tot een gesprek. Op de foto stonden zijn kinderen: een dochter, een zoon en nog een dochter. Intelligente kinderen, zo voor het oog. „Wat doen zij voor werk?” „Onze oudste dochter is poetser. Onze zoon is vrachtwagenchauffeur. En onze jongste dochter poetst ook.”
Blijkbaar zag hij ons een beetje verbaasd kijken, want toen zei hij: „Jarenlang hebben mijn vrouw en ik aan de Heere gevraagd of er geld mocht komen zodat onze kinderen konden gaan studeren. Maar dat gebeurde niet. Daaruit hebben we afgeleid dat de Heere dat níét wilde. En nu doen onze kinderen dit werk – en ze doen het graag.” Zo’n houding: indrukwekkend. Al zeggen ook veel christenen in de voormalige Sovjetlanden dat ze ten tijde van de vervolgingen veel afhankelijker leefden dan nu.”
Hoe staat het er als het gaat om christenvervolging voor in deze landen?
„Het verschilt een beetje per land. In Kazachstan verschilt het per gebied. In landen als Oezbekistan en Turkmenistan is de situatie op een aantal plekken zorgwekkend en zwaar. In Centraal-Azië als geheel zien we de druk wel toenemen.”
In hoeverre is er in de toekomst een nieuw ”ijzeren gordijn” te verwachten, maar dan van de kant van de islam?
„Je weet het niet. Wie zal zeggen wat de gevolgen zijn van wat er nu in de Arabische wereld gebeurt? Kazachstan, om maar een land te noemen, ligt vlak bij Iran. Het kan op dit moment alle kanten op gaan. Eén ding staat voor mij wel vast: God gaat door, ook in deze landen.”
Levensloop Geert-Jan Noorman
Geert-Jan Noorman (41) is sinds 1 mei directeur van Friedensstimme Nederland, gehuisvest in Gouda. Friedensstimme richt zich met name op het ondersteunen van christenen in de voormalige Sovjet-Unie bij hun evangelisatie- en zendingsactiviteiten. De stichting stelt, aldus haar website, ruim honderd evangelisten in staat zich volledig te wijden aan de verkondiging van het Evangelie en voorziet hen van lectuur en middelen voor vervoer.
Noorman nam de fakkel over van Rien Uijl, die op 2 juni met pensioen gaat. Hij is gehuwd en vader van drie dochters. Het gezin is lid van de hervormde gemeente te Veenendaal (Julianakerk).