Ds. C. Harinck: Het vroege christendom houdt ons een spiegel voor
Met zijn jongste boek voert ds. C. Harinck de lezers terug naar de bron van het christendom. Tot lering, bemoediging en verootmoediging. „Te midden van zo veel uiterlijkheid en beschouwelijkheid verlang ik naar een christendom van het hart.”
De vanzelfsprekendheid van het christendom is in de westerse wereld voorbij. Alles wat eraan herinnert, wordt in hoog tempo gesloopt. Het stelt christenen voor nieuwe vragen. Is het christelijk geloof uniek en Jezus werkelijk de enige Weg tot zaligheid? De beste manier om tot een antwoord te komen, is onderzoek naar de oorsprong van die overtuiging, weet ds. C. Harinck uit ervaring. Het bracht de 90-jarige emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten tot het schrijven van zijn jongste boek. „Ik liep al lang met die gedachte. Nu is deze wens vervuld.”
Het onderwerp ligt u na aan het hart?
„Ja, door mijn afkomst. Toen ik naar de kerk ging, kreeg ik veel kritiek van mijn vader, een overtuigde socialist. Hij beschouwde het christendom als een door mensen verzonnen filosofie, net als de andere religies. De boze plaagde me ermee dat hij misschien wel gelijk had. Tijdens mijn zoektocht vond ik in een boekwinkel in Goes ”Het geloof en zijn moeilijkheden” van prof. Bavinck. Hij laat in dit boek zien dat het christelijk geloof aansluit bij de diepste vragen van het menselijk hart. Ik hoop dat mijn boek voor anderen die rol mag vervullen.”
Wie hebt u ermee op het oog?
„Vooral de jongeren. Velen weten niet meer dat het ware christendom een zaak van het hart is. Dat is treffend verwoord door de Schotse theoloog Henry Scougal in zijn boekje ”The life of God in the soul of man”. „Niet meer ik, maar Christus leeft in mij”, zei Paulus. Alleen als de liefde van Christus in je hart is, kun je staande blijven in deze wereld. Met rechtzinnigheid red je het niet.”
Velen weten niet meer dat het ware christendom een zaak van het hart is
Waardoor raakte u overtuigd van de waarheid van het christendom?
„Ten diepste door Gods Geest, maar Hij gebruikte daarvoor mijn meisje, met wie ik zo lang getrouwd ben geweest. Zij was diep overtuigd van het bestaan van God, de realiteit van hemel en hel, de noodzaak van bekering, het offer van Christus. Ze bond die zaken op mijn hart en adviseerde me de Bijbel te lezen, te beginnen met Mattheüs. Dat heb ik gedaan. Het was me vaak wonderlijk te moede. De figuur van Jezus werd een levende werkelijkheid voor mij. Door wat Hij deed, maar vooral door Zijn uitspraken. Een ervan trof me in het bijzonder. „Voorwaar, voorwaar zeg ik U: Die Mijn Woord hoort en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.” Met grote majesteit drong dat woord in mijn ziel. Dít is de waarheid.”
Wat is de opvallendste parallel tussen onze tijd en die van de eerste christenen?
„Net als wij leefden ze in een wereld met vele godsdiensten en opinies. Een wereld ook die opging in brood en spelen. Tegelijk was er een zekere vermoeidheid ten aanzien van die zaken, omdat ze het hart niet vervullen. Velen waren bezig met de onsterfelijkheid; er is een leven na dit leven. Dat besef is er vandaag veel minder. Het is mijn verlangen dat ook de westerse wereld moe wordt van brood en spelen en op zoek gaat naar de zin van het leven. Dat maakt het hart ontvankelijk voor het Evangelie.”
Tegenover de opbloei van het christendom toen staat de massale afval van nu?
„Dat is inderdaad een groot verschil. Of er nog een brede herleving zal komen, zoals veel oudvaders menen, weet ik niet. Wel weet ik dat bij elk mens diep in het hart een onrust leeft die alleen God kan wegnemen.”
Wat maakt bestudering van het vroege christendom voor u zo inspirerend?
„Het pure ervan, door de hartelijke verbondenheid aan Christus, vanuit het diep doorleefde besef: Hij heeft mij vrijgekocht met de dure prijs van Zijn bloed. Daarom was het voor de eerste christenen onmogelijk om de keizer ”kurios” te noemen. Ze wilden hem wel eren, maar konden hem niet vereren. De liefde tot Christus gaf hun een sterke drang om over Hem te spreken. Ze keerden de wereld niet de rug toe, maar hadden medelijden met mensen die zonder God op weg waren naar de rampzaligheid.”
Tegelijk geeft een brief als die van Paulus aan de gemeente van Korinthe geen rooskleurig beeld?
„De eerste christenen kwamen uit een zedeloze wereld. De aantrekkingskracht daarvan was men niet zomaar kwijt. Daar hebben we allemaal last van. Het leven van een christen gaat gepaard met vallen en struikelen, maar ze lieten zich in Korinthe wel door Paulus gezeggen en kwamen tot inkeer. We moeten de situatie in de eerste gemeenten inderdaad niet verheerlijken. Er waren dwalingen en ontsporingen, maar de werfkracht overheerste toch.”
Opvallend is de sterke gerichtheid op de heilsfeiten.
„Dat zou nog steeds zo moeten zijn. Wat God in Christus heeft gedaan, dient centraal te staan. Het geloof rust op feiten; daar hebben de apostelen de christenen mee vertroost. Nu gaan veel preken in bevindelijke kring vaak alleen over de weg van de bekering. Dan is er iets ontspoord. Die ontsporing kan er evenzeer zijn naar de andere kant. De heilsfeiten bepalen ons ook bij de vraag waaróm ze hebben plaatsgevonden. Dan komen we bij onze val, zonde en ellende terecht. De Heidelbergse Catechismus verbindt de heilsfeiten steeds met het persoonlijke nut ervan. Het werk van de Heilige Geest brengt ervaringen met zich mee. Het is niet verkeerd om die in de prediking naar voren te brengen, mits het Bijbelse ervaringen zijn. Belangrijk is dat we goed naar de tekst luisteren in plaats van naar onze eigen ideeën. Dat bewaart voor eenzijdigheid en ontsporing.”
Hoe verklaart u de concentratie op de Bergrede bij de eerste christenen?
„Deze mensen kwamen vanuit het heidendom en hebben zich afgevraagd wat het christendom inhoudt en wat het van je vraagt. Daarop gaf de Heere Jezus in de Bergrede het antwoord. In bevindelijke kring ligt dikwijls de nadruk op bepaalde innerlijke ervaringen als bewijs van geestelijk leven. De eerste christenen legden de nadruk op de praktijk van het christenleven. De heiliging van het leven was het bewijs van het echte geloof. Die zijde van de apostolische leer zou onder ons meer aandacht mogen hebben. Wie werkelijk in Christus is, die is een nieuw schepsel. Er is zo veel beschouwing zonder liefde tot God en tot de naaste.”
Als een mens in zijn ziel wat van God en Christus mag beleven, is daar altijd iets unieks in
U wijst ook op de centrale plaats van de doop bij de Vroege Kerk.
„Ja, voor een heiden die christen werd, was de doop een markeringspunt: het definitieve afscheid van je vroegere leven. Dat hebben de eerste christenen diep gevoeld. Ik heb het op dezelfde wijze beleefd. Zolang ik niet gedoopt was, voelde ik me nog steeds heiden. Ik hoorde niet bij Christus en Zijn volk.
De kinderdoop werd aanvankelijk vooral gezien als wijding van de kinderen aan God en Zijn dienst. Over het verbond hoor je niet. Het dopen van kinderen was in de eerste eeuwen overigens meer uitzondering dan regel. Dat veranderde pas aan het einde van de derde eeuw, door toenemend zicht op de erfzonde, in de strijd met Pelagius, en op de overeenstemming tussen het Oude en het Nieuwe Testament. De gelovige heidenen ontvangen de belofte van Abraham en zijn met hun kinderen begrepen in hetzelfde verbond. Gods Geest heeft de kerk hierin geleerd en geleid. Door de Reformatie werd het Bijbelse verbondsdenken nog sterker.”
Wat is voor u de kracht van de kerkvaders?
„Hun concentratie op de liefde van God, bewezen in Christus. Daarom lees ik graag in werk van Ireneüs, Ambrosius, Chrysostomus en Augustinus, al vind ik hun uitleg vaak te allegorisch. Bij de latere kerkvaders zie je een toenemend moralisme, mede door de vraag hoe heilig een christen kan worden. Dat gaf een terugtrekking uit de wereld, terwijl de eerste christenen die juist wilden winnen voor Christus. Ze beoefenden een naar de wereld toegewend vreemdelingschap.”
Wat heeft het schrijven van dit boek met uzelf gedaan?
„Het verwekte een heimwee naar de tijd van de eerste christenen en een gevoel van persoonlijk tekort. Zou ik staande zijn gebleven als ik alleen een paar korreltjes wierook ter ere van de keizer hoefde te branden om het leven te behouden?”
Wat zou het een zegen zijn als er weer wat terugkeerde van het spontane, het ongekunstelde
Ziet u dit boek als uw geestelijk testament?
„Nee, ik zie het als een spiegel, voor mezelf en voor de kerk. Te midden van zo veel uiterlijkheid en beschouwelijkheid verlang ik naar een christendom van het hart. Verbonden met de levende Christus, Die ons kocht met Zijn bloed. Wat zou het een zegen zijn als er weer wat terugkeerde van het spontane, het ongekunstelde. Zelfs de verwoording van geestelijke ervaringen is in vaste vormen gegoten. Als een mens in zijn ziel wat van God en Christus mag beleven, is daar altijd iets unieks in, behorend bij die persoon. Laten we daar dan ook de ruimte voor geven.”
Het fundament van het christendom, ds. C. Harinck; uitg. Den Hertog; 272 blz., € 24,90