Vuurwerk in Apeldoornse aula
Was Franciscus Ridderus een nadere reformator? Zonder meer, aldus ds. G. Schaap in zijn dissertatie waarop hij donderdagmiddag in Apeldoorn promoveerde. Ridderus dient zelfs als een hoofdvertegenwoordiger van de Nadere Reformatie te worden beschouwd. Toch niet, meent een van zijn opponenten, prof. dr. W. J. op ’t Hof. Vuurwerk in de Apeldoornse aula.
Aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken verdedigde ds. Schaap, hervormd predikant te Hellouw, donderdag in het openbaar zijn proefschrift ”Franciscus Ridderus (1620-1683). Een onderzoek naar zijn theologie, bronnen en plaats in de Nadere Reformatie”. Zoals gebruikelijk kreeg een aantal opponenten de gelegenheid de promovendus te bevragen op de uitkomsten van zijn onderzoek.Oud-legerpredikant dr. J. van Eck vroeg zich als „bevriende opponent” onder meer af hoe afwijzend Ridderus nu écht stond ten opzichte van toneel, toch een duidelijk item binnen de Nadere Reformatie. Ds. Schaap: „Naar mijn weten waarschuwt Ridderus slechts één keer expliciet tegen komedie in de schouwburg. Waarom slechts één keer? Ik krijg daar niet echt de vinger achter. Van ongeoorloofd vermaak moet hij in elk geval niets hebben, daar waarschuwt hij tegen. Het woord toneelspelen komt in zijn woordenboek niet voor. Maar er is ook verantwoord vermaak. Uit zijn boek ”De Tafel des Heeren” blijkt dat Ridderus over een grote fantasie en verbeeldingskracht beschikte. Hij had ook onmiskenbaar literaire kwaliteiten.”
Prof. dr. A. de Reuver, copromotor van ds. Schaap, merkte op dat diens proefschrift in een leemte voorziet. „Overigens zal uw conclusie straks nog wel wat vuurwerk ontsteken, vermoed ik.” Die conclusie, contra onder anderen prof. Op ’t Hof, luidt kort gezegd dat Ridderus als een van de hoofdvertegenwoordigers van de Nadere Reformatie moet worden beschouwd.
Gereformeerd piëtisme
Het vuurwerk kwam er inderdaad toen prof. Op ’t Hof het woord kreeg. De bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de Vrije Universiteit gaf aan er „heel content” mee te zijn „dat er na zeventien jaar eindelijk weer een dissertatie verschijnt die het gereformeerd piëtisme tot thema heeft.”
„Ik zeg dus”, zo vervolgde hij, „gereformeerd piëtisme; ik zeg niet: Nadere Reformatie.” Richting de aanwezigen: „De promovendus beweert dat Ridderus echt een man van de Nadere Reformatie was en gebleven is; ik heb gesuggereerd dat hij wel zo begonnen is, maar dat hij zich daar later, rond Adrianus de Herder, Jacobus Koelman, van heeft gedistantieerd. Wie heeft er nu gelijk?”
De voorzitter van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR) droeg vervolgens een passage voor uit een van de werken van Ridderus, ”De Weegschale der Feest-dagen”. Daarin zegt Ridderus dat het wenselijk zou zijn dat de overheid zich met de interne gang van zaken van de kerk gaat bemoeien, omdat de kerk zelf niet in staat blijkt haar „huishouden” fatsoenlijk te doen.
Prof. Op ’t Hof: „Wat Ridderus hier schrijft, is zó tegengesteld aan het streven van de Nadere Reformatie. Dit was een van de meest aangelegen punten.”
Maar er is meer, zo zei de hersteld hervormde predikant. „U verwijst naar een klein boekje van Ridderus, uit 1657. Maar dat was zijn beginperiode. Hij schreef dit lang voor zijn confrontatie met De Herder, in Bleiswijk. Hij komt daarna niet meer terug op de noodzaak van een grondige reformatie. Daar hoor je hem nooit meer over. U baseert zich op zeven bladzijden uit dat werkje, terwijl Ridderus in totaal 27.527 pagina’s heeft geschreven. Moeten we dan van u vernemen dat Ridderus een nadere reformator is geweest? Graag beluister ik uw weerwoord. Maar nog veel liever dat u ruiterlijk en ridderlijk toegeeft dat u het mis hebt.”
De promovendus gaf aan het antwoord „op dit moment” schuldig te moeten blijven.
Ietwat jammer was overigens toch wel dat zijn opponent een van de stellingen bij het proefschrift ongenoemd liet: ”De stelling van W. J. op ’t Hof dat het merendeel van hen die piëtistisch gezind zijn sinds 1 mei 2004 in de Hersteld Hervormde Kerk en niet in de Protestantse Kerk in Nederland aanwezig is, kan wetenschappelijk niet worden aangetoond.”
Huisgodsdienst
Na prof. Op ’t Hof kregen prof. dr. W. Verboom, prof. dr. W. van ’t Spijker en prof. dr. T. M. Hofman nog het woord. Prof. Verboom wierp onder andere de vraag op of de wortels van de huiscatechisatie niet verder teruggaan dan op het Engelse puritanisme, zoals ds. Schaap stelt. „Aannemelijk is, lijkt mij, dat het verschijnsel huisgodsdienst, huisdevotie, zo oud is als de Reformatie zelf.”
Het ”Hora est” (Het is tijd) klonk.
In zijn slotwoord legde de rector van de Apeldoornse universiteit, prof. dr. H. J. Selderhuis (promotor van ds. Schaap), er de vinger bij dat de predikant uit Hellouw jarenlang stukadoor was geweest, maar nu tot doctor in de godgeleerdheid was gepromoveerd. „Zo kan de Heere met mensen een weg gaan.”