Tabitha van Krimpen doet een appel om twintiger bij de kerk te houden
In de kerk vallen twintigers vaak tussen wal en schip, schrijft Tabitha van Krimpen (25) in haar boek ”Bottom-up kerk”. Om er als gemeente voor deze groep te zijn, moet volgens haar het traditionele denken op z’n kop.
Kinderoppas, jeugdclubs, catechisatie: voor kinderen en tieners zijn er vaak genoeg activiteiten in de kerk. Maar dan komt er een groep die vergeten schijnt te worden: de twintigers. Voor hen mag er meer aandacht zijn, vindt Van Krimpen, lid van de Protestantse Kerk in Nederland, bedrijfskundige, masterstudent theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit en van 2021 tot 2022 Jonge Theologe des Vaderlands.
Hoe kunnen twintigers bij de kerk betrokken worden?
„In de gemeente is er vaak een selecte groep, vaak de kerkenraad, die de koers bepaalt. Ik stel voor om iedereen –inclusief twintigers– mee te laten denken over wat je als geloofsgemeenschap belangrijk vindt. Dus niet: „Wat zouden jongeren van ons beleid vinden?”, maar: „Welke jongeren beslissen mee met de visie?”
Een kerk voor twintigers is een kerk voor iedereen, stelt u. Hoe zit dat?
„Als jong en oud samen optrekken, zal dat voor heel de gemeente goed zijn. Zo ben ik voorstander van een mentorconstructie waarbij jong en oud samen optrekken door bijvoorbeeld één keer per maand samen te wandelen of te eten. De oudere ziet dan in welke leefwereld de jongere leeft; de jongere ontdekt dat de oudere vroeger met dezelfde vragen zat en daar nu mee om weet te gaan.”
Botsen de overtuigingen van deze generaties niet?
„Soms wel, maar als je niets doet, verdwijnen er veel jongeren uit de gemeente. Ze zijn teleurgesteld omdat ze niet de ruimte krijgen om te zoeken of vragen te stellen. Een statische kerk die alles wil houden zoals het was, kan niet de oplossing zijn. Ook in een kerk waarin veel jongeren zitten, kunnen ze geestelijk al afgehaakt zijn. Ga het gesprek met elkaar aan en overweeg hoe de traditie levend gehouden kan worden.”
Generaties veranderen altijd. Moet de kerk daar steeds rekening mee houden?
„Ik geloof niet dat geloofsgemeenschappen met elke wind van leer mee moeten waaien. Maar juist als je zelf weet waar je staat, kun je het gesprek met anderen aangaan, zonder bang of terughoudend te zijn. Theologisch gezien mag de kerk een tegengeluid laten horen in deze tijd. Veel jongeren zijn gestrest, raken burn-out, hebben het gevoel altijd bereikbaar te moeten zijn. De gemeente kan de plek zijn waar je niet hoeft te presteren. Daar gaat het over de rafelranden van het leven, de zondigheid van de mens. De kerk moet een standpunt innemen, maar dan wel in verbinding met de vragen die er in de huidige samenleving bestaan.”
De kerk is van de Heere. Hoe komt dat terug in uw concept ”bottom-up kerk”?
„Ik geloof dat we opmerkzaam moeten zijn op waar God Zich nu laat vinden. Hij is in de hele wereld aanwezig, niet alleen in de kerk. Ik zie bij kerken soms een verstarring: „Zo hebben we het altijd gedaan, dus zo blijven we het doen.” Ik vind dat niet passen bij een gelovige houding, waarin je op God vertrouwt.
Als ik de Bijbel lees, zit daar altijd weer een verrassingselement in. De eersten zullen de laatsten zijn bijvoorbeeld. Of juist de zwakste die er het meeste toe doet. Daar zit een bepaalde ”omkeringsgedachte” in, die een appel doet en je wakker schudt. Wie tellen er in de kerk mee? Alleen de mensen die van vergaderen houden, of iedereen? Laat ook twintigers een gelijkwaardige plek krijgen in de gemeente.”